Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- mevrouw [naam 1], verzoekster;
- mevrouw [naam 2], werkzaam bij Kredietbank Rotterdam, hierna te noemen SHV;
2.Het verzoek
3.Het verweer
4.De beoordeling
5.De beslissing
van zes maanden;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 26 april 2016 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek was gericht tegen Woonfonds Zuid-Holland 2 B.V., die een vonnis tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster had verkregen. De rechtbank heeft op 1 juni 2016 uitspraak gedaan, waarbij werd vastgesteld dat verzoekster in een bedreigende situatie verkeerde, aangezien er een ontruiming op handen was. De rechtbank overwoog dat de wetgever met een moratorium beoogt om schuldenaren de kans te geven om met hun schuldeisers een regeling te treffen. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die een stabiele situatie nodig heeft om haar schulden te kunnen regelen, zwaarder laten wegen dan de belangen van de schuldeiser. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, mits verzoekster haar huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond.