ECLI:NL:RBROT:2016:5174

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juni 2016
Publicatiedatum
7 juli 2016
Zaaknummer
3833756 CV EXPL 15-5835
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van procedure na vaststellingsovereenkomst en geen plaats voor eiswijzigingen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 24 juni 2016, is de procedure definitief beëindigd na een vaststellingsovereenkomst die op 27 mei 2015 tussen partijen is gesloten. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Kleefman-Broekman, had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. J.J. Slump, met betrekking tot geschillen over de uitvoering van werkzaamheden aan de woning van de eiser. Tijdens de comparitie op 27 mei 2015 hebben partijen een regeling getroffen, die in een proces-verbaal is vastgelegd en door beide partijen is ondertekend. Deze regeling hield in dat de gedaagde bepaalde werkzaamheden zou uitvoeren aan de hemelwaterafvoer en de dilatatievoegen, en dat partijen de kosten daarvan zouden delen.

Echter, na de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst zijn partijen er niet in geslaagd om uitvoering te geven aan de gemaakte afspraken, met name het herstel van de dilatatievoegen. De gemachtigde van de eiser heeft daarom verzocht om de zaak opnieuw op de rol te plaatsen, waarbij de vordering van de eiser werd gewijzigd. De gedaagde heeft ook zijn eis gewijzigd en vorderde dat de eiser de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst zou nakomen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat, gezien de definitieve beëindiging van de procedure op basis van de vaststellingsovereenkomst, er geen plaats meer is voor de gewijzigde vorderingen van partijen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de procedure op 27 mei 2015 definitief is beëindigd en dat de door partijen voorgestane voortzetting van de procedure niet wordt toegestaan. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat de vaststellingsovereenkomst een executoriale titel biedt voor de uitvoering van de gemaakte afspraken, en dat voor eventuele nieuwe vorderingen een nieuwe procedure moet worden gestart.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 3833756 \ CV EXPL 15-5835
Uitspraak: 24 juni 2016
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij exploot van dagvaarding van 2 februari 2015,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. M. Kleefman-Broekman (ARAG) te Leusden,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. J.J. Slump te Rotterdam.
Partijen worden hierna ‘[eiser]’ respectievelijk ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende processtukken:
 de dagvaarding, met producties;
 de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties;
 het vonnis d.d. 9 april 2015, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
 de conclusie van antwoord in reconventie;
 het proces-verbaal van de op 27 mei 2015 gehouden comparitie van partijen;
 de brief d.d. 25 januari 2016 van de gemachtigde van [eiser], met producties;
 de griffiersbrief d.d. 27 januari 2016;
 de brief d.d. 3 maart 2016 van de gemachtigde van [eiser], met daarbij gevoegd een akte tevens houdende een eiswijziging van [eiser], met producties;
 de griffiersbrief d.d. 3 maart 2016;
 de akte tevens houdende een eiswijziging van [gedaagde], met producties;
 het vonnis d.d. 29 april 2016, waarbij een comparitie van partijen is bepaald.
 de akte van [eiser].
1.2
De bij vonnis van 29 april 2016 gelaste comparitie van partijen heeft plaatsgehad op 8 juni 2016. Daarbij is [eiser] in persoon verschenen, vergezeld van zijn ouders, met zijn gemachtigde. Voorts is [gedaagde] toen in persoon verschenen, met zijn gemachtigde. Van hetgeen ter zitting is besproken, heeft de griffier aantekening gehouden. Er werd daarvan geen proces-verbaal opgemaakt.
1.3
De kantonrechter heeft vervolgens een datum voor deze uitspraak bepaald.
2. De vaststaande feiten
2.1
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd [gedaagde] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot:
betaling van de kosten voor verwijdering van de tegels en verlaging van de put door een door de kantonrechter aan te wijzen bedrijf, met dien verstande dat genoemde werkzaamheden binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis worden uitgevoerd, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag of gedeelte van een dag dat er niet wordt aangevangen,
v
oorwaardelijk: betaling van de helft van de kosten voor vervanging van de dilatatie, met dien verstande dat deze werkzaamheden dienen aan te vangen binnen twee weken nadat het onder a bedoelde bedrijf aangegeven heeft dat dit nodig is, dit eveneens op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag of gedeelte van een dag dat er niet wordt aangevangen,
betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 514,25, en
betaling van de wettelijke rente over het sub a en sub b gevorderde vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling,
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure alsook in de nakosten, die kosten eveneens vermeerderd met wettelijke rente.
2.2
[gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [eiser] en heeft daarbij, in reconventie, gevorderd [eiser] te gelasten binnen 30 dagen na betekening van het te wijzen vonnis de gezamenlijke hemelwaterafvoer van het bovendak terug te brengen in de oorspronkelijke toestand, bestaande uit rechtstreekse aansluiting op de afvoerput van zijn balkon, zoals beschreven in de rapportage van Kloosterman alsmede de dilatatie- c.q. compriband in de verticale voeg tussen de woningen te herstellen of te vervangen op zodanige wijze dat er geen risico bestaat op het binnendringen van water in de betreffende voeg, dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag of gedeelte van een dag dat [eiser] in gebreke blijft geheel of gedeeltelijk aan die veroordeling te voldoen, met veroordeling van [eiser], zowel in conventie als in reconventie, in proceskosten alsook in de nakosten, die kosten eveneens vermeerderd met wettelijke rente.
2.3
Ter comparitie d.d. 27 mei 2015 hebben partijen ten overstaan van de kantonrechter een vaststellingsovereenkomst gesloten. Deze werd ook vastgelegd in het ter zake opgemaakte proces-verbaal, dat door beide partijen en door de kantonrechter en de griffier werd ondertekend. Partijen zijn toen het volgende overeengekomen:
“(…)
1. [gedaagde] zal aan de kant van de woning van [eiser] het gootje tot aan het afvoerputje vrijmaken zodanig dat eventueel overtollig water vanuit de goot die langs de beide gevels loopt vanaf het perceel van [eiser], ook naar het putje van het perceel van [gedaagde] kan toevloeien. Het op de bijgevoegde foto gearceerde stuk tegelwerk dient verwijderd te worden zodat er geen belemmeringen zijn voor het water om eventueel in het putje van [gedaagde] te stromen.
2. De horizontale dilatatievoeg zal door [gedaagde] vrijgemaakt worden in die zin dat de tegels die daar deels overheen liggen, worden verwijderd voor zover ze reparatie van de dilatatievoeg belemmeren.
3. De horizontale dilatatievoeg en de verticale dilatatievoeg, partijen wel bekend (compriband), zullen worden hersteld door een in nader overleg te bepalen onafhankelijke loodgieter. Partijen dragen de kosten daarvan bij helfte. Aan de loodgieter zal gevraagd worden beide partijen voor de helft te factureren.
4. [eiser] zal de hemelwaterafvoerpijp weer in de oorspronkelijke positie terugbrengen.
5. De balk die onder de afscheiding is bevestigd, zal ook worden verwijderd voor zover die balk de doorvoer van het water naar het putje van [gedaagde] belemmert.
6. Partijen verklaren dat zij na afwikkeling van het vorenstaande ter zake van het onderhavige geschil niets meer van elkaar te vorderen hebben.
7. Partijen zullen voor het overige ieder de eigen kosten dragen.
8. Partijen vragen doorhaling van de procedure, zowel in conventie als in reconventie.
(…)”.
2.4
Overeenkomstig het door partijen (sub 8 van de vaststellingsovereenkomst) gedane verzoek heeft de kantonrechter daarop de procedure zowel in conventie als in reconventie onder toepassing van artikel 246 lid 1 Rv doorgehaald.
2.5
Partijen zijn er vervolgens niet in geslaagd in gezamenlijk overleg uitvoering te geven aan punt 3 van de vaststellingsovereenkomst (het laten herstellen van de dilatatievoegen).
2.6
In verband hiermee heeft de gemachtigde van [eiser] verzocht de zaak weer op de rol te plaatsen. Bij zijn daarop genomen akte heeft [eiser] de vordering in conventie gewijzigd in die zin dat hij thans vordert [gedaagde] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot:
primairbetaling van een bedrag van € 153,32, zijnde de helft van de kosten die Buskoop in rekening zal brengen voor het herstel van de dilatatievoeg dan wel
subsidiairbetaling van de helft van de kosten voor herstel van de dilatatievoeg, uitgevoerd door een door de kantonrechter aan te wijzen bedrijf, met dien verstande dat de werkzaamheden binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis worden uitgevoerd, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag of gedeelte van een dag dat er niet wordt aangevangen,
betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 48,40, en
betaling van de wettelijke rente over het sub a en sub b gevorderde vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling,
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure alsook in de nakosten, die kosten eveneens vermeerderd met wettelijke rente.
2.7
Ook [gedaagde] heeft zijn eis vervolgens bij akte gewijzigd in die zin dat hij thans vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

primair:[eiser] te gelasten de ter comparitie bereikte schikking na te komen door (1) binnen veertien dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis aan (de gemachtigde van) [gedaagde] schriftelijk kenbaar te maken dat ingestemd wordt met de offerte van Kit Express, (2) Kit Express op geen enkele wijze te belemmeren, maar juist, voor zover naar het oordeel van Kit Express nodig, te faciliteren in het uitvoeren van de werkzaamheden conform de offerte, (3) binnen de op de factuur van Kit Express vermelde betaaltermijn de helft van het factuurbedrag aan Kit Express te voldoen althans (4) de schikking na te komen op een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen wijze, dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag of ieder dagdeel dat [eiser] in gebreke blijft geheel dan wel gedeeltelijk aan de veroordeling te voldoen, dan wel

subsidiair:[eiser] te gelasten binnen 30 dagen na betekening van het te wijzen vonnis de dilatatie- c.q. compriband in de verticale voeg tussen de woningen te herstellen of te vervangen op zodanige wijze dat er geen risico bestaat op het binnendringen van water in de betreffende voeg, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag of ieder dagdeel dat [eiser] in gebreke blijft geheel dan wel gedeeltelijk aan de veroordeling te voldoen,
met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.

3.De beoordeling

3.1
Vooropgesteld wordt dat in dit geval de procedure werd doorgehaald op grond van het feit dat partijen ter zitting van 27 mei 2015 hun geschil door middel van een minnelijke regeling, als neergelegd in het daarvan opgemaakte en door beide partijen ondertekende proces-verbaal, hebben beëindigd. Als gevolg van die doorhaling is ook de procedure tussen partijen definitief geëindigd. Verwezen zij in dat verband ook naar de Nota naar aanleiding van het Verslag (
Parl. Gesch. Herz. Rv, p. 419).
3.2
Dat betekent dat er in deze procedure geen plaats meer is voor de door partijen daarna kenbaar gemaakte eiswijzigingen in verband met feit dat zij er (nog) niet in zijn geslaagd uitvoering te geven aan punt 3 van de tussen hen gesloten vaststellingsovereenkomst. Om een beslissing op die gewijzigde vorderingen te (kunnen) krijgen, is het voeren van een volgende procedure dan ook geïndiceerd.
3.3
Daarbij dient overigens bedacht te worden dat voor zover dan nakoming van de tussen partijen getroffen regeling wordt gevorderd, het van de zitting van 27 mei 2015 opgemaakte proces-verbaal reeds een executoriale titel biedt, en dat voor zover partijen in een volgende procedure iets anders toegewezen wensen te zien dan de inhoud van de minnelijke regeling die in dat proces-verbaal werd vastgelegd, de door hen gesloten vaststellingsovereenkomst eerst zal moeten worden ontbonden, althans zal de ontbinding daarvan gevorderd moeten worden, één en ander overeenkomstig de artikelen 6:265 e.v. BW, en beide zijn, zo heeft de kantonrechter ter zitting van 8 juni 2016 vastgesteld, (nog) niet geschied.
3.4
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat hierna tot uitdrukking zal worden gebracht dat met de door partijen verzochte doorhaling van de procedure deze op 27 mei 2015 definitief werd beëindigd en dat de door hen voorgestane voortzetting daarvan niet wordt toegestaan.
3.5
Daaraan doet overigens niet af dat de kantonrechter, geheel onverplicht, een volgende comparitie van partijen heeft gelast teneinde te trachten partijen alsnog tot een minnelijk vergelijk te laten komen.

4.De beslissing

De kantonrechter, in conventie en in reconventie:
 verstaat dat op 27 mei 2015 de procedure met de door partijen verzochte doorhaling daarvan definitief werd beëindigd;
 staat de door partijen voorgestane voorzetting van de procedure niet toe.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
654