ECLI:NL:RBROT:2016:4296

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
8 juni 2016
Zaaknummer
C/10/14/702 R en 10/14/702 R
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens niet-nakoming van verplichtingen door schuldenaren

In deze zaak heeft de rechter-commissaris op 3 maart 2016 een voordracht gedaan voor de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van twee schuldenaren, omdat zij hun verplichtingen niet nakomen. Tijdens de zitting op 20 april 2016 werd bevestigd dat de schuldenaren niet voldeden aan hun informatie- en sollicitatieverplichtingen. De schuldenaren stonden onder beschermingsbewind, maar ook de beschermingsbewindvoerder ontving geen informatie van hen. De rechtbank oordeelde dat de schuldsaneringsregeling moest worden beëindigd, omdat de schuldenaren niet voldoende hadden bijgedragen aan de boedel en nieuwe schulden hadden laten ontstaan. De rechtbank benadrukte dat de schuldenaren, ondanks herhaalde waarschuwingen, niet naar behoren voldeden aan hun verplichtingen. De rechter oordeelde dat de schuldenaren toerekenbaar tekortschoten in hun verplichtingen en dat de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 350, derde lid, onder c, d en e, van de Faillissementswet moest worden beëindigd. De rechtbank stelde ook het salaris van de bewindvoerder vast, maar concludeerde dat er geen baten beschikbaar waren om de vorderingen te voldoen, waardoor er geen sprake was van een faillissement van rechtswege. De uitspraak werd gedaan door mr. R. Kruisdijk en is openbaar uitgesproken op 26 april 2016.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer 1] en [nummer 2]
uitspraakdatum: 26 april 2016
Bij vonnis van deze rechtbank van 23 juni 2014 is de toepassing van de
schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam 1],
en
[naam 2],
[adres]
,
schuldenaren,
bewindvoerder: G.J. van Rossen.

1.De procedure

De rechter-commissaris heeft op 3 maart 2016 een voordracht gedaan om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen.
De bewindvoerder en schuldenaar, alsmede mevrouw M. van der Hoeven-van Dijken, namens de beschermingsbewindvoerder drs. P. Heine zijn gehoord ter terechtzitting van 20 april 2016. Hoewel behoorlijk opgeroepen is schuldenares niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Als grond voor de voordracht tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling is door de rechter-commissaris aangevoerd dat schuldenaren hun informatieverplichting niet (naar behoren) nakomen. Verder ontbreken er stukken, zoals salaris- en inkomensspecificaties van schuldenaar van juli 2014 tot en met heden, de WOZ-waarde van de woning 2014 en 2015, gegevens van de hypotheeklasten, taxatierapport van de woning, een overzicht van de kosten van de vereniging van eigenaren, de voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting 2015 en 2016, de polis zorgverzekering 2014 en 2016 en de beschikking toeslagen over 2014, 2015 en 2016. Door het gebrek aan informatie kan de bewindvoerder niet beoordelen of schuldenaren voldoende aan de boedel hebben afgedragen. Daarnaast hebben schuldenaren zich niet aantoonbaar tot het uiterste ingespannen om werk te vinden. Vanaf de aanvang van de schuldsaneringsregeling zijn door schuldenaren geen sollicitatiebewijzen overgelegd. Verder heeft de rechter-commissaris aangevoerd dat schuldenaren zijn opgeroepen voor een onderhoud bij de rechter-commissaris op 25 augustus 2015. Schuldenaren zijn echter, zonder enig bericht van verhindering, niet verschenen.
De bewindvoerder heeft op 15 april 2016 de laatste stand van zaken uitgebracht. De bewindvoerder heeft in zijn brief aangegeven dat per september 2015 Heine Beschermingsbewind & Inkomensbeheer te Spijkenisse is aangesteld als beschermingsbewindvoerder. Ondanks deze aanstelling zijn schuldenaren hun informatieverplichting tot op heden niet nagekomen. Vanaf oktober 2015 zijn er wel overzichten van de beheerrekening overgelegd, doch kopieën van specificaties inzake inkomsten en uitgaven vanaf de aanvang schuldensanering zijn nog altijd niet ontvangen.
Verder is gebleken dat schuldenaar zonder medeweten van zijn beschermingsbewindvoerder een WW-uitkering heeft aangevraagd en daardoor inkomsten aan de beheerrekening heeft onttrokken. Vanwege het ontbreken van inkomstengegevens en gegevens over de toeslagen kan nog altijd niet worden aangetoond of schuldenaren voldoende inkomsten aan de boedel hebben afgedragen. Daarnaast voldoen de schuldenaren niet aan hun sollicitatieverplichting. Schuldenaar heeft bij aanvang van de schuldsaneringsregeling fulltime gewerkt. Per januari 2016 geniet hij een WW-uitkering, doch hij heeft niet aangetoond dat er vanaf januari 2016 door hem wordt gesolliciteerd. Schuldenares heeft een sollicitatieverplichting vanaf de aanvang van de schuldsaneringsregeling. Zij heeft tot op heden geen bewijzen van verrichte sollicitaties overgelegd. In zijn brief van 18 april 2016 heeft de bewindvoerder verder bericht dat er vanaf de aanvang van de schuldsaneringsregeling een betalingsachterstand in de hypotheeklasten is ontstaan van € 12.491,87. Daarnaast zijn er nieuwe schulden ontstaan voor een bedrag van totaal € 5.164,33. Het huidige budget laat onvoldoende ruimte om deze forse schuldenlast binnen de lopende termijn te kunnen voldoen. Verder is uit de ontvangen informatie van de beschermingsbewindvoerder gebleken dat schuldenaren betalingen hebben verricht op de ter verificatie ingediende schulden, welke schulden zijn ontstaan vóór de schuldsanering.
De beschermingsbewindvoerder, benoemd bij beschikking van deze rechtbank van 19 augustus 2015, heeft bij brief van 15 april 2016 onder meer aangegeven dat schuldenares en niet schuldenaar – zonder medeweten van de beschermingsbewindvoerder - een WW-uitkering heeft aangevraagd. Deze uitkering met een bedrag van totaal € 1.697,42 heeft schuldenares ten onrechte laten storten op de leefgeldrekening, welk bedrag zij vervolgens contant heeft opgenomen. Schuldenares heeft door dit handelen geld onttrokken uit het bewind. Het inkomen van schuldenaren is niet op peil, aangezien de verblijfsvergunning van schuldenares was verlopen. Hierdoor kon schuldenares niet blijven werken via het uitzendbureau All-Works. Ook is door deze situatie enige tijd het recht op de kinderbijslag en toeslagen opgeschort. Schuldenares heeft pas na enige maanden actie ondernomen om een geldig verblijfsdocument bij de IND en de ambassade aan te vragen.
Aan schuldenaren is door de beschermingsbewindvoerder herhaaldelijk verzocht om een aanvullende WWB-uitkering bij de gemeente Nissewaard aan te vragen, aangezien hun inkomen op of net iets onder het bijstandsniveau is. Schuldenaren hebben tot op heden hieraan geen gehoor gegeven. Schuldenaren blijven verantwoordelijk voor het nakomen van hun verplichtingen. Dit is niet of onvoldoende gebeurd. Vanaf de aanvang van de beschermingsbewindvoering is er wel alle benodigde informatie aan de bewindvoerder verstrekt. De informatie van de periode vóór de onderbewindstelling kon echter niet worden overgelegd. De beschermingsbewindvoerder heeft verder aangegeven dat schuldenaren een niet-meewerkende houding ten opzichte van beide regimes innemen.
Ter terechtzitting heeft de bewindvoerder verklaard dat de huidige situatie niet is gewijzigd. Schuldenaren hebben bij de aanvang van de schuldsaneringsregeling een schuldenlast van € 46.000,--, daarnaast hebben zij gedurende de schuldsaneringsregeling een betalingsachterstand in de hypotheeklasten van € 12.491,87 opgebouwd en hebben zij nieuwe schulden laten ontstaan voor een bedrag van ruim € 5.000,--. Schuldenaren staan sinds augustus 2015 onder beschermingsbewind. De kosten van de beschermingsbewindvoering komen voor rekening van schuldenaren. Zij kunnen hiervoor bijzondere bijstand aanvragen, maar zij hebben dit nagelaten. De bewindvoerder handhaaft verder zijn advies tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling.
Ter terechtzitting heeft de beschermingsbewindvoerder de voordracht van de rechter-commissaris onderschreven. Zij heeft verder opgemerkt dat de situatie sinds haar brief van
15 april 2016 niet is gewijzigd.
Ter terechtzitting heeft schuldenaar verklaard dat zijn echtgenote niet ter zitting kan verschijnen, daar er geen oppas was voor de kinderen. Schuldenaar heeft aangevoerd dat zijn vrouw en hij steeds hebben gesolliciteerd, doch zij zijn door een werkgever niet één keer voor een gesprek uitgenodigd. Schuldenaar heeft erkend dat zij de bewindvoerder niet over hun sollicitaties hebben geïnformeerd. Zijn echtgenote heeft wel het UWV geïnformeerd. Schuldenaar heeft verder aangevoerd dat hij sinds januari 2014 voor 20 uur werkzaam is. Hij heeft daarvoor altijd een fulltime baan gehad. Ook zijn echtgenote heeft gewerkt via het uitzendbureau. Zijn echtgenote kon echter door het verlopen van haar verblijfsvergunning niet meer werken. Het aanvragen van een nieuwe verblijfsvergunning heeft wat langer geduurd, aangezien zij de kosten niet konden betalen. Vanaf september 2015 is zijn echtgenote werkloos, daarvoor heeft zij wel 40 uur per week gewerkt. Schuldenaar heeft erkend dat hij de bewindvoerder geen informatie heeft verstrekt over de door hen verrichte werkzaamheden. Schuldenaar wil de ontstane nieuwe schulden graag aflossen, doch zijn inkomen is daartoe niet toereikend. Meer werken om meer inkomsten te kunnen krijgen lukt ook niet. De UWV-uitkering van zijn echtgenote is inmiddels gestopt. Het inkomen is daardoor lager geworden, zodat zij een aanvullende bijstandsuitkering dienen aan te vragen. Schuldenaar heeft verder opgemerkt dat de koopwoning is verkocht. De overdracht van de woning is nog niet geregeld. Er blijft een restschuld hypotheek over.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 47.003,90 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen.
De rechtbank oordeelt dat schuldenaren, schuldenaar heeft dit ook ter zitting als zodanig erkend, toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt. Schuldenaren hebben ondanks herhaalde waarschuwingen niet naar behoren voldaan aan de informatieverplichting. De informatieverplichting is één van de kernverplichtingen van de schuldsaneringsregeling. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is vast komen te staan dat schuldenaren sinds aanvang van de schuldsaneringsregeling onvoldoende aan deze verplichting hebben voldaan. Ook na de aanstelling van beschermingsbewind per 19 augustus 2015 hebben schuldenaren zich onvoldoende aan deze verplichting gehouden. Sterker nog: zij hebben de beschermingsbewindvoerder evenmin de nodige informatie verstrekt, ondanks diens verzoeken daartoe.
Schuldenaren dienen zich daarnaast tijdens de schuldsaneringsregeling tot het uiterste in te spannen om actief en aantoonbaar te zoeken naar een voltijdse baan. Schuldenaar heeft sinds januari 2014 een baan voor 20 uur per week. Sinds de aanvang van de schuldsaneringsregeling heeft schuldenaar onvoldoende aantoonbaar gesolliciteerd, althans heeft hij de bewindvoerder niet geïnformeerd over zijn sollicitaties. Dit geldt eveneens ten aanzien van schuldenares. Ook zij heeft onvoldoende aantoonbaar gesolliciteerd, althans heeft zij de bewindvoerder niet geïnformeerd over haar sollicitaties nadat zij werkloos is geworden vanaf september 2015.
Voorts hebben schuldenaren nieuwe schulden laten ontstaan voor een bedrag van totaal
ruim € 5.000,--. Schuldenaren hebben geen concreet betalingsvoorstel gedaan om die schulden af te lossen. De rechtbank oordeelt dat de hoogte van die nieuwe schuldenlast zodanig is, mede gezien de hoogte van het huidige inkomen van schuldenaren dat deze niet binnen de reguliere looptijd van de schuldsaneringsregeling volledig kan worden afgelost.
Daarnaast hebben schuldenaar betalingen verricht op schulden, die zijn ontstaan vóór de aanvang van de schuldsaneringsregeling. Schuldenaren hebben door deze betalingen andere schuldeisers benadeeld.
Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenaren niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat schuldenaren, in elk geval na de waarschuwingsbrief van de rechter-commissaris op 1 april 2015 goed op de hoogte moeten zijn geweest van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling. Daarnaast zijn schuldenaren behoorlijk opgeroepen voor een onderhoud bij de rechter-commissaris op 15 augustus 2015 maar zij zijn echter zonder opgave van redenen niet verschenen.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, d en e, Faillissementswet (hierna: Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 2.951,84, inclusief de omzetbelasting.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk, rechter, en in aanwezigheid van M. Bijnagte , griffier, in het openbaar uitgesproken op 26 april 2016. [1]

Voetnoten

1.