ECLI:NL:RBROT:2015:8129

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2015
Publicatiedatum
10 november 2015
Zaaknummer
487233
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten jeugdhulpinstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 6 november 2015 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, die sinds 14 oktober 2010 onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling (GI). De minderjarige verblijft momenteel in Schakenbosch, een gesloten instelling voor jeugdhulp. De GI had verzocht om de minderjarige uit huis te plaatsen in Schakenbosch voor de duur van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige niet in een open instelling verblijft en dat er tal van vrijheidsbeperkende maatregelen aan haar kunnen worden opgelegd. De kinderrechter heeft de stelling van de GI verworpen dat geen gesloten machtiging vereist is, omdat de minderjarige ouder dan zestien jaar is en heeft ingestemd met het perspectiefplan. De kinderrechter oordeelt dat voor elke uithuisplaatsing van een minderjarige die onder toezicht is gesteld, een machtiging van de kinderrechter vereist is. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 17 januari 2016, met de opdracht aan de GI om zo snel mogelijk een verzoek om een gesloten machtiging in te dienen. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat de belangen van de minderjarige voorop staan en dat er snel een plek in een open instelling moet worden gevonden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zittingsplaats: Rotterdam
zaakgegevens: C/10/487233 / JE RK 15-3234
datum uitspraak: 6 november 2015

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming,

hierna te noemen de GI,
gevestigd te Amsterdam.
betreffende

[Naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen de minderjarige.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[Naam vader] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] en

[Naam moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende op een bij de GI bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 21 oktober 2015, ingekomen bij de griffie op 21 oktober 2015.
Op 30 oktober 2015 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige;
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam] ;
- de bijzonder curator, mr. R. Feiner.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder;
- de vader.

De feiten

Het gezag over de minderjarige berust bij de ouders.
De minderjarige staat sinds 14 oktober 2010 onder toezicht en verblijft momenteel op Schakenbosch, een instelling voor jeugdhulp in Leidschendam.
Bij beschikking van 8 oktober 2015 is de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd tot 14 september 2016, de datum waarop zij achttien jaar oud wordt. Het verzoek om een machtiging tot plaatsing bij Schakenbosch is bij diezelfde beschikking afgewezen (ECLI:NL:RBROT:2015:7716)
Bij beschikking van 20 oktober 2015 is aan de GI een machtiging verleend tot plaatsing van de minderjarige in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van vier weken en is de beslissing voor het overige aangehouden. Tevens is bij deze beschikking
mr. R. Feiner tot bijzonder curator benoemd teneinde de minderjarige bij te staan en te vertegenwoordigen.
Op 28 oktober 2015 heeft de bijzonder curator verslag uitgebracht.

Het verzoek

De GI heeft verzocht om de minderjarige uit huis te plaatsen in Schakenbosch voor de duur van de ondertoezichtstelling.

Het standpunt van de GI

De minderjarige verbleef op Schakenbosch, maar is na 8 oktober 2015 weer naar haar vader teruggegaan. Bij haar vader thuis is de situatie echter geëscaleerd waarna de minderjarige naar haar moeder is gegaan. De minderjarige kan daar echter niet voor langere duur verblijven. Om die reden is verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing bij Schakenbosch. De bedoeling is dat de minderjarige zo snel mogelijk wordt overgeplaatst naar een open groep in de buurt van Rotterdam. Zij staat nu op een wachtlijst van Pameijer.

De mening van de minderjarige

De minderjarige hoopt dat zij zo snel mogelijk naar een open groep of een kamertrainingscentrum kan gaan. In afwachting van een plek bij een open groep wil zij het liefst op Schakenbosch blijven.

Het verslag van de bijzonder curator

Het verslag van de bijzonder curator van 28 oktober 2015 vermeldt, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, het volgende.
Uit de gesprekken met de minderjarige, vader en de jeugdbeschermer komt naar voren dat de minderjarige een 16-jarig meisje is met een licht-verstandelijk beperking en een traumatisch voorgeschiedenis die mede verband houdt met huiselijk geweld. Vader en de gezinsvoogd geven aan dat de minderjarige als gevolg van haar beperking kwetsbaar is in de omgang met jongens en dat zij agressieproblemen heeft. In het gesprek met de minderjarige gaf zij aan dat zij eenmaal in het begin van de eerdere plaatsing gefixeerd is geweest wegens agressie.
Schakenbosch is geen open instelling. Er staat een hek om het terrein en alleen middels
aanmelding via de intercom zal het hek open of dicht gaan. De groep (groep 12) waar de minderjarige verblijft, heeft een buitendeur die op slot is. Alleen de groepsleiding maakt deze open of dicht. De minderjarige verblijft op een kamer, welke na het naar bed gaan op slot gaat en niet zelfstandig door de minderjarige geopend kan worden. Zij heeft een eigen toilet op haar kamer en zo nodig kan zij via de intercom contact zoeken met de groepsleiding. Het perspectiefplan van de minderjarige heb ik opgevraagd en daaruit blijkt van de volgende vrijheidsbeperkende maatregelen middels het formulier Middelen en Maatregelen:
1. kamerplaatsing met de deur op slot;
2. controle poststukken;
3. beperking in het ontvangen van bezoek;
4. er is sprake van een verlofplan;
5. onderzoek aan lichaam en kleding of een kamercontrole en eventuele een urinecontrole;
6. beperkingen in het recht op telefoonverkeer.
Binnen Schakenbosch verblijven kinderen door elkaar heen op grond van een gesloten
machtiging op grond van de Jeugdwet, op grond van een opnamemachtiging in het kader
van de Wet Bopz en op grond van een gewone machtiging uithuisplaatsing.
Schakenbosch redeneert dat als de jeugdige van 16 jaar of ouder (of als het een jongere onder
de 16 jaar is diens gezaghebbende ouders) toestemming geeft voor verblijf en behandeling, er geen plaatsingsmachtiging in het kader van de Wet Bopz of een gesloten machtiging
op grond van de Jeugdwet noodzakelijk is. In dit geval is beredeneerd dat nu de minderjarige toestemming geeft voor verblijf op Schakenbosch, daarmee een gewone machtiging uithuisplaatsing voldoet.
De rechtsvraag die hier moet worden gesteld, is of de beperkingen in het behandelplan van
de minderjarige kunnen gelden als behorende tot een geneeskundige behandeling?
Die zwaardere waarborgen tegen willekeurige vrijheidsbeperkende maatregelen zijn afwezig,
indien een en ander in het behandelplan krachtens een WGBO-overeenkomst plaatsvindt.
De opgenomen beperkende maatregelen, waaronder de huisregels vallen mijns inziens niet
onder de definitie van een geneeskundige behandeling. Er is geen sprake van goed hulpverlenerschap, door de middelen en maatregelen op te nemen zonder rechterlijke toetsing van de noodzaak van ingrijpende inbreuken op de lichamelijke integriteit ex artikel 8 EVRM en vrijheidsbeperkende maatregelen ex artikel 5 EVRM.
Nu een opname in Schakenbosch per definitie vrijheidsbeperkende maatregelen inhoudt, die voor de minderjarige een beperkt gesloten karakter kennen, is altijd een machtiging gesloten plaatsing op grond van de Jeugdwet noodzakelijk. Immers, onderzocht moet worden in hoeverre de minderjarige op basis van informed consent begrijpt en in staat is, met meeweging van alle alternatieven, in te stemmen met een verblijf op Schakenbosch, hetgeen beperkingen in de vrijheid inhoudt die verder gaan dan gewone residentiële zorg of pleegzorg.
Nu de Minister de instellingen limitatief heeft aangewezen waar jeugdigen kunnen worden geplaatst ter behandeling op grond van een machtiging gesloten jeugdhulp (plaatsingsmachtiging), staat het de instellingen niet vrij om dezelfde instellingsplekken met dezelfde huisregels open te stellen op basis van instemming van de jeugdigen of diens ouders. Rechterlijke toetsing van de belangen van de meest kwetsbare kinderen kan op die manier afwezig blijven.
Wat is nu voor de minderjarige van belang? Wat moet er gebeuren?
Gelet op het feit dat de minderjarige een beïnvloedbaar meisje is met een verstandelijke beperking, zij al lange tijd op Schakenbosch heeft verbleven, terwijl op dit moment het perspectief voor de toekomst onduidelijk is, dient zo spoedig mogelijk door de jeugdbeschermer een concretisering van het hulpverleningsplan plaats te vinden. Ik heb de jeugdbeschermer een mail gestuurd, waarin ik haar heb aangegeven dat ik meen dat het voor de toekomst van belang is, dat ouders handvatten aangereikt krijgen om te gaan met de problematiek van de minderjarige en dat ouders noodzakelijkerwijs betrokken moeten worden bij de behandeling. Plaatsing naar huis met hulpverlening in de thuissituatie is in het verleden (onder andere door middel van inzet van MST) niet gelukt. De plaatsing bij vader is mislukt en de obstakels moeten worden weggenomen. In de tussentijd zou ook kamertrainingscentrumaanmelding moeten plaatsvinden. Het lijkt niet in het belang van de minderjarige om nu op korte termijn weer te veranderen van leefomgeving. Eerst moet duidelijk zijn wat het traject is en dient in overeenstemming met alle belanghebbenden een goed hulpverleningsplan met perspectief te worden opgesteld. Hiervoor is tijd nodig. De bijzonder curator adviseert de kinderrechter de huidige machtiging kortdurend te verlengen met de opdracht aan de GI om zo spoedig mogelijk een verzoek gesloten jeugdzorg in te dienen, welk verzoek uiteraard zeer beperkt van tijdsduur moet zijn, zodat de minderjarige binnen enkele maanden kan doorstromen naar een open instelling of naar huis. Strikt genomen is het verblijf van de minderjarige onrechtmatig, maar onmiddellijke overplaatsing is niet begrijpelijk voor de minderjarige en niet in haar belang. Nu de kinderrechter middels benoeming van een bijzonder curator heeft veiliggesteld, dat de belangen van de minderjarige op zorgvuldige wijze worden behartigd meen ik dat op dit moment kortdurende verlenging van de machtiging gelet op artikel 3 IVRK gerechtvaardigd is.

De beoordeling

Vooropgesteld moet worden dat voor elke uithuisplaatsing van een minderjarige die onder toezicht is gesteld van een gecertificeerde instelling op grond van artikel 1:265a van het Burgerlijk Wetboek (BW) een machtiging van de kinderrechter is vereist. Anders dan vóór de inwerkingtreding van deze bepaling op 1 januari 2015 geldt dit vereiste ook als de gezaghebbende ouder of ouders geen bezwaar hebben tegen de uithuisplaatsing (Kamerstukken II, 2008/2009, 32 015, nr. 3, p. 29). De minderjarige is sinds 14 oktober 2010 onder toezicht gesteld van de GI en voor een uithuisplaatsing van de minderjarige is dus een machtiging van de kinderrechter vereist.
De minderjarige verblijft thans in Schakenbosch. Volgens de website van Schakenbosch is Schakenbosch een gesloten behandelcentrum jeugdzorgplus voor jongeren met een licht verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblemen. De vraag die thans voorligt, is of voor het verblijf van de minderjarige in Schakenbosch een machtiging als bedoeld in artikel 1:265b van het BW (hierna: de reguliere machtiging) of een machtiging als bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, van de Jeugdwet (hierna: de gesloten machtiging) is vereist.
Het hiervoor weergegeven verslag van de bijzonder curator van 28 oktober 2015 vermeldt dat Schakenbosch geen open instelling is en dat volgens het perspectiefplan van de minderjarige vrijheidsbeperkende maatregelen aan de minderjarige kunnen worden opgelegd. De GI heeft deze conclusies van de bijzonder curator en de daaraan ten grondslag liggende bevindingen niet weersproken, zodat zij als vaststaand hebben te gelden.
Voor zover de GI heeft gesteld dat geen gesloten machtiging is vereist, nu de minderjarige ouder dan zestien jaar is en heeft ingestemd met het perspectiefplan en haar verblijf op Schakenbosch en dus de wettelijke basis voor de vrijheidsbeperkende maatregelen gevonden kan worden in de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO), volgt de kinderrechter die stelling niet.
Volgens artikel 7:446, tweede lid, van het BW worden onder handelingen op het gebied van geneeskunst verstaan:
a alle verrichtingen - het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen - rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen, dan wel deze verloskundige bijstand te verlenen;
b andere dan de onder a bedoelde handelingen, rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon, die worden verricht door een arts of tandarts in die hoedanigheid.
Naar het oordeel van de kinderrechter zijn het verblijf van de minderjarige op Schakenbosch en de vrijheidsbeperkende maatregelen die daar aan haar zijn of kunnen worden opgelegd niet aan te merken als verrichtingen of handelingen als bedoeld in voormelde bepaling, nu het verblijf en de maatregelen niet zijn gericht op het vaststellen, genezen dan wel voorkomen van een ziekte. Het perspectiefplan kan dus niet worden aangemerkt als behandelingsovereenkomst in de zin van de WGBO. Dat brengt met zich dat voor de vrijheidsbeperkende maatregelen die aan de minderjarige zijn of worden opgelegd de WGBO niet als basis kan dienen. Bovendien kan vanwege de licht verstandelijke beperking van de minderjarige niet zonder meer doorslaggevende betekenis worden toegekend aan de instemming die zij heeft gegeven voor het verblijf in Schakenbosch en het perspectiefplan dat daar voor haar is opgemaakt. Daar komt bij dat de minderjarige feitelijk geen andere keuze heeft dan in te stemmen met haar verblijf bij Schakenbosch, nu er op dit moment geen alternatieve plekken voor haar beschikbaar zijn.
De minderjarige verblijft in een instelling voor jeugdhulp en krijgt daar ook jeugdhulp aangeboden. Deze instelling is, zoals hiervoor reeds is vastgesteld, geen open instelling. Voor zover de GI heeft gesteld dat de minderjarige op een besloten groep verblijft, en om die reden geen gesloten machtiging is vereist, miskent die stelling dat de wet geen instellingen voor besloten jeugdhulp kent: een instelling voor jeugdhulp is voor de wet óf open óf gesloten. Met de vaststelling dat de minderjarige niet in een open instelling verblijft en haar aldaar tal van vrijheidsbeperkende maatregelen kunnen worden opgelegd, kan het verblijf van de minderjarige op Schakenbosch, zoals de kinderrechter reeds in haar beschikking van 8 oktober 2015 heeft geoordeeld, niet anders worden aangemerkt dan een verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp waarvoor een gesloten machtiging is vereist.
De GI heeft echter niet om een gesloten machtiging, maar om een reguliere machtiging verzocht. Gelet op het vorenstaande zou dit verzoek moet worden afgewezen. Alle betrokken partijen, waaronder de minderjarige zelf, zijn het echter eens dat het verblijf van de minderjarige bij Schakenbosch moet worden voortgezet totdat er een plek voor haar is gevonden in een open instelling voor jeugdhulp. Om die reden zal de kinderrechter in navolging van het advies van de bijzonder curator met toepassing van artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK), welke bepaling voorschrijft dat ook bij rechterlijke beslissingen de belangen van het kind de eerste overweging vormen, het verzoek van de GI toewijzen.
Om veilig te stellen dat de minderjarige zoveel mogelijk de rechtswaarborgen toekomt die haar bij een gesloten machtiging zouden zijn toegekomen, mag van de GI worden verwacht dat zij hier nauwlettend op toeziet. Aan de bijzonder curator zal de extra opdracht worden gegeven dit ook goed in de gaten te houden en zo nodig passende (juridische) stappen te ondernemen in het belang van de minderjarige. Van de GI mag ook worden verwacht dat zij zo snel mogelijk een verzoek om een gesloten machtiging indient om het verblijf van de minderjarige alsnog van de juiste rechtstitel te kunnen voorzien. Om die reden zal de kinderrechter de duur van de machtiging beperken tot twee maanden. De behandeling van het overig verzochte zal worden aangehouden.
Tot slot overweegt de kinderrechter dat de minderjarige een zodanige positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, dat zij toe is aan een overstap naar een instelling voor open jeugdhulp. Die overstap dient, mede gelet op het feit dat de minderjarige volgend jaar 18 jaar wordt, zo snel mogelijk te worden gemaakt. De GI heeft ter zitting toegezegd alles in het werk te stellen om dit op korte termijn te kunnen realiseren.

De beslissing

De kinderrechter:
Verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 17 januari 2016;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

En alvorens verder te beslissen:

Bepaalt dat het verhoor van de GI en belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op vrijdag 18 december 2015 te 11.00 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125.
De zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. J. de Gans, kinderrechter.
Bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI en belanghebbenden.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. de Gans, kinderrechter, in tegenwoordigheid van S.M. Plaisier-van Welie als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2015.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.