ECLI:NL:RBROT:2016:4297

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2016
Publicatiedatum
8 juni 2016
Zaaknummer
C/10/14/569 F en C 10/14/570 F
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake schuldsaneringsregeling na faillissement met betrekking tot levensverzekeringen

In deze zaak hebben verzoekers, die in faillissement verkeren, een verzoekschrift ingediend tot opheffing van hun faillissement en de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de procedure is gebleken dat de curator drie levensverzekeringen heeft beëindigd, waarvan de uitkeringen in de boedel zijn gevloeid. Een vierde levensverzekering, ter waarde van € 73.822,21, is door de curator ongemoeid gelaten, met toestemming van de rechter-commissaris. Verzoekers hebben verklaard dat deze levensverzekering pas tot uitkering zal komen wanneer verzoeker de leeftijd van 70 jaar heeft bereikt. De rechtbank moet beoordelen of verzoekers voldoen aan de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, met name of zij zich voldoende inspannen om baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank heeft verzoekers in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat zij bereid zijn de ingangsdatum van de uitkering van de levensverzekering aan te passen en inzicht te geven in de besteding van het beschikbare kapitaal. De verdere behandeling is aangehouden tot 27 april 2016.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Insolventie
Tussenvonnis toepassing schuldsaneringsregeling na faillissement
insolventienummers: [nummer] en [nummer]
uitspraakdatum: 27 januari 2016
[naam 1],
verzoeker,
en
[naam 2] ,
verzoekster,
beiden wonende te [adres] , [woonplaats] ,
beiden hierna: verzoekers,
curator: mr. G.J. Schras

1.De procedure

Verzoekers hebben een verzoekschrift ingediend tot opheffing van hun op 17 juni 2014 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Verzoekers en de curator zijn gehoord ter terechtzitting van 15 juli 2015 waarna de behandeling is aangehouden tot 13 januari 2016. Ter terechtzitting van 13 januari 2016 zijn verzoekers, hun advocaat mr. N. Schuerman en mr. Ouwens, kantoorgenot van de curator, gehoord.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat gedurende het faillissement van verzoekers door de curator een drietal levensverzekeringen zijn beëindigd. De uitkeringen van deze levensverzekeringen zijn in de boedel gevloeid, aangezien de looptijd van de levensverzekeringen reeds ten einde was. Een vierde levensverzekering van verzoekers ten bedrage van € 73.822,21 (polis [naam 3] [nummer] ) is door de curator, met toestemming van de rechter-commissaris, ongemoeid gelaten. Uit het dossier blijkt dat deze levensverzekering reeds op 1 juni 2014 de einddatum had bereikt. Verzoekers hebben ter zitting verklaard dat zij zijn overeengekomen met [naam 3] dat genoemde levensverzekering tot uitkering zal komen zodra verzoeker de leeftijd van 70 jaar zal hebben bereikt. Dit hebben zij in gang gezet (eerst) na de eerste zitting waarop het omzettingsverzoek is behandeld. Verder staat vast dat verzoekers vanaf hun 65-jarige leeftijd (inmiddels) recht hebben op een volledige AOW-uitkering.
Bij de beoordeling van onderhavig verzoek ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of al dan niet sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 288 lid 1 sub c Fw, te weten dat schuldenaren de uit de schuldsaneringsregeling voortkomende verplichtingen niet naar behoren zullen nakomen en zich niet zullen inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven, nu verzoekers de uitkeringen onder de levensverzekering ( [nummer] ) buiten bereik van de boedel van de schuldsaneringsregeling hebben willen laten. Weliswaar heeft de rechter-commissaris toestemming gegeven om dit kapitaal ongemoeid te laten, maar daarbij is van belang dat dergelijke beslissingen worden genomen indien de levensverzekering een verzorgingskarakter heeft. Met andere woorden, het dient noodzakelijk te zijn om in het levensonderhoud te voorzien. De rechter-commissaris moet ervan uitgegaan zijn dat de uitkeringen noodzakelijk waren voor het levensonderhoud van gefailleerden. De keuze die gefailleerden hebben gemaakt – de uitkeringen pas laten ingaan na de verzochte schuldsaneringsregeling – staat op gespannen voet met dit uitgangspunt. Ook raakt deze keuze de verplichting die in de schuldsaneringsregeling geldt om een maximale inspanning te leveren om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Immers, een succesvolle schuldsanering leidt tot een schone lei, wat in dit geval betekent dat een groot deel van de schuldenlast van € 199.245,00 onbetaald zal blijven. Daar moet een uiterste (ook financiële) inspanning tegenover staan.
Ter zitting hebben gefailleerden verklaard dat zij bereid zijn om de ingangsdatum van de uitkeringen aan te passen, indien dat in de schuldsaneringsregeling verplicht wordt gesteld. Echter, indien deze bereidheid na toelating toch blijkt te ontbreken, bestaat de gerede kans dat de schuldsanering tussentijds wordt beëindigd op grond van artikel 350, lid 3 onder c van de Faillissementswet. Een van de gevolgen daarvan is dat gefailleerden tien jaar lang niet opnieuw een verzoek tot toelating tot de schuldsanering kunnen doen. Om dit te voorkomen, zal de rechtbank gefailleerden in staat stellen om de ingangsdatum reeds nu te wijzigen, zodat de uitkeringen direct ten gunste kunnen komen van de schuldeisers indien hierdoor een afdrachtplicht ontstaat. Hiertoe wordt de beslissing genomen als onderstaand.

3.De tussenbeslissing

De rechtbank:
- stelt verzoekers in de gelegenheid om binnen drie maanden na heden met bescheiden gestaafd, aan de rechtbank i) aan te tonen dat de ingangsdatum van de uitkering van de levensverzekering is aangepast en ii) volledig inzicht te verstrekken op welke wijze het totale beschikbare kapitaal van de bovenbedoelde levensverzekering van verzoekers besteed en uitgekeerd gaat worden;
- houdt de verdere behandeling pro forma aan tot 27 april 2016.
Dit vonnis is gewezen door mrs. R. Kruisdijk, A. Lablans en C. de Jong, rechters, en in aanwezigheid van E.J. van Gruijthuijsen, griffier in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2016.