ECLI:NL:RBROT:2016:4611

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2016
Publicatiedatum
17 juni 2016
Zaaknummer
10/765000-13.v
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verduistering van minerale olie, valsheid in geschrift en milieudelict

Op 24 mei 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meermalen verduistering van minerale olie, valsheid in geschrift en het plegen van een milieudelict. De verdachte, geboren in 1986, werd bijgestaan door raadsman mr. J.W.P. Beijen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij het verduisteren van minerale olie die door tankschepen werd vervoerd. De verdachte en zijn mededaders maakten gebruik van schippers om heimelijk een deel van de lading over te pompen in een tankauto, die door de verdachte werd bestuurd. Deze olie werd vervolgens verkocht aan bedrijven voor een lagere prijs dan gebruikelijk, wat leidde tot oneerlijke concurrentie in de oliehandel.

Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van valsheid in geschrift, omdat hij facturen valselijk opmaakte uit naam van bedrijven die niet de werkelijke leveranciers waren van de olie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de intentie had om deze valse documenten als echt te gebruiken, wat het vertrouwen in de echtheid van dergelijke documenten ernstig beschaamde. De rechtbank concludeerde dat de verdachte ook zonder de vereiste omgevingsvergunning een inrichting had in Barendrecht, waar gevaarlijke stoffen werden opgeslagen.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele ten laste gelegde feiten, maar achtte de verduistering, valsheid in geschrift en het milieudelict wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 23 maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de maatschappij en het milieu.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/765000-13 en 10/750085-16 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 24 mei 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
,
raadsman mr. J.W.P. Beijen, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 en 14 april 2016. Het onderzoek is gesloten op 10 mei 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen met parketnummers 10/765000-13 en 10/750085-16, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie zijn gewijzigd. De op de terechtzitting gevoegde feiten zijn – ter bevordering van de leesbaarheid van het vonnis – door de rechtbank doorgenummerd. De (gewijzigde) tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. C.J.A. van der Maas, heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 5 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 (met uitzondering van het bedrijf [bedrijf J] , alsook van de periode tot 17 augustus 2012), 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek van voorarrest.

4.Bewijsvraag

4.1.
Vrijspraken
4.1.1.
Standpunt officier van justitie ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde feitencomplex diefstal van – kort gezegd – minerale olie oplevert. De officier heeft aangevoerd dat de verdachte en zijn vader de initiators waren van het ten laste gelegde en dat zij gebruik hebben gemaakt van schippers die de olie achterhielden. In het maatschappelijk verkeer zou haars inziens de term ‘ladingdiefstal’ dan ook het meest passend zijn.
4.1.2.
Beoordeling
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van diefstal, omdat naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van “wegnemen”. De medeverdachten, die als schipper minerale olie vervoerden, hadden de minerale olie immers al – anders dan door misdrijf – onder zich.
4.1.3.
Standpunt officier van justitie ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 4 ten laste gelegde medeplegen van gewoonteheling. Zij heeft aangevoerd dat uit opgenomen vertrouwelijke communicatie blijkt dat alle in de, door de verdachte gehuurde, loods aangetroffen gestolen spullen toebehoren aan de verdachte en zijn vader.
4.1.4.
Beoordeling
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan opzetheling van de in de tenlastelegging genoemde goederen. Op grond van het dossier en het verhandelde op de terechtzitting kan – voor zover al zou kunnen worden vastgesteld dat de verdachte (mede) degene is die de goederen als medepleger heeft verworven of verkregen – niet worden vastgesteld dat de verdachte reeds ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van de goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof, zoals ten laste is gelegd. Ook uit de opname van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel (OVC) in de door de verdachte gebruikte auto kan dit niet worden afgeleid. De met dit hulpmiddel opgenomen communicatie dateert geheel van daarna. Ook indien juist is dat de gesprekken gaan over gestolen spullen, het delen in de winst en het op zoek gaan naar een katvanger, zoals de officier van justitie heeft aangevoerd, kan dat geen bewijs opleveren voor wetenschap ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van de goederen.
4.1.5.
Het onder 5 ten laste gelegde
Evenals de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 5 ten laste gelegde feit.
4.1.6.
Conclusie
De verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 primair, 4 en 5 ten laste gelegde.
4.2.
Verweren en overwegingen aangaande het bewijs
4.2.1.
Standpunt verdediging ten aanzien van de peilbakengegevens
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de processen-verbaal van bevindingen betreffende peilbakengegevens van het bewijs moeten worden uitgesloten, voor zover door het land waarin de auto zich bevond ten tijde van het gebruik van het peilbaken geen toestemming is gegeven tot het gebruik van die gegevens voor het bewijs.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank overweegt het volgende. Over het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het daardoor veroorzaakte nadeel als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, is door de verdediging niets aangevoerd. Reeds daarom kan het verweer worden verworpen. Het verweer zal derhalve niet verder worden besproken.
4.2.3.
Standpunt verdediging ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van (het medeplegen van) de onder 2 ten laste gelegde valsheid in geschrift. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat sprake is van het valselijk (doen) opmaken van facturen, omdat geen sprake is van materiële of intellectuele valsheid. De inhoud van de facturen was volgens de raadsman correct, aangezien de op de facturen vermelde geleverde hoeveelheden en leverdata overeenstemmen met de werkelijkheid. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat het bij het delict valsheid in geschrift erom gaat dat de verdachte een ander doelbewust misleidt of probeert te misleiden, terwijl in dit geval op geen enkel moment sprake is geweest van misleiding van de afnemers door middel van de facturen. Zij wilden olie kopen tegen een iets lagere prijs dan de marktprijs en kregen op een factuur van een bij de Kamer van Koophandel ingeschreven bedrijf met een BTW-nummer, exact geleverd waarvoor ze hadden betaald, aldus de raadsman.
4.2.4.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de in de onderhavige zaak relevante bedrijven, namelijk [bedrijf E] en [bedrijf F] , niet de werkelijke verkopers en/of leveranciers zijn van geleverde minerale olie. De rechtbank verbindt daaraan de conclusie dat de inhoud van de facturen op dit punt, namelijk waar deze vermelden dat deze bedrijven de minerale olie geleverd hebben, niet overeenstemt met de werkelijkheid en dat mitsdien sprake is van zogenoemde
intellectuelevalsheid.
Ten aanzien van het oogmerk tot misleiding als bedoeld in het eerste lid van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht merkt de rechtbank op dat het voor het bewijs hiervan niet noodzakelijk is dat derden zijn misleid doordat zij niet van de valsheid op de hoogte waren. Voldoende is de bedoeling tot gebruik van het geschrift dat in het maatschappelijk verkeer misleidend is doordat het vals is (vgl. HR 16 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC7960). Dat de verdachte die bedoeling had, leidt de rechtbank af uit het gegeven dat de facturen daadwerkelijk zijn verzonden. De facturen zijn immers in de administraties van de afnemers aangetroffen.
4.2.5.
Standpunt verdediging ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat op het adres [adres loods] te Barendrecht geen sprake is van het in werking hebben van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, nu de aldaar verrichtte activiteiten geen gestructureerd of bedrijfsmatig karakter hadden. Het onderzoek bij de doorzoeking op 15 oktober 2013 respectievelijk het bezoek door de milieudienst DCMR in januari 2014 vormen hiervoor onvoldoende onderbouwing zodat de verdachte moet worden vrijgesproken van de beschuldiging van het uitvoeren van een project zonder de verplichte omgevingsvergunning.
4.2.6.
Beoordeling
In artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is bepaald dat voor bepaalde projecten een omgevingsvergunning is vereist. Dat is onder meer het geval indien het bij zo'n project gaat om een inrichting (art. 2 lid 1 sub e Wabo). Voor het inrichtingsbegrip uit de Wabo wordt aangesloten bij het inrichtingsbegrip uit de Wet milieubeheer (art. 2.1 lid 1 sub e j° art. 1.1 Wabo). Ingevolge het bepaalde in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer wordt onder een inrichting in de zin van die wet verstaan elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.
Voor het bestaan van strikt “bedrijfsmatige” bedrijvigheid op het terrein in kwestie, het [adres loods] te Barendrecht, biedt het dossier naar het oordeel van de rechtbank geen aanknopingspunten. Beoordeeld dient daarom te worden of sprake is van bedrijvigheid “in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen”.
In dit verband acht de rechtbank het volgende van belang. De ruimte is als bedrijfsruimte verhuurd, zoals blijkt uit de huurovereenkomst die is overhandigd door de eigenaar van de aan de verdachte verhuurde loods, [eigenaar loods] . Over de aard van de werkzaamheden die in de loods werden verricht heeft [eigenaar loods] verklaard dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] hem hebben verteld dat ze een oliehandeltje hadden, en dat er vrachtwagens naar binnen en buiten werden gereden. Hij ondervond de laatste drie of vier maanden hinder door stank, een doordringende olie- of diesellucht. Medeverdachte [medeverdachte B] heeft over de loods verklaard dat daar een grote containerbak stond, die de verdachte gebruikte om benzine of diesel in op te slaan. Ook hij heeft verklaard dat het daar enorm stonk naar benzine, en dat de buurman ( [eigenaar loods] ) wel eens kwam klagen over de benzinelucht in het stinkhol – zoals [medeverdachte B] de loods noemt. [medeverdachte B] heeft voorts verklaard dat de olie na het ophalen in de tankwagen of in de loods bleef. Hij is vijf of zes keer meegereden bij het ophalen van olie in Duitsland (in een kort tijdsbestek) en een keer in Basel. Hij heeft verklaard dat ze na het laden naar Barendrecht gingen, dat de tankwagen werd binnengezet en dat er naar zijn weten niets gebeurde. De volgende dag ging het meteen weg.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de bedrijvigheid die werd ondernomen in de loods, zoals met name blijkt uit voornoemde verklaringen, een zodanige was, dat deze in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was werd ondernomen, en dat in het onderhavige geval sprake is een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of de in die inrichting uitgevoerde activiteiten de inrichting vergunningplichtig maakten als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van het Besluit omgevingsrecht (hierna: BOR), meer specifiek de activiteiten die ten laste zijn gelegd. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen worden ingevolge het bepaalde in Bijlage I, onderdeel C, categorie 4.4 onder f, van het BOR onder meer aangewezen
inrichtingen voor de opslagvan gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen (niet zijnde een aantal nader in dat artikellid genoemde stoffen die hier niet van toepassing zijn). Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen worden ingevolge het bepaalde in Bijlage I, onderdeel C, categorie 13.4 onder f van het BOR tevens aangewezen
inrichtingen voor het meer dan 24 uur parkerenvan vervoerseenheden met gevaarlijke stoffen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is in beginsel geen sprake van een vergunningplichtige inrichting als de activiteiten genoemd in Bijlage I bij het Besluit omgevingsrecht incidenteel worden verricht.
Op grond van de wettige bewijsmiddelen, steeds vermeld bij de betreffende leveringen, kan worden vastgesteld dat gevaarlijke stoffen zijn opgeslagen in bovengrondse opslagtanks. Dit gebeurde in een groot deel van de hierna bewezenverklaarde transporten als de vrachtwagen met verduisterde olie in de opslagtank parkeerde op het terrein en in de loods. Hoewel de betrokken vrachtwagen meestal eerder wegreed, is het ook een aantal keer gebeurd dat een tankwagen met olie meer dan 24 uur is geparkeerd in de loods, te weten in de periodes van 9 tot en met 13 mei 2013, 21 tot en met 23 september 2013 en 12 tot en met 15 oktober 2013. De ten laste gelegde activiteiten zijn aldus met regelmaat in de bewezenverklaarde periode verricht. Dit gegeven, in samenhang met voornoemde verklaringen van [medeverdachte B] en [eigenaar loods] , maakt dat de rechtbank vaststelt dat dit meer dan slechts incidenteel is geweest. De rechtbank is daarom van oordeel dat in dit geval sprake is van (één van) de in de tenlastelegging genoemde categorieën vergunningplichtige inrichtingen. Nu de verdachte deze inrichting(en) zonder omgevingsvergunning heeft gedreven moet het onder 3 ten laste gelegde feit bewezen worden geacht.
4.2.7.
Conclusie
De tot bewijsuitsluiting en vrijspraak strekkende verweren worden verworpen.
4.3.
Bewijs feiten 1 subsidiair, 2 en 3
In bijlage II, die deel uitmaakt van dit vonnis, is de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
4.4.
Bewezenverklaring feiten 1 subsidiair, 2 en 3
De rechtbank acht op grond van de in de bewijsmiddelen vervatte redengevende feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. subsidiair
hij op
één of meerderetijdstippen in
of omstreeksde periode van 17 augustus 2012 tot en met 15 oktober 2013 te
Rotterdam en/ofAmsterdam en
/ofHouten en
elders/of Lobith, in elk gevalin Nederland en
/of teAntwerpen en
/ofEvergem en
/ofSchoten en
/ofKapelle-op-den-Bos
, in elk geval in België en/of te Düsseldorfen
/ofNeuss en
/ofWeil am Rhein en
/ofVoerde
, in elk geval in Duitsland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,(telkens) opzettelijk een (grote) hoeveelheid
gasolie/diesel en/of benzine en/of biodiesel en/of Fame en/of DPME , in elk gevalbrandstof/minerale olie,
(telkens) geheel of ten dele toebehorende aan de leverancier(s) en/of afnemer(s) van (een) partij(en)
gasolie/diesel en/of benzine en/of biodiesel en/of Fame en/of DPME, in elk gevalbrandstof/minerale olie, waarvan voornoemde
weggenomen(grote) hoeveelheid deel uitmaakte,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),en welk
(e
)goed
(eren
) verdachte en/ofzijn mededader
(s
)(telkens) uit hoofde van
zijnhunpersoonlijke dienstbetrekking van/als vervoerder (in de hoedanigheid van schipper)
, in elk geval anders dan door misdrijfonder zich had
(den
), wederrechtelijk zich heeft
/hebbentoegeëigend.
2.
hij
op één of meerdere tijdstippenin
of omstreeksde periode van
januari 200617 augustus 2012tot en met 15 oktober 2013
(telkens) te Dordrecht en/of Dorst en/of Axel en/of Sas van Gent en/of Hendrik Ido Ambacht en/of Ooltgensplaat en/of Gorinchem en/of (elders)in Nederland
, (telkens)tezamen en in vereniging met een ander of anderen
, althans alleen,
meermalen
, althans eenmaal,een
of meerfactu
(u
)r
(en)van
[bedrijf A] en/of [bedrijf B] en/of [bedrijf C] en/of [bedrijf D] en/of[bedrijf E] en
/of[bedrijf F]
en/of [bedrijf G] en/of [bedrijf H] en/of [bedrijf I] en/of [bedrijf J] (telkens)betreffende de
aankoop en
/oflevering van
(een
)hoeveelhe
(i
)d
(en) gasolie/diesel en/of benzine en/of biodiesel en/of Fame en/of DPME , in elk gevalbrandstof/minerale olie - zijnde
dat/die factu
(u
)r
(en) (een
)geschrift
(en)dat
/diebestemd was
/warenom tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt
of heeft vervalst, en/althans valselijk heeft doen opmaken
en/of doen vervalsen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
(telkens
)valselijk - in strijd met de waarheid - in die factu
(u
)r
(en)vermeld, althans doen vermelden, dat die
[bedrijf A] en/of [bedrijf B] en/of [bedrijf C] en/of [bedrijf D] en/of[bedrijf E]
en/of [bedrijf F]
en/of [bedrijf G] en/of [bedrijf H] en/of [bedrijf I] en/of [bedrijf J] (telkens)de in de betreffende factu
(u
)r
(en)vermelde hoeveelheid minerale olie geleverd heeft
/hebben,
(telkens)op die in de factu
(u
)r
(en)vermelde datum tegen de in die factu
(u
)r
(en)vermelde prijs, zulks
(telkens
)met het oogmerk om
die/dat geschrift
(en)als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van
17 augustus 201223 januari 2013tot en met 15 oktober 2013 te Barendrecht
, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen al dan nietopzettelijk (telkens) zonder omgevingsvergunning een project heeft uitgevoerd,
geheel of gedeeltelijkbestaande uit het
oprichten en/ofin werking hebben van een inrichting, te weten een inrichting op
/nabijhet[adres loods] , voor
- het opslaan en/of overslaan van gevaarlijke stoffen, te weten diesel en/of benzine, althans (mengsels van/met) minerale olie in (een) bovengrondse tank(s), en
/of
- het meer dan 24 uur parkeren van
eenvervoerseenhe
id
enmet gevaarlijke stoffen, te weten benzine en/of diesel
, althans (mengsels van/met) minerale olie,
in ieder geval een inrichting als bedoeld in Bijlage I onderdeel C, Categorie 4.4 onder f en/of 13.4 onder g van het Besluit omgevingsrecht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft meermalen samen met anderen minerale olie verduisterd, die werd vervoerd door tankschepen. De verdachte en zijn mededaders pleegden hierbij als volgt te werk te gaan. De verdachte sprak (al dan niet samen met zijn vader) op verschillende, meest onopvallende locaties langs het water, in Nederland, België en Duitsland af met de schippers van deze tankschepen. Zij pompten heimelijk, vaak gedurende de nachtelijke uren, een deel van de lading over in een tankauto, die werd bestuurd door de verdachte. De verdachte en zijn vader verkochten de minerale olie vervolgens aan bedrijven voor een gunstige prijs. De verdachten hadden hierbij klaarblijkelijk slechts oog voor hun eigen financiële gewin. Zij hebben het vertrouwen dat de leveranciers en afnemers van de minerale olie in de schippers stelden op ernstige wijze beschaamd. Daarnaast hebben ze op deze manier oneigenlijke concurrentie in de oliehandel in de hand gewerkt.
Door de minerale olie, een milieugevaarlijke stof, vervolgens zonder vergunning in een loods op te slaan of daar in de tankauto te laten staan, heeft de verdachte ervan blijk gegeven geen oog te hebben voor de veiligheid van anderen en de omgeving, waaronder de mogelijkheid van schade voor het milieu.
Daarnaast heeft de verdachte samen met anderen facturen betreffende de leveringen van die minerale olie valselijk opgemaakt. De facturen werden opgemaakt uit naam van een tweetal bedrijven die klaarblijkelijk waren opgericht respectievelijk werden gebruikt opdat de verdachte en zijn vader zich konden voordoen als bonafide verkopers, verbonden aan bedrijven die niet direct herleidbaar zijn tot hen. De verdachte heeft hierdoor het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden gesteld in de echtheid van dergelijke documenten ernstig beschaamd.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte bij vierentwintig verduisteringen van olie betrokken is geweest. Hij had hierin een zeer actieve en centrale rol: hij onderhield het contact met de schippers en de afnemers van de olie, onderhandelde over prijzen en hoeveelheden en zorgde zelf voor het transport en de opslag. Hij heeft bij zijn verhoren en ter terechtzitting geen tot nauwelijks opening van zaken willen geven over de gang van zaken.
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 februari 2016, waaruit weliswaar blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, maar deze zijn vergeleken met de onderhavige zaak ondergeschikt van aard en omvang.
Reclassering Nederland heeft op 29 november 2013 een advies in deze zaak uitgebracht. Omdat de verdachte zich bleef beroepen op zijn zwijgrecht en onvoldoende opening van zaken gaf, onthoudt de reclassering zich van het geven van een advies over de eventueel op te leggen sanctie.
Gezien de ernst van de feiten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur. Voor een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank in de procesopstelling van de verdachte, mede op grond van het reclasseringsadvies, onvoldoende aanleiding.
Alles afwegend, acht de rechtbank voor de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden in beginsel passend en geboden.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. De verdachte is op 15 oktober 2013 in verzekering gesteld. De rechtbank merkt deze datum aan als datum waarop door de Staat een handeling is verricht waaraan de verdachte in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat hij ter zake van de onderhavige feiten zou worden vervolgd. Nu niet binnen de volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad gehanteerde termijn van twee jaar, maar pas ruim tweeëneenhalf jaar na die datum vonnis is gewezen, is de redelijke termijn met ruim een half jaar overschreden. De rechtbank zal de op te leggen gevangenisstraf daarom met 1 maand bekorten.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 63, 225 en 322 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 23 (drieëntwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst tot de dag en het tijdstip van de einduitspraak;
beveelt dat de borgsom van € 10.000,-, die door of namens de verdachte als zekerheid voor de nakoming van de aan de schorsing van de voorlopige hechtenis verbonden voorwaarden is gestort, wordt teruggegeven aan degene die deze zekerheid heeft gesteld.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. K.A. Baggerman en L.C. van Walree, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. Biemond, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 mei 2016.
Bijlage I bij het vonnis van 24 mei 2016 inzake [verdachte]
Tekst gewijzigde tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 augustus 2012 tot en met 15 oktober 2013
te Rotterdam en/of Amsterdam en/of Houten en/of Lobith, in elk geval in Nederland en/of
te Antwerpen en/of Evergem en/of Schoten en/of Kapelle-op-den-Bos, in elk geval in België en/of
te Düsseldorf en/of Neuss en/of Weil am Rhein en/of Voerde, in elk geval in
Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen
een (grote) hoeveelheid gasolie/diesel en/of benzine en/of biodiesel en/of Fame en/of DPME, in elk geval brandstof/minerale olie,
(telkens) geheel of ten dele toebehorende aan de leverancier(s) en/of afnemer(s) van (een) partij(en) gasolie/diesel en/of benzine en/of biodiesel en/of Fame en/of DPME, in elk geval brandstof/minerale olie, waarvan voornoemde weggenomen (grote) hoeveelheid deel uitmaakte, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(art. 311 jo 310 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 augustus 2012 tot en met 15 oktober 2013
te Rotterdam en/of Amsterdam en/of Houten en/of Lobith, in elk geval in Nederland en/of
te Antwerpen en/of Evergem en/of Schoten en/of Kapelle-op-den-Bos, in elk geval in België en/of
te Düsseldorf en/of Neuss en/of Weil am Rhein en/of Voerde, in elk geval in
Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk een (grote) hoeveelheid gasolie/diesel en/of benzine
en/of biodiesel en/of Fame en/of DPME , in elk geval brandstof/minerale olie,
(telkens) geheel of ten dele toebehorende aan de leverancier(s) en/of
afnemer(s) van (een) partij(en) gasolie/diesel en/of benzine en/of biodiesel
en/of Fame en/of DPME, in elk geval brandstof/minerale olie, waarvan voornoemde weggenomen (grote) hoeveelheid deel uitmaakte, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als vervoerder (in de hoedanigheid van schipper), in elk geval anders dan door misdrijf onder
zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
(art. 322 jo 321 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
Meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 augustus 2012 tot en met 15 oktober 2013
te Rotterdam en/of Amsterdam en/of Houten en/of Lobith, in elk geval in Nederland en/of
te Antwerpen en/of Evergem en/of Schoten en/of Kapelle-op-den-Bos, in elk geval in België en/of
te Düsseldorf en/of Neuss en/of Weil am Rhein en/of Voerde, in elk geval in
Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
een gewoonte heeft gemaakt van opzetheling,
en daartoe op verschillende tijdstippen, in elk geval eenmaal,
(telkens) een (grote) hoeveelheid gasolie/diesel en/of benzine en/of biodiesel en/of Fame en/of DPME , in elk geval brandstof/minerale olie
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij
en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen
van voornoemde auto('s) (telkens) wist(en) dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof.
(art. 416/417 jo 47 WvSr)
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van januari 2006 tot en met 15 oktober 2013
(telkens) te Dordrecht en/of Dorst en/of Axel en/of Sas van Gent en/of Hendrik Ido Ambacht en/of Ooltgensplaat en/of Gorinchem en/of (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
één of meer factu(u)r(en) van [bedrijf A] en/of [bedrijf B] en/of [bedrijf C] en/of [bedrijf D] en/of [bedrijf E] en/of [bedrijf F] en/of [bedrijf G] en/of [bedrijf H] en/of [bedrijf I] en/of [bedrijf J] (telkens) betreffende de aankoop en/of levering van (een) hoeveelhe(i)d(en) gasolie/diesel en/of benzine en/of biodiesel en/of Fame en/of DPME , in elk geval brandstof/minerale olie,
- zijnde dat/die factu(u)r(en) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, en/althans valselijk heeft doen opmaken en/of doen vervalsen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk – in strijd met de waarheid – in die factu(u)r(en) vermeld, althans doen vermelden, dat die [bedrijf A] en/of [bedrijf B] en/of [bedrijf C] en/of [bedrijf D] en/of [bedrijf E] en/of [bedrijf F] en/of [bedrijf G] en/of [bedrijf H] en/of [bedrijf I] en/of [bedrijf J] (telkens) de in de betreffende factu(u)r(en) vermelde hoeveelheid minerale olie geleverd heeft/hebben, (telkens) op die in de factu(u)r(en) vermelde datum tegen de in die factu(u)r(en) vermelde prijs,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt
en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(art. 225 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 augustus 2012 tot en met 15 oktober 2013 te Barendrecht, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
al dan niet opzettelijk (telkens)
zonder omgevingsvergunning een project heeft uitgevoerd, geheel of gedeeltelijk bestaande uit het oprichten en/of in werking hebben van een inrichting, te weten een inrichting op/nabij [adres loods] , voor
- het opslaan en/of overslaan van gevaarlijke stoffen, te weten diesel en/of benzine, althans (mengsels van/met) minerale olie in (een) bovengrondse tank(s), en/of
- het meer dan 24 uur parkeren van vervoerseenheden met gevaarlijke stoffen, te weten benzine en/of diesel, althans (mengsels van/met) minerale olie,
in ieder geval een inrichting als bedoeld in Bijlage I onderdeel C, Categorie 4.4 onder f en/of 13.4 onder g van het Besluit omgevingsrecht;
art 1a onder 1 WED jo art 2.1 lid 1 onder e Wabo
art 2.1 lid 1 ahf/sub e onder 1º Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
art 2.1 lid 1 ahf/sub e onder 2º Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
art 2.1 lid 1 ahf/sub e onder 3º Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 januari 2013 tot en met 22 augustus 2013, te Ridderkerk, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, en daartoe op verschillende tijdstippen (telkens)
- een (open) aanhangwagen (kleur grijs, vin 2003/005) toebehorende aan Politie Eenheid Rotterdam, althans een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- een (gesloten) aanhangwagen (kleur zwart opschrift 'Live Time' merk/type Verdonk Va-Ta-Ahw, oorspronkelijk kenteken [kenteken A] ) en/of de (bijbehorende) inventaris toebehorende aan [betrokkene 1] , althans een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- een aanhangwagen (kleur geel, met spuit/pompsysteem, merk Hapert, oorspronkelijk kenteken [kenteken B] ) toebehorende aan [betrokkene 2] , althans een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- een (open) aanhangwagen (kleur blauw, merk Hapert, oorspronkelijk kenteken [kenteken C] ) toebehorende aan [betrokkene 3] , althans een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- een (mobiele) dieselcompressor en/of aanhangwagen (kleur wit, merk Compair Holman type H73, oorspronkelijk kenteken [kenteken D] ) toebehorende aan [betrokkene 4] , althans een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- een (mobiele) dieselcompressor (kleur groen, merk Kaeser, type M43) toebehorende aan [betrokkene 5] , althans een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- een (mobiele) lichtkar (kleur rood, merk Towerlight, type VT1) toebehorende aan [betrokkene 6] , althans een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- een bladblazer (merk Robin, type FL 500) en/of twee, althans een Bosmaaier (merk Husquvarna)
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of
zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of voorhanden krijgen en/of overdragen van voornoemd(e) goed(eren) (telkens) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 417 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 augustus 2012 tot en met 15 oktober 2013 te Dordrecht en/of Ridderkerk en/of Barendrecht, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
(telkens) opzettelijk enig geautomatiseerd werk en/of enig werk voor telecommunicatie heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt en/of een stoornis in de gang en/of in de werking van dat geautomatiseerd werk en/of werk voor telecommunicatie heeft veroorzaakt en/of een ten opzichte van dat/die zodanig(e) werk(en) genomen
veiligheidsmaatregel(en) heeft verijdeld,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
een (GSM)jammer in een auto (NISSAN Kingcab, kenteken [kenteken E] ) gemonteerd en (telkens) in werking gebacht
terwijl daardoor wederrechtelijke verhindering on/of bemoeilijking van de opslag en/of verwerking en/of overdracht van gegevens ten algemene nutte en/of stoornis in een openbaar telecommunicatienetwerk en/of in de uitvoering van een openbare telecommunicatiedienst is ontstaan;
art 161sexie lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 aug 2012 tot en met 15 okt 2013 te Dordrecht en/of Ridderkerk en/of Barendrecht, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) (een) technisch(e) hulpmiddel(len), te weten acht, althans een of meerdere (GSM)jammers,
dat/die hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is/zijn tot het opzettelijk vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken, veroorzaken van een stoornis in de gang en/of in de werking van een geautomatiseerd werk of enig werk voor telecommunicatie,
heeft vervaardigd, verkocht, verworven, ingevoerd, verspreid of anderszins ter beschikking heeft gesteld of voorhanden heeft gehad,
met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in het eerste lid van artikel 161sexies Wetboek van strafrecht wordt gepleegd.
art 161sexie lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht