ECLI:NL:RBROT:2016:3639

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2016
Publicatiedatum
13 mei 2016
Zaaknummer
ROT 15/2809
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag AWBZ-zorg na voldoende zorgvuldig medisch onderzoek en voorliggend Zvw

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 mei 2016 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor zorg op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) door het CIZ. Eiser, die lijdt aan verschillende ernstige psychische aandoeningen als gevolg van martelingen in Turkse gevangenissen, had een aanvraag ingediend voor een zorgzwaartepakket GGZ 04C en begeleiding in groepsverband. Het CIZ had de aanvraag afgewezen, stellende dat behandeling vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) voorliggend was en dat er geen onderbouwing was voor de noodzaak van AWBZ-zorg naast de behandeling die hij ontving.

Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en stelde dat het CIZ onvoldoende onderzoek had gedaan naar zijn zorgbehoefte. Hij voerde aan dat hij nog niet uitbehandeld was en dat de behandeling bij Esens GGZ niet voldeed aan zijn totale zorgbehoefte. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de medisch adviseur van het CIZ voldoende zorgvuldig was geweest en dat er geen aanleiding was om aan de conclusie van de medisch adviseur te twijfelen. De rechtbank stelde vast dat de Zvw voorliggend was op AWBZ-zorg en dat eiser nog mogelijkheden had voor verdere behandeling binnen de GGZ.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen proceskostenveroordeling nodig was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 15/2809

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 mei 2016 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. K. Bingöl,
en

CIZ, verweerder,

gemachtigde: mr. L.M.R. Kater.

Procesverloop

Bij besluit van 7 oktober 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 8 juli 2014 om zorg op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) afgewezen.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Tevens heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek bij uitspraak van 8 december 2014 (zaaknummer ROT 14/8031) afgewezen.
Bij besluit van 19 maart 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2016. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser lijdt aan dissociatieve amnesie, depressieve stoornis, posttraumatische stressstoornis (PTSS) en het syndroom van Korsakov ten gevolge van martelingen waaraan hij is blootgesteld in de periode dat hij wegens zijn politieke overtuigingen in Turkse gevangenissen verbleef. Hij is vanaf januari 2014 onder (ambulante) behandeling geweest bij Esens GGZ (Esens). Esens heeft eiser doorverwezen naar Bavo Europoort (Bavo), omdat de ambulante behandeling bij Esens niet afdoende leek. Bij Bavo bestaat de mogelijkheid tot klinische opname voor onderzoek. Eiser is bij Bavo op een wachtlijst geplaatst. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor zorgzwaartepakket GGZ 04C en begeleiding groep.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat behandeling vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) voorliggend is op het indiceren van AWBZ-zorg en dat er geen behandel- of begeleidingsplan van een behandelaar is waaruit blijkt dat naast behandeling en begeleiding vanuit de GGZ, zorg op grond van de AWBZ dient te worden geleverd. Verweerder heeft zich gebaseerd op het advies van medisch adviseur drs. I. Dammar (de medisch adviseur) van 9 februari 2015. Deze heeft na kennisneming van medische informatie over eiser, waaronder een nadere analyse door Bavo, geconcludeerd dat een klinische therapie of opname is geïndiceerd, dat behandeling van de PTSS met EMDR heeft geholpen en voortzetting daarvan mogelijk is binnen de GGZ en dat eiser verwezen kan worden naar een gespecialiseerd centrum zoals Centrum 40-45 of het Sinai centrum.
3. Eiser voert in beroep aan dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan en er ten onrechte vanuit is gegaan dat hij niet onder psychiatrische behandeling stond. Na aanmelding bij Bavo is de behandeling bij Esens voortgezet. Verweerder had moeten onderzoeken of die behandeling aan de totale zorgbehoefte beantwoordde. Eiser is van mening dat dit niet het geval was en dat hij in aanvulling op de behandeling AWBZ-zorg nodig had voor het bevorderen, behouden en compenseren van zijn zelfredzaamheid. Het syndroom van Korsakov kenmerkt zich door desoriëntatie in tijd en plaats. Eiser is niet in staat zelf structuur aan te brengen in zijn leven. Dat hij op de wachtlijst stond bij Bavo betekende niet dat hij geen AWBZ-zorg nodig had. Eiser is van mening dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn omstandigheden. Hij is al jaren onder behandeling, maar de behandelingen hebben tot nu toe weinig resultaat gehad.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het medisch onderzoek is voldoende zorgvuldig geweest. Verweerders medisch adviseur heeft kennis genomen van de inzichten van Esens, de huisarts en Bavo. De behandelaren van Esens zijn tot de conclusie gekomen dat de behandeling bij Esens niet in eisers totale zorgbehoefte voorzag. Nu verweerders medisch adviseur deze conclusie niet heeft betwist, bestond er voor verweerder geen aanleiding hier nader onderzoek naar te (laten) doen.
4.2.
Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de Zvw voorliggend is op de inzet van AWBZ-zorg. Er bestaat geen aanleiding voor twijfel aan de conclusie van de medisch adviseur dat behandeling, bijvoorbeeld in een gespecialiseerd centrum, is aangewezen en dat eiser nog niet is uitbehandeld. Uit de informatie van Esens en Bavo blijkt voldoende duidelijk dat zij nog mogelijkheden zien voor nadere behandeling van eiser in het kader van de GGZ.
4.3.
Uit de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, bijvoorbeeld de uitspraak van 27 augustus 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:2946), volgt dat als een belanghebbende aanvoert dat hij naast behandeling op grond van de Zvw is aangewezen op zorg op grond van de AWBZ, het op zijn weg ligt om, onderbouwd met (medische) stukken, te motiveren op welke zorg hij in het kader van de AWBZ is aangewezen en waarom. De medische informatie over eiser en het zorgplan van Descartes Zorg bevatten een dergelijke onderbouwing niet. De door eiser op 18 maart 2016 ingezonden informatie van een psychiater en van de gemeente Rotterdam evenmin, terwijl deze informatie bovendien betrekking heeft op een latere periode dan de periode in geding.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, voorzitter, en mr. J. Bergen en mr. S.E.C. Debets, leden, in aanwezigheid van mr. A.M.P. Meijer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.