ECLI:NL:RBROT:2016:3639
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag AWBZ-zorg na voldoende zorgvuldig medisch onderzoek en voorliggend Zvw
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 mei 2016 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor zorg op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) door het CIZ. Eiser, die lijdt aan verschillende ernstige psychische aandoeningen als gevolg van martelingen in Turkse gevangenissen, had een aanvraag ingediend voor een zorgzwaartepakket GGZ 04C en begeleiding in groepsverband. Het CIZ had de aanvraag afgewezen, stellende dat behandeling vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) voorliggend was en dat er geen onderbouwing was voor de noodzaak van AWBZ-zorg naast de behandeling die hij ontving.
Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en stelde dat het CIZ onvoldoende onderzoek had gedaan naar zijn zorgbehoefte. Hij voerde aan dat hij nog niet uitbehandeld was en dat de behandeling bij Esens GGZ niet voldeed aan zijn totale zorgbehoefte. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de medisch adviseur van het CIZ voldoende zorgvuldig was geweest en dat er geen aanleiding was om aan de conclusie van de medisch adviseur te twijfelen. De rechtbank stelde vast dat de Zvw voorliggend was op AWBZ-zorg en dat eiser nog mogelijkheden had voor verdere behandeling binnen de GGZ.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen proceskostenveroordeling nodig was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.