Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- de heer [naam 1] , verzoeker;
- de heer [naam 2] , werkzaam bij schuldhulpverlening gemeente Brielle (hierna: SHV);
2.Het verzoek
3.Het verweer
4.De beoordeling
5.De beslissing
van zes maanden;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 juni 2016 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening ex artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft op 15 april 2016 een verzoekschrift ingediend om een moratorium te verkrijgen, omdat hij dreigde ontruimd te worden uit zijn huurwoning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huurtermijnen voor de maanden maart, april en mei 2016 zijn voldaan en dat er een budgetbeheertraject is opgestart. Verzoeker heeft recent een fulltime baan gevonden en heeft betalingsregelingen getroffen met de Belastingdienst. De rechtbank oordeelt dat er voldoende aannemelijk is dat verzoeker in staat is om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen, en dat er sprake is van een bedreigende situatie die een moratorium rechtvaardigt.
De Stichting Vestia, de verhuurder, heeft in haar verweerschrift aangevoerd dat verzoeker zijn huurverplichtingen niet naar behoren nakomt en dat er onvoldoende waarborgen zijn voor de betaling van de huurtermijnen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het belang van verzoeker om in zijn woning te blijven zwaarder weegt dan het belang van de verhuurder om het vonnis tot ontruiming uit te voeren. De rechtbank heeft daarom de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, onder de voorwaarde dat verzoeker zijn lopende huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond.