Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, met producties, ter griffie ontvangen op 29 april 2016;
- het verweerschrift, met producties;
- de brief d.d. 20 mei 2016 van de gemachtigde van de Stichting, met producties;
- de brief d.d. 25 mei 2016 van de gemachtigde van de Stichting, met producties;
- de brief d.d. 30 juni 2016 van de gemachtigde van [verweerder], met producties;
- de brief d.d. 8 juli 2016 van de gemachtigde van [verweerder], met daarbij gevoegd een ‘akte houdende toevoeging nevenvordering wedertewerkstelling’;
- de brief d.d. 8 juli 2016 van de gemachtigde van de Stichting, met producties.
mr. D.G. van der Mark. Voorts is [verweerder] in persoon verschenen, met zijn partner, bijgestaan door de gemachtigde mr. J.K. Bekhof. De gemachtigden hebben aan de hand van een door ieder van hen overgelegde pleitnota het eigen standpunt toegelicht. Deze pleitnota’s zijn aan het procesdossier toegevoegd. Ook partijen zelf zijn in de gelegenheid gesteld een mondelinge toelichting te geven. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter zitting is besproken.
2.De vaststaande feiten
de mediation ondanks de constructieve inzet van partijen en hun adviseurs niet tot een oplossing heeft geleid’.
3.Het geschil
4.De beoordeling
5.De beslissing
vrijdag 19 augustus 2016 te 12.00 uurin de gelegenheid het ontbindingsverzoek door middel van een aan de griffie gericht schrijven (met afschrift aan de gemachtigde van [verweerder]) in te trekken, waarbij bepalend zal zijn het moment van ontvangst van dat schrijven ter griffie;
€ 16.938,- bruto en een billijke vergoeding ad € 20.000,- bruto toe, beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf een maand te rekenen vanaf de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tot aan de dag der algehele voldoening;