12.1.De rechtbank oordeelt dat nu het bestreden besluit 1/1a niet in stand kan blijven wegens strijd met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3, van de Wabo, het bestreden besluit 2 evenmin in stand kan blijven, omdat de onderhavige aanvraag op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo geweigerd had dienen te worden.
13. Gelet op hetgeen hiervoor onder 11 en 12 is overwogen, zijn de beroepen van partijen 1 tot en met 6 tegen het bestreden besluit 1/1a en de beroepen van partijen 2 tot en met 5 tegen het bestreden besluit 2 gegrond. De rechtbank vernietigt beide bestreden besluiten. Dit betekent dat vergunninghoudster geen gebruik kan maken van de aan haar verleende omgevingsvergunning.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan partijen het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door partijen 2, 3 en 5 gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor elk van deze partijen vast op € 1.488,- (2 punten voor het indienen van twee beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496,- en wegingsfactor 1).
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door partij 4 gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.488,- (2 punten voor het indienen van twee beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496,- en wegingsfactor 1). Ten aanzien van de inzet van partijdeskundige LBP Sight is de rechtbank van oordeel dat deze kan worden aangemerkt als een deskundige in de zin van artikel 1, aanhef en onder b, van het Bpb. Er is sprake van een in verband met de beroepszaken door LBP Sight uitgebrachte rapportages ter onderbouwing van de aangevoerde grieven. De rechtbank is van oordeel dat inschakeling van deze deskundige in dit verband redelijk is. Nu evenwel de rapporten van de door partij 4 ingeschakelde deskundige in geringe mate heeft bijgedragen aan de gegrondverklaring van de beroepen acht de rechtbank niet het gedeclareerde bedrag van € 12.039,- doch een percentage van 25% van dit bedrag, zijnde € 3.009,75, redelijk.