ECLI:NL:RBROT:2016:4291
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op basis van ontheffing van arbeidsverplichting
In deze zaak heeft de rechter-commissaris op 11 maart 2016 een voordracht gedaan voor de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar, omdat deze tijdens de verlenging van de regeling zijn sollicitatieverplichting niet is nagekomen. De schuldsaneringsregeling was eerder met 12 maanden verlengd om de schuldenaar de kans te geven zijn verzuim te herstellen. Tijdens de zitting op 20 april 2016 zijn de bewindvoerder en de schuldenaar, bijgestaan door zijn maatschappelijk werkster, gehoord. De maatschappelijk werkster overhandigde een advies van Parnassia Groep, waaruit bleek dat de schuldenaar op dat moment niet geschikt werd bevonden voor betaald werk, en een verklaring van de gemeente Rotterdam, die de schuldenaar ontheft van de arbeidsverplichting voor de periode van 14 augustus 2015 tot en met 13 augustus 2016.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beleid is om de beslissing van de gemeente Rotterdam te volgen. Aangezien de tekortkoming in de informatieverplichting inmiddels was hersteld en de schuldenaar niet verweten kon worden voor het niet nakomen van de sollicitatieverplichting, werd de voordracht tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de resterende tekortkoming op dat moment geen reden gaf voor beëindiging van de regeling.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de voordracht van de rechter-commissaris om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen te weigeren. Dit vonnis is uitgesproken door mr. R. Kruisdijk op 26 april 2016, en tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld.