ECLI:NL:RBROT:2016:5564
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de AFM tot het vorderen van inlichtingen van een in het buitenland gevestigde persoon in het kader van toezicht op de naleving van de Wet op het financieel toezicht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 juli 2016 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die in Luxemburg woont. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) had aan de verzoeker een last onder dwangsom opgelegd wegens het niet verstrekken van gevraagde inlichtingen in het kader van een onderzoek naar de activiteiten van een in Nederland gevestigde onderneming, waar de verzoeker als middellijk bestuurder bij betrokken was. De AFM had de verzoeker zowel per aangetekende post als per e-mail op de hoogte gesteld van het bestreden besluit, maar de verzoeker betwistte de bevoegdheid van de AFM om inlichtingen van hem te vorderen, omdat hij niet in Nederland woont en de AFM geen toestemming van de Luxemburgse autoriteiten had verkregen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de AFM bevoegd was om inlichtingen te vorderen van de verzoeker, aangezien het toezicht gericht was op de naleving van de wet- en regelgeving in Nederland. De verzoeker had niet aangetoond dat het voldoen aan de last een onevenredige belasting voor hem met zich meebracht. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat het bestreden besluit naar voorlopig oordeel rechtmatig was en de verzoeker zelf in de hand had of publicatie van de last zou plaatsvinden door aan de last te voldoen.