ECLI:NL:RBROT:2016:3402

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2016
Publicatiedatum
4 mei 2016
Zaaknummer
497293
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek machtiging uithuisplaatsing minderjarige in gesloten jeugdhulp

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2016 uitspraak gedaan in een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) William Schrikker Stichting Jeugdbescherming. De GI verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, die momenteel verblijft in de jeugdhulpinstelling Schakenbosch. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het verblijf van de minderjarige in Schakenbosch moet worden aangemerkt als een verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp, waarvoor een machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk is. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de GI niet kan volstaan met een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing, omdat er geen zicht is op een alternatieve plaatsing in een open jeugdhulpinstelling.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd voor de duur van een jaar, tot 15 april 2017. De kinderrechter heeft het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen, omdat de GI niet heeft aangetoond dat er een passende en legale basis is voor de gevraagde machtiging. De kinderrechter heeft benadrukt dat de rechtsbescherming van de minderjarige niet mag worden ondermijnd, vooral gezien de kwetsbaarheid van de doelgroep van Schakenbosch, die bestaat uit zwakbegaafde en licht verstandelijk beperkte minderjarigen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/497293 / JE RK 16-749
datum uitspraak: 19 april 2016

beschikking

in de zaak van

de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[Naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [roepnaam] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[Naam van de moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 11 maart 2016, ingekomen bij de griffie op 14 maart 2016;
- het gewijzigde verzoekschrift met bijlagen van de GI van 22 maart 2016, ingekomen bij de griffie op 23 maart 2016;
- het evaluatieverslag van Schakenbosch van 13 april 2016, ingekomen bij de griffie op
14 april 2016.
Op 19 april 2016 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [de minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam] .
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder.

De feitenHet ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.

[de minderjarige] verblijft in jeugdhulpinstelling Schakenbosch.
Bij beschikking van 28 april 2015 is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot
4 mei 2016. De kinderrechter heeft bij beschikking van 4 november 2015 tevens een machtiging tot uithuisplaatsing in een driemilieuvoorziening, te weten Ipse de Bruggen, verleend tot 4 mei 2016.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van een jaar. Daarnaast heeft de GI een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verzocht, te weten Schakenbosch. Uit het verzoekschrift blijkt niet voor welke duur deze machtiging verzocht wordt.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Hoewel de GI de plaatsing bij Schakenbosch voor [de minderjarige] niet langer passend acht, is er op dit moment geen geschikt alternatief. Vanwege zijn verslavingsproblematiek is het woonprofiel van [de minderjarige] afgekeurd en kan hij niet terecht bij Ipse de Bruggen, ’s Heerenloo en Zwammerdam. Omdat het drugsgebruik van [de minderjarige] is afgenomen heeft de GI zijn woonprofiel onlangs aangepast en hem opnieuw aangemeld bij deze jeugdhulpinstellingen. Het is vooralsnog onduidelijk óf en wanneer [de minderjarige] overgeplaatst kan worden. Tot die tijd dient hij in Schakenbosch te blijven. De jeugdbeschermer heeft van Schakenbosch begrepen dat voor een dergelijke plaatsing een ‘reguliere’ machtiging tot uithuisplaatsing voldoet wanneer de minderjarige toestemming geeft voor een verblijf bij Schakenbosch middels een handtekening. Dat heeft [de minderjarige] gedaan.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [de minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [de minderjarige] heeft een verstandelijke beperking en verslavingsproblematiek. Hij kent een lange hulpverleningsgeschiedenis en is in augustus 2012 uit huis geplaatst onder meer vanwege zijn aanhoudend softdrugsgebruik. Via een aantal ‘afkickgroepen’ is [de minderjarige] in juli 2013 geplaatst bij Schakenbosch, waar hij nog altijd verblijft. Sinds de zomer van 2015 maakt [de minderjarige] een positieve ontwikkeling door. Ondanks een aantal incidenten lijkt [de minderjarige] toe te zijn aan een overstap naar een instelling voor open jeugdhulp, waar hij meer vrijheden zal genieten. De GI heeft hem daarom aangemeld bij Ipse de Bruggen, ’s Heerenloo en Zwammerdam, maar het is vooralsnog onduidelijk óf en wanneer [de minderjarige] overgeplaatst kan worden. Tot die tijd dient hij in Schakenbosch te blijven, aldus de GI.
Gezien de terechte zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] , is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijk criterium in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] daarom verlengen voor de duur van een jaar.
Met betrekking tot het verzoek tot een machtiging tot uithuisplaatsing overweegt de kinderrechter als volgt.
Het verblijf van [de minderjarige] bij Schakenbosch moet naar het oordeel van de kinderrechter als een verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp worden aangemerkt, waarvoor een machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk is. In dit verband verwijst de kinderrechter naar de uitspraak van de kinderrechter in deze rechtbank van 6 november 2015 (ECLI:NL:RBROT:2015:8129). Een dergelijke machtiging voor zijn huidige verblijf aldaar ontbreekt. De kinderrechter heeft immers bij beschikking van 4 november 2015 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend die strekt tot een plaatsing bij Ipse de Bruggen. Thans heeft de GI opnieuw een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing verzocht.
Echter, in de wetenschap dat er geen zicht is op een plaatsing bij een jeugdhulpinstelling waarvoor de verzochte machtiging de geëigende maatregel van kinderbescherming is, maar dat het doel is, de uithuisplaatsing ten uitvoer te leggen in een gesloten instelling, dient het verzoek te worden afgewezen.
Volgens de GI heeft Schakenbosch laten weten dat er geen machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk is wanneer de minderjarige instemt met een verblijf en behandeling aldaar. [de minderjarige] zou daarvoor zijn handtekening hebben gezet. Maar het kan niet zo zijn dat de GI, afgaand op die visie van Schakenbosch, aan de minderjarige die gesloten wordt geplaatst, de rechtsbescherming onthoudt waar de wet in voorziet, in het bijzonder de vereiste instemmingsverklaring van de onafhankelijke gedragswetenschapper en de rechtsbijstand aan de minderjarige. De problematiek klemt te meer als wordt gelet op de specifieke doelgroep van Schakenbosch: zwakbegaafde/LVB minderjarigen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 15 april 2017;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. de Geus, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
T. van Loef als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2016.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.