Uitspraak
1.Het procesverloop en de processtukken
“Pedofielen en jihadisten zijn lastig te straffen”;
2.Het verzoek en het verweer daartegen
“Pedofielen en jihadisten zijn lastig te straffen”.De door de voorzitter in dat artikel gedane uitlatingen leveren voor de verdediging reden op om te veronderstellen dat de voorzitter vooringenomenheid koestert. In dat interview laat de voorzitter zich uit over straffen voor jihadisten. Ik citeer de volgende passage uit het interview, op pagina 2, “
Je kijkt als rechter ook altijd naar de effectiviteit van een straf. Of een proeftijd met bijzondere voorwaarden werkt voor deze categorie daders, weten we niet. Ook ziet de reclassering soms geen aanknopingspunten voor begeleiding van deze daders. In zo’n geval moet de rechter terugvallen op zijn klassieke strafopvatting: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.”Indien de strafkamer tot bewezenverklaring komt, zal zij een beslissing moeten nemen over de op te leggen straf. De reclassering rapporteert in de zaak tegen mijn cliënt geen uitspraak te kunnen doen omtrent de recidive. De verdediging is voornemens onder meer te gaan pleiten voor een voorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de inhoud van het interview is bij verzoeker de indruk ontstaan dat hij geen fair trial krijgt en dat de voorzitter niet openstaat voor oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Dat was ook het geval in een strafzaak, waarin deze rechtbank op 8 juni 2015 uitspraak heeft gedaan. Daar heeft de rechtbank de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Ook in die zaak was deze rechter voorzitter van de meervoudige kamer voor strafzaken. Gezien het interview in combinatie met deze uitspraak is er bij verzoeker sprake van vrees van vooringenomenheid van de rechter.
“De rechtbank ziet, gelet op de ernst en aard van het misdrijf, het voornoemde hoog gemiddelde recidiverisico en het hoge risico op onttrekken aan voorwaarden, geen aanleiding om een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm, al dan niet met bijzondere voorwaarden, op te leggen”.
3.De beoordeling
“Bij uitzondering stemde de magistraat een maand geleden toe met een interview. Hij wil zich niet uitspreken over specifieke zaken, wel over terrorismerechtspraak in het algemeen. Van der Groen zegt dat het in dit type zaken moeilijk is een strafmaat te bepalen. Volgens hem is nauwelijks iets bekend over de effectiviteit van straffen voor jihadisten. En dat is lastig voor een rechter die de straf moet bepalen”.
soms(cursief rechtbank) geen aanknopingspunten ziet voor begeleiding van deze daders. De combinatie van beide zinnen vormt naar het oordeel van de wrakingskamer een uitspraak van algemene aard. Die zinnen vormen des te minder aanleiding voor de conclusie dat sprake is van een objectief gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid van de rechter, wanneer bedacht wordt dat uit de slotregel van die alinea en de vervolgalinea van het interview blijkt dat andere opties dan onvoorwaardelijke gevangenisstraf de voorkeur hebben van de rechter. Letterlijk staat in het interview:
4.De beslissing
mr. J. van der Groen.