In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 10 mei 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap NOMOT B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. NOMOT B.V. had de arbeidsovereenkomst met [verweerder] willen beëindigen wegens bedrijfseconomische redenen. De werknemer was sinds 15 augustus 2011 in dienst als expert en ontving een maandelijks salaris van € 2.081,00 bruto, exclusief vakantiebijslag en onkostenvergoeding. NOMOT had eerder toestemming gevraagd aan het UWV om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, maar deze was geweigerd omdat het afspiegelingsbeginsel niet correct zou zijn toegepast.
NOMOT heeft in haar verzoek tot ontbinding aangevoerd dat er sprake was van een structurele terugloop in opdrachten, wat leidde tot een negatief resultaat in 2015 en een verwachte verdere daling in 2016. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de functie van [verweerder] niet uitwisselbaar was met andere experts in verschillende regio's, en dat de organisatie van NOMOT zodanig was ingericht dat het werkgebied van de experts met hun functie was verbonden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de ontslagvolgorde correct was en dat [verweerder] als eerste in aanmerking kwam voor ontslag.
De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toegewezen, met een transitievergoeding van € 3.443,22 bruto, en de datum van ontbinding vastgesteld op 1 juli 2016. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.