ECLI:NL:RBROT:2016:3901

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2016
Publicatiedatum
25 mei 2016
Zaaknummer
C/10/14/458 R
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in informatie- en sollicitatieverplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 maart 2016 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares niet (volledig) heeft voldaan aan haar informatieverplichting en sollicitatieverplichting, en dat zij een nieuwe schuld heeft laten ontstaan. De schuldenares had in het kader van de schuldsaneringsregeling de verplichting om de bewindvoerder te informeren over haar financiële situatie en om actief te solliciteren. De bewindvoerder heeft op verschillende momenten aangegeven dat de schuldenares tekort is geschoten in deze verplichtingen, waaronder het niet aanleveren van noodzakelijke documenten en het niet voldoen aan de sollicitatieverplichting. Tijdens de zitting heeft de schuldenares verklaard dat zij weliswaar contact heeft gehad met maatschappelijk werk, maar dat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd van haar inspanningen om haar situatie te verbeteren. De rechtbank concludeerde dat de schuldenares geen blijk heeft gegeven van een saneringsgezinde houding en dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling daarom moest worden beëindigd. De rechtbank heeft tevens het salaris van de bewindvoerder vastgesteld, maar er zijn geen baten beschikbaar om vorderingen te voldoen, waardoor er geen sprake is van een faillissement van rechtswege.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 21 maart 2016
Bij vonnis van deze rechtbank van 10 april 2014 is de toepassing van de
schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam 1],
[adres] ,
[woonplaats] ,
schuldenares,
bewindvoerder: mr. D. le Pair.

1.De procedure

De rechter-commissaris heeft op 15 januari 2016 een voordracht gedaan om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen.
De bewindvoerder heeft bij schrijven van 29 februari 2016 de laatste stand van zaken kenbaar gemaakt.
De bewindvoerder, mevrouw mr. D. Le Pair, en schuldenares zijn gehoord ter terechtzitting van 7 maart 2016.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

De rechter-commissaris heeft in de voordracht aangevoerd dat schuldenares tekort is geschoten in de nakoming van de informatieverplichting, de sollicitatieverplichting en dat zij een nieuwe schuld heeft laten ontstaan van € 303,64.
In de brief van 7 december 2015 heeft de bewindvoerder aan de rechtbank bericht dat schuldenares zich niet heeft gehouden aan de afspraken zoals gemaakt tijdens het verhoor door de rechter-commissaris op 3 september 2015. Schuldenares heeft nadien slechts enkele ontbrekende stukken aan de bewindvoerder doen toekomen. Tot op heden ontbreekt veel informatie in het dossier. Verder heeft de bewindvoerder bericht dat schuldenares vanaf aanvang van de schuldsaneringsregeling geen sollicitatiebewijzen heeft verstrekt. Volgens de laatste gegevens van de bewindvoerder werkt schuldenares 10 uur per week. Daarnaast is het de bewindvoerder niet bekend of er door schuldenares een betalingsregeling is getroffen voor de nieuwe schuld aan het Zilveren Kruis van € 303,64. De bewindvoerder heeft voorts gemeld dat schuldenares ten tijde van het verhoor door de rechter-commissaris is gewezen op het inschakelen van maatschappelijk werk en dat zij in samenspraak met maatschappelijk werk onderzoek diende te doen naar het instellen van een beschermingsbewind. De bewindvoerder heeft bericht dat schuldenares geen stukken heeft overgelegd met betrekking tot de op 3 september 2015 gemaakte afspraken. In de laatste stand van zaken van 29 februari 2016 heeft de bewindvoerder bericht dat schuldenares in gebreke is gebleven informatie te verstrekken, waardoor de bewindvoerder onder andere onmogelijk de afdrachtplicht kon vaststellen. Voorts heeft de bewindvoerder aangegeven dat schuldenares gedurende de maanden april 2014 tot en met februari 2016 niet heeft voldaan aan haar sollicitatieverplichting.
Ter terechtzitting heeft schuldenares verklaard dat zij maatschappelijk werk heeft ingeschakeld en dat zij tezamen met haar maatschappelijk werkster de ontbrekende stukken naar de bewindvoerder heeft verzonden. Schuldenares heeft voorts verklaard dat vanaf december 2015 de hulp van het maatschappelijk werk is gestopt omdat Pit010 overging in Stichting Dock. Haar maatschappelijk werkster, mevrouw [naam 2] , heeft eind januari 2016 aan schuldenares aangegeven dat zij niet meer werkzaam was bij Stichting Dock waardoor schuldenares zelf de informatie naar de bewindvoerder moest opsturen. Schuldenares heeft aangevoerd dat zij de ontbrekende informatie middels een grote gele envelop heeft opgestuurd naar de bewindvoerder. Schuldenares heeft aangegeven dat zij niet meer weet wanneer dit precies is opgestuurd maar dat dit voor december 2015 moet zijn geweest.
Haar maatschappelijk werkster stuurde daarnaast informatie naar de bewindvoerder via de e-mail. Met betrekking tot de schuld aan het [naam 3] heeft schuldenares aangegeven dat dit haar bijdragen in het kader van het Eigen Risico betrof en dat haar maatschappelijk werkster de juistheid van deze vordering nog voor haar zou uitzoeken. Wat betreft de sollicitatieverplichting heeft schuldenares verklaard dat zij vanaf augustus 2015 haar uren heeft uitgebreid bij [naam 4] . Daarnaast heeft zij verklaard dat ze werkzaam is voor [naam 5] en in totaal gemiddeld 30 uur per week werkt. Voorts heeft schuldenares aangevoerd dat het moeilijk voor haar is voor de overige uren aanvullend te solliciteren dan wel werk te vinden, nu zij gemiddeld al 32 tot 36 uur per week werkt. Wat betreft het aanvragen van beschermingsbewind heeft schuldenares verklaard dat haar maatschappelijk werkster dit voor haar zou doen. Zij heeft verder niets meer van haar vernomen. Voorts heeft schuldenares verklaard dat het ook mogelijk is dat de grote envelop eind september 2015 is verstuurd naar de bewindvoerder. Verder heeft schuldenares verklaard dat de huurachterstand over twee maanden is ingelopen en dat zij niet weet hoeveel de totale schuldenlast bedraagt.
De bewindvoerder heeft ter terechtzitting verklaard dat er na het verhoor door de rechter-commissaris geen verbetering of verandering is opgetreden wat betreft het nakomen van de verplichtingen door schuldenares. De bewindvoerder heeft verklaard dat zij van schuldenares geen stukken heeft ontvangen en van mevrouw [naam 2] slechts één e-mailbericht met daarin het arbeidscontract van schuldenares. De bewindvoerder heeft de loonspecificaties van [naam 5] tot en met 16 augustus 2015 en de loonspecificaties van [naam 4] tot en met 5 september 2015 in haar bezit. Voorts heeft de bewindvoerder verklaard dat zij na deze datum geen informatie meer heeft ontvangen van schuldenares. De bewindvoerder heeft aangegeven dat er op dit moment een bedrag van
€ 1.473,95 op de boedelrekening staat. De bewindvoerder heeft het vermoeden dat schuldenares met de ‘grote envelop met informatie’ bedoelt: de envelop die op 30 september 2015 door de bewindvoerder is ontvangen.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 56.932,20 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
Op schuldenares rust een algemene verplichting tot het verschaffen van die inlichtingen waarvan zij weet of behoort te begrijpen dat zij van belang zijn voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling. De informatieverplichting is één van de kernverplichtingen van de regeling. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam komen vast te staan dat schuldenares onvoldoende aan deze verplichting heeft voldaan. In het dossier ontbreken onder meer de maandelijkse informatieformulieren over april 2014 tot en met heden en de WWB-uitkeringsspecificaties over de maanden april 2014 tot en met augustus 2014 en volledige salarisspecificaties vanaf augustus 2015 tot en met heden. Immers de bewindvoerder heeft na 16 augustus 2015 geen salarisspecificaties van Roompot Recreaties en vanaf 5 september 2015 geen salarisspecificaties van [naam 4] meer ontvangen.
Daarnaast dient schuldenares zich tijdens de schuldsaneringsregeling tot het uiterste in te spannen om actief en aantoonbaar te zoeken naar een voltijdse baan. Zij dient voorts de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd op de hoogte te houden van haar sollicitatieactiviteiten. Schuldenares is haar sollicitatieverplichting vanaf aanvang van de schuldsaneringsregeling niet naar behoren nagekomen. De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van schuldenares dat het voor haar moeilijk is om voor de overige uren aanvullend te solliciteren dan wel werk te vinden. Schuldenares is immers bij toelating, in de brief van de rechter-commissaris van 12 mei 2015, meerdere malen door de bewindvoerder en tijdens het verhoor door de rechter-commissaris van 3 september 2015 gewezen op de juiste wijze van (aanvullend) solliciteren. Bovendien kan de bewindvoerder door het ontbreken van salarisspecificaties niet vaststellen of en zo ja voor hoeveel uren een aanvullende sollicitatieplicht op schuldenares rustte.
Uit het proces-verbaal van het verhoor van 3 september 2015 door de rechter-commissaris volgt dat schuldenares contact diende op te nemen met maatschappelijk werk en te bezien of zij beschermingsbewind diende aan te vragen. Tijdens het verhoor zijn diverse afspraken gemaakt met schuldenares. Schuldenares is deze afspraken niet of niet voldoende nagekomen. De rechtbank is van oordeel dat schuldenares tot op heden onvoldoende heeft aangetoond dat zij (stelselmatig) hulp heeft gezocht en behouden ter ondersteuning van haar (financiële) administratie.
Ten slotte heeft schuldenares een nieuwe schuld van € 303,64 laten ontstaan. Schuldenares heeft voor zover bekend geen betalingsregeling getroffen.
De rechtbank is van oordeel dat schuldenares al met al geen blijk heeft gegeven van een saneringsgezinde houding, terwijl zij op verschillende momenten in de gelegenheid is gesteld de tekortkomingen in de schuldsaneringsregeling te herstellen. De rechtbank heeft er bij dit oordeel voorts op gelet dat schuldenares ter terechtzitting geen verantwoordelijkheid heeft genomen bijvoorbeeeld door een voorstel te doen om de tekortkomingen te herstellen.
Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenares niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat schuldenares, in elk geval na de waarschuwingsbrief van 12 mei 2015 en het verhoor door de rechter-commissaris van 3 september 2015, van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moet zijn geweest.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, Faillissementswet.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 2.513,77.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk, voorzittter en mrs. W. Reinds en C. de Jong, rechters, en in aanwezigheid van mr. M.H. Vossenaar, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2016. [1]

Voetnoten

1.