ECLI:NL:RBROT:2016:4644
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Boete opgelegd aan werkgever wegens overtreding rookverbod in horeca-inrichting
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgever en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De werkgever, eiser, kreeg een boete van € 1.200,- opgelegd wegens herhaalde overtreding van het rookverbod zoals vastgelegd in de Tabakswet. De overtreding vond plaats op 19 december 2014, toen een inspecteur van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) constateerde dat er in de horeca-inrichting van eiser werd gerookt terwijl een werkneemster daar werkzaamheden verrichtte. Eiser had geen rookverbod ingesteld, wat in strijd is met artikel 10 van de Tabakswet.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de boete, maar het bestreden besluit van de minister om het bezwaar ongegrond te verklaren werd door de rechtbank bevestigd. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur op basis van een proces-verbaal had vastgesteld dat er gerookt werd in de horeca-inrichting, en dat eiser als exploitant verantwoordelijk was voor het handhaven van het rookverbod. Eiser betoogde dat hij geen verwijt kon worden gemaakt omdat er geen asbakken aanwezig waren en dat de rookincidenten niet door hem konden worden voorkomen. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat eiser de op hem rustende verplichtingen niet was nagekomen.
De rechtbank oordeelde dat de opgelegde boete in overeenstemming was met de wetgeving en dat er geen redenen waren om aan te nemen dat de minister niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik had kunnen maken. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.