ECLI:NL:RBROT:2016:4641

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juni 2016
Publicatiedatum
20 juni 2016
Zaaknummer
ROT 15/4940
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete wegens overtreding rookverbod werkgever; beroep gegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en een horecaondernemer. De minister had een boete van € 600,- opgelegd aan de ondernemer wegens overtreding van het rookverbod zoals vastgelegd in artikel 10, eerste lid, van de Tabakswet. De ondernemer heeft tegen deze boete beroep ingesteld, waarbij zij betwistte dat er op de controle datum, 17 augustus 2014, daadwerkelijk tabaksrook was waargenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de controleambtenaren op die datum in de horecagelegenheid van de ondernemer waren en dat er een dj aanwezig was die mogelijk een sigaret of e-sigaret rookte. De ondernemer heeft beeldmateriaal overgelegd ter ondersteuning van haar stelling dat er geen overtreding was, en dat de waarnemingen van de controleurs niet klopten. De rechtbank oordeelde dat het beeldmateriaal voldoende twijfel zaait over de bevindingen van de controleurs. Hierdoor kon de rechtbank niet concluderen dat de ondernemer het rookverbod had overtreden. De rechtbank heeft het bestreden besluit van de minister vernietigd en het primaire besluit herroepen, met de bepaling dat de minister het griffierecht aan de ondernemer moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 15/4940

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2016 in de zaak tussen

[bedrijf], te [plaats] , eiseres,
en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder,

gemachtigde: mr. J.S. Boer.

Procesverloop

Bij besluit van 10 april 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een boete opgelegd van € 600,- wegens overtreding van artikel 10, eerste lid, van de Tabakswet.
Bij besluit van 26 juni 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2016. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar (middellijk) bestuurder [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat blijkens een op ambtsbelofte opgemaakt relaas van bevindingen van 8 oktober 2014 en een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van 22 januari 2015 controleambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 17 augustus 2014 (van 00.13 uur tot 00.58 uur) in de horeca-inrichting van eiseres, gevestigd aan [adres] , het volgende hebben geconstateerd. Er stond een dj achterin de zaal op een verhoging en er liep een beveiliger met een zwart shirt met daarop het blauwe logo van eiseres door de zaal richting de dj. De dj nam tijdens het draaien van de muziek meerdere trekjes van zijn brandende sigaret en blies een blauw/grijze rookwalm uit. Eén van de mannen die bij de dj stond nam een trekje van zijn brandende sigaret, blies een blauw/grijze rookwalm uit en tikte zijn as af in het zicht van de beveiliger die toen naast de verhoging van de dj stond. Deze sprak de dj en man daar niet op aan. Omdat er aldus door eiser geen rookverbod was ingesteld, aangeduid en gehandhaafd, is sprake van overtreding van het huidige artikel 10, eerste lid, van de Tabakswet, aldus verweerder.
2. Artikel 10, eerste lid, van de Tabakswet bevat sinds 1 januari 2015 voor onder meer werkgevers de verplichting een rookverbod in te stellen in een ruimte, gebouw of inrichting waar een werknemer zijn werkzaamheden verricht of pleegt te verrichten. Voordien voorzag artikel 11a, eerste lid, van de Tabakswet in de verplichting van de werkgever voldoende maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat werknemers hun werkzaamheden kunnen verrichten zonder daarbij hinder of overlast van roken door anderen te ondervinden.
3. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het geschil moet worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen zoals die golden ten tijde van de controle op 17 augustus 2014, want de wetswijzigingen per 1 januari 2015 strekken niet ten voordele van eiser. De rechtbank wijst in dit verband op haar uitspraak van 31 juli 2015 (ECLI:NL:RBROT:2015:5539).
4. Eiseres bestrijdt de juistheid van het relaas van bevindingen van 8 oktober 2014 en ontkent dat de dj of één van de mannen die bij de dj stonden op 17 augustus 2014 een sigaret hebben gerookt: het betrof een e-sigaret. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft zij beeldmateriaal en een verklaring van de dj overgelegd. Eiseres heeft er daarbij op gewezen dat van een e-sigaret ook rook/damp kan afkomen en dat de lucht die de controleambtenaren hebben geroken bijvoorbeeld afkomstig kan zijn van de rookmachine die eiseres gebruikt of uit de rookruimte halverwege de horeca-inrichting, die is gevestigd in een oude voetgangerstunnel.
5. Ter zitting is gebleken dat verweerder het beeldmateriaal van eiseres heeft bekeken en dat tussen partijen niet in geschil is dat het betrekking heeft op de avond van de overtreding en op de gebeurtenissen die aan de boete ten grondslag zijn gelegd. Verder is niet in geschil dat uit het beeldmateriaal kan worden opgemaakt dat een jongeman een pakje koopt in een automaat in de inrichting van eiseres – welke automaat, naar eiseres ter zitting onbestreden heeft aangevoerd, alleen e-sigaretten bevat – en dat pakje overhandigt aan de dj. Uit het beeldmateriaal kan worden opgemaakt dat er inderdaad werd gewisseld met een sigaret en dat niet valt uit te sluiten dat het geconstateerde roken één en dezelfde sigaret betreft.
6. Naar het oordeel van de rechtbank – die geen reden heeft aan de eenstemmige bevindingen van partijen omtrent het beeldmateriaal te twijfelen – heeft eiseres met het aldus geduide beeldmateriaal voldoende twijfel gezaaid bij het relaas van bevindingen. Niet kan worden uitgesloten dat twee personen feitelijk een e-sigaret rookten. De omstandigheid dat in het relaas van bevindingen de waarneming van tabaksrook wordt vermeld, acht de rechtbank daarbij onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te komen, in aanmerking genomen dat damp van een e-sigaret damp voor rook kan worden aangezien en dat de geur van rook zich ook vanuit de rookruimte kan hebben verspreid. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat de gemachtigde van eiseres ter zitting heeft verklaard dat uit het beeldmateriaal kan worden opgemaakt dat de rook snel vervliegt, zodat ook om die reden niet kan worden uitgesloten dat dit damp afkomstig van een e-sigaret betrof. Verweerders gemachtigde heeft ter zitting verder aangevoerd dat met het voorgaande niet valt te rijmen dat blijkens het relaas van bevindingen is waargenomen dat as werd afgetikt door één van de mannen die naast de dj stond. Nog daargelaten dat een roker een dergelijke beweging ook routinematig lijkt te kunnen uitvoeren, ziet de rechtbank, nu de overige waarnemingen in het relaas van bevindingen geen stand kunnen houden, aanleiding ook deze waarneming, die onder dezelfde omstandigheden door dezelfde controleambtenaren is verricht, buiten beschouwing te laten.
7. Het voorgaande betekent dat verweerder het bestreden besluit ten onrechte op het relaas van bevindingen van 8 oktober 2014 heeft gebaseerd. Het kan daarom geen stand houden en moet, onder gegrondverklaring van het beroep, vernietigd worden. Het primaire besluit van 10 april 2015, dat op hetzelfde relaas van bevindingen is gebaseerd, moet worden herroepen.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Van proceskosten die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit en herroept het primaire besluit van 10 april 2015;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 331,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. dr. P.G.J. van den Berg, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.C. de Wit-Mulder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
21 juni 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.