In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van Hellevoetsluis, op 12 juni 2015 een mutatieformulier ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellevoetsluis. Dit formulier was bedoeld om te voldoen aan de inlichtingenplicht zoals vastgelegd in artikel 17 van de Participatiewet. Eiseres meldde dat zij inkomsten had ontvangen in verband met een dwangsom van € 1.260,-. Na het indienen van het formulier heeft eiseres op 11 augustus 2015 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op haar mutatieformulier en verzocht om een dwangsom vast te stellen. Verweerder heeft echter op 18 augustus 2015 het verzoek om een dwangsom afgewezen, wat eiseres heeft aangevochten door bezwaar aan te tekenen. Dit bezwaar werd op 18 december 2015 ongegrond verklaard, waarna eiseres op 27 januari 2016 beroep heeft ingesteld tegen deze beslissing, geregistreerd onder zaaknummer ROT 16/633. Daarnaast heeft eiseres op 5 maart 2016 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar mutatieformulier, geregistreerd onder zaaknummer ROT 16/1565.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepschriften van eiseres betrekking hebben op dezelfde kwestie en dat er ten onrechte griffierecht is geheven voor het tweede beroep. De rechtbank heeft het griffierecht in de zaak ROT 16/1565 terugbetaald. Verder heeft de rechtbank vastgesteld dat het ingediende mutatieformulier niet kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat verweerder niet in gebreke was om een besluit te nemen op het mutatieformulier, en dat hij niet gehouden was om een dwangsom vast te stellen. Het beroep tegen het besluit op bezwaar is daarom kennelijk ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. M. Schoneveld, rechter, en is openbaar uitgesproken op 20 juli 2016.