ECLI:NL:RBROT:2016:3412

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 mei 2016
Publicatiedatum
4 mei 2016
Zaaknummer
4911442 VZ VERZ 16-4809
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbindingsverzoek wegens disfunctioneren afgewezen, artikel 7:669 lid 3 sub d BW

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 mei 2016 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van AGIN Rotterdam B.V. tegen haar werknemer, [verweerder]. AGIN verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van disfunctioneren, omdat [verweerder] niet voldeed aan de functie-eisen van senior kandidaat-gerechtsdeurwaarder. De procedure begon met een verzoekschrift en een verweerschrift, gevolgd door een mondelinge behandeling op 20 april 2016. Tijdens deze zitting zijn zowel de directeur van AGIN als [verweerder] met hun gemachtigden verschenen. AGIN stelde dat [verweerder] onvoldoende functioneerde, zowel kwantitatief als kwalitatief, en dat zijn productie ver achterbleef bij die van zijn collega’s. Er zijn verschillende beoordelingsgesprekken en evaluaties geweest waarin AGIN [verweerder] heeft gewezen op zijn tekortkomingen en afspraken heeft gemaakt om zijn functioneren te verbeteren. Ondanks deze inspanningen bleef [verweerder] achter in zijn prestaties en voldeed hij niet aan de verwachtingen die aan een senior gerechtsdeurwaarder gesteld worden. AGIN heeft uiteindelijk het verzoek tot ontbinding ingediend, maar de kantonrechter oordeelde dat AGIN niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van structureel disfunctioneren. De kantonrechter wees het verzoek af en veroordeelde AGIN in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een goed onderbouwd verbetertraject en de verantwoordelijkheden van de werkgever in het kader van het functioneren van de werknemer.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 4911442 VZ VERZ 16-4809
Uitspraak: 12 mei 2016
Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AGIN ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. J. van de Kreeke te Spijkenisse,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
gemachtigde: mr. D.J.W. Feddes te Alphen aan den Rijn.
Partijen worden hierna “AGIN” en “ [verweerder] ” genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift, met producties;
  • het verweerschrift, met producties;
  • de brief d.d. 11 april 2016, met producties, van de gemachtigde van AGIN.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgehad ter zitting van 20 april 2016. Daarbij is namens AGIN verschenen haar directeur, de heer [X] , met de gemachtigde van AGIN. Voorts is [verweerder] verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
1.3
Beide gemachtigden hebben aan de hand van een door ieder van hen overgelegde pleitnota het eigen standpunt toegelicht. Deze pleitnota’s zijn aan het procesdossier toegevoegd. Ook partijen zelf zijn in de gelegenheid gesteld een mondelinge toelichting te geven. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter zitting is besproken.
1.4
De datum van deze uitspraak is door de kantonrechter bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten, nu deze enerzijds zijn gesteld dan wel uit de overgelegde stukken blijken en anderzijds zijn erkend dan wel niet althans onvoldoende gemotiveerd zijn bestreden:
2.1
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] , is per 1 april 2004 in dienst getreden van de rechtsvoorganger van AGIN in de functie van senior kandidaat-gerechtsdeurwaarder. Het dienstverband geldt voor onbepaalde tijd.
2.2
Per 1 april 2012 heeft de rechtsvoorganger van AGIN de onderneming ingebracht in een maatschap, welke onderneming per 1 januari 2015 is voortgezet onder de huidige rechtsvorm van AGIN (AGIN Rotterdam B.V.).
2.3
Inclusief het onderhavige dienstverband is [verweerder] thans al circa 35 jaar onafgebroken werkzaam als (belasting- en daarna senior kandidaat-gerechts)deurwaarder.
2.4
Zijn loon bedraagt € 5.253,33 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag, op basis van een 40-urige werkweek.
2.5
Op 23 april 2012 heeft een kennismakingsgesprek tussen partijen plaatsgehad. In het daarvan door AGIN opgemaakte verslag is onder het kopje ‘verbeterpunten?’ vermeld: “
Er dient structuur te komen en er moet worden voldaan aan de vereiste regelgeving op kantoor. En de aanlevering van bijv routes, etc kan efficiënter. Het komt nu vaak voor dat hij ’s-morgens nog moet wachten op spoedexploten, waardoor hij vaak pas laat in de morgen weg kan”. Verder blijkt uit dit verslag dat [verweerder] toen heeft aangegeven dat hij de routes die hij de laatste tijd meekreeg, erg vol vond dat AGIN daarop geantwoord heeft dat de routes behapbaar moeten zijn maar dat er van [verweerder] ‘
vanwege zijn meer dan riante salaris iets extra’s wordt verwacht”.
2.6
In een gesprek op 30 mei 2013 heeft AGIN met [verweerder] gesproken over de hoogte van zijn salaris. Ten vervolge daarop heeft zij hem bij brief van 5 juli 2013 gevraagd of hij bereid is € 500,- bruto per maand in te leveren. [verweerder] heeft die vraag niet positief beantwoord.
2.7
Op 21 februari 2014 heeft een beoordelingsgesprek plaatsgevonden. Uit het ter zake door AGIN opgemaakte beoordelingsformulier blijkt dat [verweerder] op alle onderdelen voldoende of goed scoort en dat afgesproken is dat [verweerder] een keer met een collega deurwaarder (‘ [voornaam collega] ’) zal meerijden om te bezien of er winst behaald kan worden voor wat betreft zijn snelheid/productiviteit en dat hij een cursus ‘invordering/preferentie’ zal schrijven en deze zal doceren aan de mensen op de werkvloer.
2.8
Op 3 februari 2015 heeft een volgend beoordelingsgesprek plaatsgehad. In het daarvan door AGIN opgemaakte verslag staat onder meer het volgende te lezen:
“(…)
Voorts geven [X/Y] aan dat zij zich toch echt zorgen maken over [verweerder] . Zo blijkt uit het repertoire dat zijn productie ver achter blijft met andere deurwaarders. Daarnaast is het kennelijk algemeen bekend wat [verweerder] verdient en dit in combinatie met de achterblijvende resultaten zorgen er voor dat hij een gevaar is binnen de organisatie. [X] overhandigt [verweerder] een overzicht van het repertoire van het afgelopen jaar en [verweerder] merkt op dat als dit inderdaad de werkelijke uitdraai is, hij zich de ongerustheid kan voorstellen. [X] geeft aan dat ieder exploot/beslag wordt geboekt en blijkt uit het resultaat. [verweerder] geeft aan dat hij hier op dit moment weinig over kan zeggen/zich kan verdedigen, omdat hij zich en niet heeft kunnen voorbereiden en het deels te lang geleden is. (…)
[X/Y] geven aan dat hij eveneens slecht bereikbaar is, zowel per telefoon als per mail. [verweerder] geeft aan dit niet bewust te zijn en controleert zijn mail ongeveer 2 a 3 keer in de week. Afgesproken wordt dat hij zijn telefoon beter in de gaten houdt en dagelijks zijn kantoormail checkt.
(…)
Een ander belangrijk punt is, dat [verweerder] exploten niet altijd aan het einde van de dag of de volgende ochtend inlevert en niet uitgereden routes zelf in andere routes verwerkt. [X/Y] geven aan dat dit de planning en transparantie verstoren. Door dat onduidelijk is waar exploten zich bevinden en of ze zijn uitgereden, ontstaat er irritatie bij zowel collegae als opdrachtgevers. Afgesproken wordt dat [verweerder] zijn route volledig aan het einde van de dag, dan wel de volgende morgen inlevert.
(…)”.
2.9
Op 11 februari 2015 heeft een evaluatiegesprek tussen partijen plaatsgehad. Aan het daarvan door AGIN opgemaakte verslag wordt het volgende ontleend:
“(…)
Vervolgens vragen [X/Y] aan [verweerder] wat hij heeft gedaan om zijn productie op te voeren? [verweerder] geeft aan dat hij heeft bijgehouden wat de redenen zijn per route, waarom hij exploten niet heeft kunnen uitrijden en overlegt een lijst die hij later zal doormailen.
[X/Y] geven aan dat er in de redenen veel zaken als file, oponthoud, etc. zijn terug te vinden, hetgeen echt onacceptabel is voor een kandidaat die € 5.300,00 bruto + onkostenvergoeding ontvangt. Geen enkele andere (junior) kandidaat die aanzienlijk minder verdient komt met deze excuses met een route terug!
[verweerder] geeft aan dat hij in de aflopen week bijv ook 1 ½ uur heeft moeten wachten op een spoedexploot voor Den Haag. [X/Y] geven aan dat dit eveneens onacceptabel is zowel vanuit de afdeling losse zaken als vanuit hem. Het is zonde van de tijd en ook [verweerder] dient mee te denken en zich te bedenken dat dit allemaal onnodig tijdsverlies is. (…)
[verweerder] geeft tevens aan dat routes soms erg onlogisch in elkaar steken (…). Desgevraagd deelt hij mede hierover geen terugkoppeling te (hebben ge)geven aan de afdeling Losse Zaken/Planning. [X/Y] merken op dat zij van medewerkers met een dergelijke functie en salaris verwachten dat ze meedenken hoe zaken efficiënter kunnen (…)
Opmerkelijk is wel dat de productie van [verweerder] de afgelopen maand omhoog is gegaan, desgevraagd deelt [verweerder] mede dat hij hiervoor geen verklaring heeft maar deze gespreken zeker als positief ervaart. (…)”.
2.1
In een door AGIN van een op 4 maart 2015 gehouden evaluatiegesprek opgemaakt verslag staat onder meer het volgende te lezen:
“Desgevraagd geeft [verweerder] aan dat het goed met hem gaat en dat het hem lukt de routes uit te rijden. [X] - [Y.] zijn hier blij mee en geven aan dat dit een goed vertrekpunt is om de productie in bepaalde gebieden (…) wat op te voeren naar de normale maatstaven. (…)
Desgevraagd geeft [verweerder] aan dat hij overleg met [W.] heeft gehad over hoe routes beter kunnen (…)
[X] - [Y.] geven aan dat als zijn productie omhoog gaat in de gebieden waar makkelijk gereden wordt hij gelijk zit aan de prestaties die wij verwachten van een junior. Hij is senior, dus behalve dat zijn productie op niveau moet zijn, verwachten we van een senior ook dat hij meedenkt en input levert als het gaat om verbetering van de interne- en externe organisatie. [verweerder] geeft aan dat dit lastig is, omdat hij altijd buiten is. [X] - [Y.] geven aan dat het ook dan mogelijk is om even met mensen op kantoor de tijd te nemen om daar over na te denken vanuit de praktijk buiten. [verweerder] gaat hiermee aan de slag.
[X] , [Y.] en [verweerder] spreken met elkaar af dat het overleg naar 1 keer in de 4 weken gaat en [verweerder] wekelijks bij [X] zijn routeoverzicht ongevraagd indient.”.
2.11
Aan een door AGIN opgemaakt verslag van een op 14 april 2015 gehouden gesprek wordt het volgende ontleend:
“ [verweerder] geeft aan wekelijks een mail te ontvangen met daarin de routes die uit de rittenregistrator worden gegenereerd. [Y.] ontvangt wekelijks dezelfde mail en viel het op dat het met regelmaat erg om rijdt. [verweerder] geeft aan 80% van zijn route op zijn navigatie te rijden. Die is met name op snelwegen gericht en dat is niet anders in te stellen. [Y.] zal kijken of er nog ergens een TOMTOM is, zodat we die er eens naast kunnen houden.
Ten aanzien van het lange stilstaan geeft [verweerder] aan dat dit waarschijnlijk is, omdat hij dan wat adressen te voet doet, hetgeen bijv in Den Haag met regelmaat voorkomt. Verder heeft hij daarvoor geen verklaring.
[X] geeft aan tot op heden geen wekelijkse terugkoppeling te hebben ontvangen. [verweerder] geeft aan dat NVV dit voor hem zou bijhouden, maar dit nauwelijks heeft gedaan. [X/Y] geven aan dat het hoe dan ook zijn verantwoording blijft en vragen nogmaals aan hem ongevraagd wekelijks verantwoording af te leggen zoals verzocht. [verweerder] geeft aan dat hij de afgelopen 2 weken zelf een overzicht heeft bijgehouden hetgeen hij zal doorzenden.
[X] heeft het verzoek vanuit collegae gekregen om [verweerder] te vragen beter bereikbaar te zijn. [verweerder] geeft aan dat dit betrekking op gisteren had en druk bezig was met een constatering. Het lijkt dus om een incident te gaan. [verweerder] geeft aan dagelijks zijn mail te checken en dagelijks regelmatig op zijn telefoon te kijken.
(…)”.
2.12
Nadat [verweerder] eind augustus 2015 een tweetal eenzijdige aanrijdingen had gehad, heeft hij zich op 31 augustus 2015 ziek gemeld. Nadat hij zijn werkzaamheden deels had hervat, heeft er op 3 november 2015 een driegesprek plaatsgevonden tussen AGIN, [verweerder] en de bedrijfsarts. Aan het daarvan door de bedrijfsarts opgemaakte verslag wordt het volgende ontleend:
“(…)
Betrokkene is uitgevallen door een langer bestaande disbalans tussen de belasting en de belastbaarheid. Hij heeft adequate behandeling ingezet.
Betrokkene werkt inmiddels al weer een aantal weken voor 4x6 uur. Het gaat volgens betrokkene steeds beter, hij ervaart minder beperkingen kan zich beter concentreren.
De werkgever maakt zich zorgen om de gezondheid en inzetbaarheid van betrokkene mede gezien de ongevallen die hij de voorgaande periode heeft gehad met zijn auto.
(…)
Einddoel:
Medisch gezien terugkeer in het eigen werk, echter met realistische targets.
(…)
Kwaliteit arbeidsverhouding:
Er is een verschil in inzicht over de productie/targets in de functie. Sinds de overname in 2012 is de werkdruk volgens betrokkene hoog. De werkgever geeft aan dat de productienormen voor de collega’s haalbaar zijn binnen (gemiddeld genomen) reguliere werkuren per dag.
Visie Cliënt
Betrokkene heeft voorafgaand aan zijn uitval langere dagen gemaakt om zijn productie te kunnen halen. Dat heeft hem spanning opgeleverd. Betrokkene geeft aan dat zijn route in de regio Den Haag niet haalbaar is door de aard/drukte van het verkeer en bebouwing. Hij geeft aan dat het nu beter met hem gaat en wil graag weer volledig gaan werken.
Visie werkgever:
De werkgever vindt de eisen die aan een senior worden gesteld realistisch en maakt zich zorgen over de belastbaarheid/gezondheid van betrokkene. Daarnaast is er bezorgdheid voor derden in het verkeer indien de beperkingen weer zouden toenemen.
Collega’s zouden aan de eisen kunnen voldoen binnen de gestelde uren per (werk-)dag. De werkgever zou samen met de werknemer willen kijken naar een passende functie binnen het kantoor.
Advies aan werkgever:
Zet de eisen/ verwachtingen waaraan betrokkene moet voldoen helder op papier en evalueer regelmatig. Kijk de komende periode goed wat haalbaar is en zet duidelijke piketpaaltjes over wanneer en ander gerealiseerd dient te zijn. Geef betrokkene de juiste hulpmiddelen om zijn route te kunnen plannen en uitvoeren (bv ondersteuning van een collega in het plannen van de route).
Advies aan werkne(e)m(st)er:
Zet op papier wat er reëel van hem verwacht mag worden in werk, geef tevens aan wat er nodig is in de zin van ondersteuning/training van vaardigheden (bv timemanagement). (…)
(…)”.

3.Het geschil

3.1
AGIN heeft verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden, kosten rechtens.
In verband daarmee heeft zij -samengevat weergegeven en voor zover nu van belang- gesteld dat [verweerder] onvoldoende functioneert in zijn functie van senior kandidaat-gerechtsdeurwaarder, zowel kwantitatief als kwalitatief.
In kwantitatief opzicht is het zo dat de productie van [verweerder] sterk achterblijft bij die van collega deurwaarders. Al tijdens het kennismakingsgesprek van 23 april 2012 (zie 2.5) heeft AGIN hem erop gewezen dat hij beduidend langzamer is dan zijn collega’s en zijn er afspraken gemaakt om de efficiency te verhogen. Tijdens het beoordelingsgesprek van 21 februari 2014 (zie 2.7) zijn de sterk achterblijvende productie van [verweerder] en de snelheid waarmee hij werkt opnieuw aan de orde geweest. Daarop is onder meer tussen partijen afgesproken dat [verweerder] een keer met een collega deurwaarder (‘ [voornaam collega] ’) uit Bergen op Zoom zou meerijden teneinde de efficiency van [verweerder] te verbeteren en ook dat [verweerder] niet meer zelf beslist bepaalde delen van zijn routes op zaterdagen uit te rijden. Beide afspraken is [verweerder] echter niet nagekomen. Omdat er geen verbetering in het functioneren van [verweerder] optrad -met name bleef een aanzienlijke stijging van zijn productie uit- heeft AGIN eind 2014 een verbetertraject ingezet.
In het jaarlijkse beoordelingsgesprek d.d. 3 februari 2015 heeft AGIN een aantal punten waarop [verweerder] niet volgens haar verwachtingen functioneert, toegelicht en zijn daarover (nogmaals) afspraken gemaakt (zie 2.8). Onder meer is afgesproken dat er een track-and-trace-systeem in de auto van [verweerder] zou worden ingebouwd, (opnieuw) dat hij met een collega deurwaarder zou meerijden om te bezien hoe deze zijn route rijdt en dat [verweerder] zijn volledige route uiterlijk de volgende ochtend inlevert, en dat de productie van [verweerder] in een wekelijks overleg zou worden geëvalueerd. Ook is afgesproken dat hij meer contact zal hebben met de afdeling losse opdrachten om tot efficiëntere routes te komen en dat hij, omdat hij slecht bereikbaar bleek, zijn telefoon beter in de gaten zou houden en dagelijks zijn kantoormail zou checken. Ook is het aantal schades uit aanrijdingen aan de orde geweest en [verweerder] heeft daarop aangegeven extra voorzichtig te zullen zijn.
In een volgend gesprek op 11 februari 2015 (zie 2.9) heeft AGIN onder meer benadrukt dat zij van [verweerder] mag verlangen actief mee te denken over hoe zaken efficiënter kunnen en heeft zij geconstateerd dat zijn productie de weken daarvoor wat was gestegen. Toen is ook afgesproken dat [verweerder] er verder aan zal werken de productieaantallen op te voeren.
Bij een tussentijdse evaluatie op 4 maart 2015 (zie 2.10) heeft AGIN met [verweerder] besproken dat zijn productie wat is gestegen in de gebieden waar makkelijk gereden kan worden, maar dat [verweerder] daarmee slechts de productie haalt die AGIN van een junior gerechtsdeurwaarder verwacht, en dat zij van [verweerder] , die immers senior gerechtsdeurwaarder is, verwacht dat zijn productie verder stijgt en dat hij meedenkt en input levert als het gaat om verbetering van de interne en externe organisatie. Hierop heeft [verweerder] toegezegd met beide aan de slag te zullen gaan en ook is afgesproken dat hij voortaan wekelijks ongevraagd zijn routeoverzicht bij AGIN indient.
Wanneer dan op 14 april 2015 een evaluatie van het functioneren van [verweerder] plaatsvindt (zie 2.11), moet AGIN constateren dat hij de gemaakte afspraken niet is nagekomen. Zo heeft hij slechts enkele keren ongevraagd het routeoverzicht ingeleverd, daarna eerst na aandringen van AGIN en vervolgens helemaal niet meer. Ook heeft [verweerder] niet de moeite genomen met zijn collega’s van de afdeling losse zaken/ planning te spreken over het efficiënter maken van de routes. Sterker nog, opnieuw is gebleken dat [verweerder] inefficiënt te werk gaat doordat hij regelmatig een stuk omrijdt en zijn voertuig lang stil laat staan. Ook had hij geen verklaring voor het achterblijven van de productieaantallen, die gemiddeld vergelijkbaar waren met die van een junior kandidaat-gerechtsdeurwaarder, en moest AGIN hem, op verzoek van collega’s, opnieuw vragen beter bereikbaar te zijn per telefoon en email. AGIN heeft [verweerder] bij dit gesprek nadrukkelijk te kennen gegeven dat zijn functioneren dient te verbeteren en dat hij hogere productieaantallen moet genereren, hetgeen volgens haar mogelijk is indien [verweerder] efficiënter te werk gaat.
Dit alles heeft echter niet geleid tot een voldoende verbetering in het functioneren van [verweerder] . Steeds blijkt dat hij de met hem ter zake gemaakte afspraken niet nakomt en dat zijn productie niet hoger is dan die van een junior kandidaat-gerechtsdeurwaarder, waarbij dan nog bedacht moet worden dat [verweerder] dan nog niet eens uitvoering geeft aan de overige taken binnen zijn pakket zoals bereikbaar zijn voor collega’s en het delen van zijn kennis en ervaring, ter zake van zowel efficiënt werken als inhoudelijk-juridisch.
Naar aanleiding van de ziekmelding van [verweerder] en het daarop gehouden driegesprek (zie 2.12) heeft AGIN conform het advies van de bedrijfsarts het initiatief genomen om een passende oplossing te vinden voor het verschil van inzicht over de verwachtingen over de functie van [verweerder] . Gegeven dat hij een hoge werkdruk ervoer terwijl de productienormen voor zijn collega’s wel haalbaar zijn en voorts gelet op het feit dat de vanaf 23 april 2012 genomen stappen niet hebben geleid tot het door AGIN verwachte niveau van functioneren, heeft AGIN [verweerder] daarop voorgesteld zijn functie aan te passen in die zin dat zijn werkzaamheden voortaan slechts zouden bestaan uit ambtelijke werkzaamheden, zonder overige taken, maar dat zijn salaris dan ook pro rata zou worden bijgesteld naar beneden. [verweerder] heeft dit voorstel echter van de hand gewezen en heeft daarbij aangegeven in zijn oude functie te willen en kunnen terugkeren en AGIN verzocht concreet te maken welke verzwaring in de uitvoering van zijn werkzaamheden noodzakelijk is om op het door AGIN verwachte functioneringsniveau te komen, dit tot verbazing van AGIN. Zij heeft [verweerder] immers al vanaf 23 april 2012 bij herhaling aangegeven dat zijn productieaantallen verder omhoog moeten, dat hij zijn routes niet op zaterdagen moet uitrijden, dat hij telefonisch en per email bereikbaar moet zijn, dat hij met de afdeling losse opdrachten/planning overlegt over verbetering van de efficiency en dat hij kennis en ervaring deelt in het kader van inhoudelijke kwesties. Evenwel heeft AGIN bij brief van 22 december 2015 nogmaals aan [verweerder] uiteengezet wat zij precies van hem verwacht. In reactie daarop is de door AGIN te verwachten productie inhoudelijk betwist en heeft [verweerder] opnieuw de bal bij AGIN neergelegd voor wat betreft de meer coachende en kennis-overdragende rol die van hem wordt verlangd.
Intussen is AGIN gebleken dat de slordige werkwijze van [verweerder] zich voortzet waardoor haar organisatie onnodig wordt belast en alle zeilen moeten worden bijgezet om schade te voorkomen. Zo heeft hij op 15 januari 2016 diverse punten misgeslagen bij beslag en verkoop roerende zaken en heeft [verweerder] op 2 februari 2016 een exploot achtergelaten op een verkeerd adres, zonder dat hij desgevraagd kon uitleggen hoe dat heeft kunnen gebeuren.
Voor AGIN is de maat nu vol. [verweerder] functioneert onvoldoende en zijn werk blijft slordig, met een intensievere werkbelasting voor zijn collega’s en mogelijke schade voor AGIN tot gevolg. Verder blijft [verweerder] slecht bereikbaar voor collega’s en klanten, geeft hij in het geheel geen uitvoering aan het cognitieve deel van zijn functie en blijft zijn productie van ten hoogste 38 exploten per dag ver achter bij die van collega gerechtsdeurwaarders die gelijke werkzaamheden uitvoeren en tussen de 60 en 90 adressen per dag aandoen.
Volgens AGIN is voldaan aan de vereisten voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3 sub d BW. Zij heeft [verweerder] vanaf 23 april 2012 (immers) erop gewezen dat hij in onvoldoende mate voldoet aan de functie-eisen, hetgeen hij ook steeds heeft erkend. Steeds zijn er afspraken gemaakt over de wijze waarop hij zijn functioneren zou kunnen verbeteren, maar daaraan heeft [verweerder] feitelijk geen uitvoering gegeven, althans hij is er niet in geslaagd om voldoende verbetering in zijn functioneren aan te brengen. AGIN meent dat zij aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van disfunctioneren en verzoekt, nu zij ook geen herplaatsingsmogelijkheden voor hem heeft, de arbeidsovereenkomst met [verweerder] dan ook op die grond te ontbinden.
3.2
[verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat (primair) strekt tot afwijzing van het verzoek van AGIN. Op hetgeen hij daartoe naar voren heeft gebracht en op hetgeen AGIN overigens nog heeft aangevoerd, wordt hierna, voor zover althans van belang voor de uitkomst van de procedure, teruggekomen.

4.De beoordeling

4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat geen sprake is van een opzegverbod dat aan toewijzing van het verzoek van AGIN in de weg staat. De kantonrechter heeft ook geen reden daarover anders te oordelen.
4.2
AGIN heeft verzocht de onderhavige arbeidsovereenkomst te ontbinden op de grond bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub d BW (de zogeheten ‘d-grond’), namelijk wegens ‘de ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid, anders dan ten gevolge van ziekte of gebreken van de werknemer, mits de werkgever de werknemer hiervan tijdig in kennis heeft gesteld en hem in voldoende mate in de gelegenheid heeft gesteld zijn functioneren te verbeteren en de ongeschiktheid niet het gevolg is van onvoldoende zorg van de werkgever voor scholing van de werknemer of voor de arbeidsomstandigheden van de werknemer. In het voorkomend geval mag dan van de werkgever worden verlangd dat zij de werknemer wiens functioneren naar haar oordeel niet voldoet aan de daaraan in redelijkheid te stellen eisen, daarvan tijdig en behoorlijk in kennis stelt, hem vervolgens op zorgvuldige wijze invoert in een verbetertraject waarbij inzichtelijk gemaakt wordt waaruit de kritiek op het functioneren precies bestaat en hem aan de hand van concrete doelstellingen een behoorlijke gelegenheid biedt om te komen tot verbetering. Gegeven dat toetsingskader wordt het volgende overwogen.
4.3
Vooropgesteld wordt dat, naar [verweerder] ter zitting onweersproken heeft gesteld, zijn werkzaamheden van 1 april 2004 tot aan 1 april 2012, zijnde de datum per welke [verweerder] (feitelijk) met een nieuwe werkgever te maken kreeg, hoofdzakelijk hebben bestaan uit het dagelijks ‘uitrijden’ van exploten, dat wil zeggen het betekenen van tientallen exploten op de daartoe bestemde adressen. Verder verschillen partijen niet van mening dat ook in de periode daarna tot aan heden zijn werkdagen nagenoeg volledig door die werkzaamheden werden en worden gevuld. Volgens [verweerder] werkt hij gemiddeld zelfs tien uur per dag en ook op zaterdag om zijn routes af te krijgen.
4.4
Duidelijk is verder geworden dat AGIN, die per 1 april 2012 (feitelijk) de nieuwe werkgever van [verweerder] is geworden, vanaf dat moment bij herhaling kenbaar heeft gemaakt dat zij meer van hem verlangde dan hij tot dan toe presteerde. In het bijzonder gaat het dan om een verhoging van zijn productie (het aantal uit te reiken exploten per dag), het actief bijdragen aan verbetering van de efficiency van de organisatie en het delen van kennis en ervaring met zijn minder ervaren collega’s.
4.5
Overwogen wordt dat daar waar tussen partijen vooral is gedebatteerd over de vraag of [verweerder] bij het uitrijden van de exploten voldoende efficiënt te werk gaat, dat wil zeggen steeds voortvarend te werk gaat, vertraging tracht te voorkomen waar mogelijk en niet onnodig omrijdt, [verweerder] ook heeft gesteld, en AGIN niet onderbouwd heeft ontkracht, dat hij de exploten die hij dagelijks meekrijgt, in de regel ook diezelfde dag daadwerkelijk uitreikt. Anders gezegd: AGIN stelt wel dat de productie van [verweerder] fors achterblijft bij die van collega deurwaarders met een vergelijkbaar takenpakket, maar als de oorzaak daarvan is dat zij [verweerder] niet meer exploten meegeeft, valt niet in te zien dat [verweerder] daarvan een verwijt te maken valt, laat staan dat er daarom sprake zou zijn van (structureel) disfunctioneren. Zulks nog daargelaten de vraag of AGIN, als zij hem 60 tot 90 exploten per dag zou meegeven, in redelijkheid van [verweerder] , die ter zitting heeft opgemerkt dat hij voor 1 april 2012 steeds maximaal 45 á 53 exploten per dag uitreikte, een dergelijke (gemiddelde) productie per dag kan verlangen, dit naast de overige werkzaamheden die AGIN meent, gezien zijn (senior)functie, zijn hogere (van voor 1 april 2012 ‘meegenomen’) salaris en zijn ervaring, van hem te mogen vergen maar welke hij daarvoor niet verrichtte.
4.6
Voor wat betreft het delen van kennis en ervaring met zijn minder ervaren collega’s is van belang dat tussen partijen niet in geschil is dat [verweerder] de hele dag ‘op pad’ is om exploten uit te reiken en dat hij nooit eerder een cursus, zoals die (inderdaad) door hem was toegezegd (zie 2.7), heeft geschreven en gegeven aan zijn collega’s. Tegen die achtergrond bezien wordt geoordeeld dat het hier op de weg van AGIN, die, anders dan kennelijk de (feitelijk) werkgever van [verweerder] tot 1 april 2012, zulk een uitwisseling van kennis en ervaring voorstond maar vervolgens heeft geconstateerd dat [verweerder] daarmee in gebreke bleef, had gelegen om veel meer dan zij nu heeft gedaan, de regie in handen te nemen en daarover duidelijke en concrete afspraken te maken met [verweerder] , waarbij te denken valt aan het uitzetten van een tijdpad, het vaststellen van een datum waarop de cursus gegeven zou moeten worden en het ‘uitroosteren’ van [verweerder] opdat hij, die immers hele dagen op pad was, dan de cursus zou voorbereiden. Dat heeft AGIN echter niet gedaan, althans dat is gesteld noch gebleken.
4.7
[verweerder] heeft voorts stellig bestreden dat hij structureel slecht bereikbaar zou zijn en in reactie daarop heeft AGIN geen nadere onderbouwing verstrekt waaruit haar gelijk (voorshands) blijkt. Op dit moment kan dus niet worden vastgesteld dat het verwijt dat AGIN hem hier maakt, terecht is. Datzelfde geldt om diezelfde reden voor het verwijt dat zij hem maakt ten aanzien van de executieverkoop op 15 januari 2016, de door haar ter mondelinge behandeling geduide klachten en het (structureel) slordig aanleveren van de gereden routes. Al met al is de kantonrechter niet gebleken dat er, mede gelet op het feit dat hij al circa 35 jaar deurwaarderswerkzaamheden uitvoert en ook gezien de positieve beoordeling begin 2014 (zie hiervoor 2.7), op inhoudelijk gebied sprake is van structureel disfunctioneren van [verweerder] , terwijl ook niet gebleken is dat AGIN, voor wat betreft de inhoudelijke werkwijze van [verweerder] , ter voorkoming van nieuwe fouten/klachten een deugdelijk verbetertraject als onder 4.2 bedoeld heeft ingezet.
4.8
Het voorgaande leidt de kantonrechter tot de slotsom dat de (d-)grond die AGIN aan het ontbindingsverzoek ten grondslag heeft gelegd, niet voldragen is. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.
4.9
Hetgeen verder nog door partijen is aangevoerd, kan tot geen ander oordeel leiden en wordt daarom onbesproken gelaten.
4.1
AGIN wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten veroordeeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
- wijst het verzoek af;
- veroordeelt AGIN in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] vastgesteld op € 500,- aan salaris voor zijn gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
654