ECLI:NL:RBROT:2016:3327

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2016
Publicatiedatum
2 mei 2016
Zaaknummer
4892901
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet wegens diefstal en onrechtmatig gebruik van camera's in de zorgsector

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster], een ziekenverzorgende, en Stichting Rivas Zorggroep. [Verzoekster] was op staande voet ontslagen wegens diefstal van koffie en borrelnootjes uit de voorraad van Rivas. De procedure begon met een verzoek van [verzoekster] om het ontslag te vernietigen en haar weder te werk te stellen, alsook om loondoorbetaling en schadevergoeding te eisen. Rivas voerde aan dat het ontslag rechtsgeldig was vanwege de dringende reden van diefstal.

De feiten wezen uit dat Rivas, na herhaalde diefstallen op de afdeling waar [verzoekster] werkte, besloten had om verborgen camera's in te zetten. Op camerabeelden was te zien dat [verzoekster] een pak koffie en zakjes borrelnootjes had gestolen. Tijdens de zitting erkende [verzoekster] dat zij op de beelden te zien was, maar betwistte dat zij dit als diefstal beschouwde, omdat zij eerder goederen van huis naar werk had meegenomen om tekorten aan te vullen.

De kantonrechter oordeelde dat de inzet van camera's, hoewel in strijd met de privacywetgeving, gerechtvaardigd was gezien de omstandigheden. De rechter concludeerde dat het ontslag op staande voet terecht was gegeven, omdat de diefstal een dringende reden vormde. De verzoeken van [verzoekster] werden afgewezen, en zij werd veroordeeld tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 1.741,90 aan Rivas, alsook in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4892901 HA VERZ 16-49
uitspraak: 29 april 2016
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde: mr. A.L. Damen
tegen
de stichting
Stichting Rivas Zorggroep,
gevestigd te Gorinchem,
verweerster,
gemachtigde: mr. L.S. van Dis
Partijen worden hierna aangeduid als [verzoekster] en Rivas.

1.Het verloop van de procedure

Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
  • het verzoekschrift, met producties, ontvangen op 9 maart 2016;
  • het verweerschrift, tevens verzoekschrift tot voorwaardelijke ontbinding, met producties;
  • de bij fax van 13 april 2016 door [verzoekster] in het geding gebrachte producties;
- de pleitaantekeningen aan de zijde van [verzoekster].
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 april 2016. [verzoekster] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Aan de zijde van Rivas zijn verschenen de heer [C.], regiomanager, mevrouw [R.], P&O-adviseur en mevrouw [B.], teamleider, bijgestaan door de gemachtigde van Rivas. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekening gehouden.

2.De feiten

2.1
Rivas is een aanbieder in de zorgsector en zij levert verschillende diensten op de zorgmarkt zoals ziekenhuiszorg, woonzorg, verpleeghuiszorg, thuiszorg, maatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg en kraamzorg.
2.2
[verzoekster] is op 17 mei 1999 in dienst getreden bij Rivas als ziekenverzorgende tegen een salaris van laatstelijk € 1.497,34 bruto per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
2.3
Rivas heeft de afgelopen jaren tevergeefs getracht te achterhalen wie er achter de diefstallen zat, die met enig regelmaat plaatsvonden op een bepaalde afdeling van het verpleeghuis waar [verzoekster] werkte. Er zijn extra veiligheidsrondes gelopen, en Rivas is de dialoog over de diefstallen aangegaan met haar medewerkers. Ook is de wijkagent ingeschakeld. Desondanks is het Rivas niet gelukt de diefstallen op te lossen dan wel te laten stoppen.
2.4
Omdat de diefstallen van zowel Rivas, als collega's, als cliënten voor veel onrust zorgden, heeft Rivas Hoffmann Bedrijfsrecherche ingeschakeld die op zaterdag 23 januari 2016 drie verborgen camera's heeft opgehangen.
2.5
Op dinsdag 26 januari 2016 werd er bemerkt dat er een pak koffie uit de voorraad van Rivas was verdwenen. De volgende dag werden de camerabeelden bekeken en daarop was te zien dat [verzoekster] een pak koffie uit de voorraadruimte pakte en in haar locker stopte. Toen haar dienst was afgelopen, stopte zij het pak koffie in haar tas en vertrok.
2.6
Op 1 februari 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoekster] en de heren
[H.] en [K.], medewerkers van Hoffmann Bedrijfsrecherche (hierna: de rechercheurs). Van dit gesprek is een verslag opgemaakt.
2.7
Op 1 februari 2016 is [verzoekster] op staande voet ontslagen. Bij brief, gedateerd 2 februari 2016, is het aan [verzoekster] gegeven ontslag op staande voet bevestigd. Die brief luidt, voor zover relevant, als volgt:
“Hierbij deel ik u mede dat Stichting Rivas Zorggroep u op staande voet ontslaat met ingang van 1 februari 2016.
De feiten
Al geruime tijd worden op de afdeling [naam afdeling] in verpleeghuis [naam verpleeghuis] te [plaatsnaam] eigendommen van Rivas en cliënten ontvreemd. Om die reden is door Rivas Zorggroep een bedrijfsrecherchebureau ingeschakeld.
Dit bureau heeft beeldmateriaal verzameld waarop te zien is dat u eigendommen van Rivas wegneemt, in uw locker stopt en later in uw tas. […]
Op 1 februari jl. bent u door het recherchebureau gehoord en heeft u toegegeven dat u niet alleen spullen van Rivas heeft weggenomen maar ook van cliënten en collega's.
Rivas heeft een duidelijk beleid ten aanzien van diefstal en daarom besloten uw arbeidsovereenkomst per 1 februari 2016 te ontbinden. […]”
2.8
De gemachtigde van [verzoekster] heeft bij brief van 4 februari 2016 laten weten dat [verzoekster] zich niet kan verenigen met het ontslag op staande voet, dat zij aanspraak maakt op loondoorbetaling en dat zij zich beschikbaar houdt voor werk.
2.9
Op 3 maart 2016 heeft Rivas aangifte gedaan van diefstal in dienstbetrekking tegen [verzoekster].

3.Het geschil

Het verzoek

3.1
[verzoekster] heeft verzocht -verkort weergegeven- om,
- het door Rivas gegeven ontslag op staande voet te vernietigen, en voorts Rivas te veroordelen haar weder tewerk te stellen op straffe van een dwangsom, haar loon door te betalen alsmede de wettelijke verhoging daarover en rente;
- Rivas te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente;
- bij eisvermeerdering heeft [verzoekster] verzocht, in geval het ontslag op staande voet in stand blijft, om de veroordeling van Rivas tot de afgifte van de twee originele gespreksverslagen van Hoffmann Bedrijfsrecherche op straffe van een dwangsom.
- Rivas te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan deze verzoeken legt [verzoekster] ten grondslag dat er geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. [verzoekster] ontkent de beweerde diefstallen te hebben gepleegd. Zij betwist ook dit tegenover de rechercheurs te hebben bekend. Ten slotte betwist zij de echtheid van haar handtekening onder het gespreksverslag dat van haar bekentenis is opgemaakt.
3.2.1
De inzet van camera's op de werkvloer zonder dat [verzoekster] hierover is geïnformeerd, grijpt in op de privacy. Rivas heeft onvoldoende getracht eerst op andere wijze de problematiek te lijf te gaan zodat de inzet van camera's voorbarig was en de beelden onrechtmatig verkregen zijn en niet als bewijs kunnen dienen.
[verzoekster] is door de rechercheurs verhoord op 1 februari 2016. Rivas had als goed werkgever haar moeten bijstaan tijdens dit gesprek, hetgeen zij heeft nagelaten. [verzoekster] werd onder druk gezet om belastend te verklaren over haarzelf en haar collega’s. Zij heeft dit overigens niet gedaan en zij betwist de inhoud van het overgelegde gespreksverslag. Van het gesprek zijn slechts met de hand aantekeningen gemaakt. Er is niets uitgewerkt en [verzoekster] heeft nimmer iets ondertekend. Later op de dag heeft de echtgenoot van [verzoekster] een uitgetypt gespreksverslag kunnen ophalen. Er zou volgens een door [verzoekster] geraadpleegde schriftdeskundige grond zijn voor twijfel aan de authenticiteit van de handtekening van [verzoekster] onder het gespreksverslag.
Het verweer en de (voorwaardelijke) tegenverzoeken
3.3
Rivas stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet. Daartoe voert zij aan dat [verzoekster] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in de uitoefening van haar werkzaamheden. Dit levert een dringende reden op haar te ontslaan. De verzoeken van [verzoekster] dienen dan ook te worden afgewezen.
3.4
Nu Rivas als gevolg van de dringende reden de arbeidsovereenkomst onverwijld heeft opgezegd, dient [verzoekster] Rivas een gefixeerde schadevergoeding van € 3.483,80 te betalen, te weten het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren (tot 1 april 2016).
3.5
Bij voorwaardelijk tegenverzoek wordt door Rivas verzocht de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, primair onderdeel e (verwijtbaar handelen) en subsidiair onderdeel g BW (verstoorde arbeidsrelatie) indien de kantonrechter tot het oordeel zou komen dat het gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is geweest en de arbeidsovereenkomst na 1 februari 2016 zou hebben voortgeduurd. Daarbij wordt verzocht te bepalen dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoekster], zodat geen transitie- of billijke vergoeding verschuldigd is. En in geval door de kantonrechter wel een vergoeding wordt toegekend wordt verzocht te bepalen dat Rivas deze alleen verschuldigd is in het geval in rechte onherroepelijk vast komt te staan dat er sprake is van een nietige opzegging. Tenslotte wordt verzocht [verzoekster] te veroordelen in de proceskosten.
Het verweer tegen het voorwaardelijk tegenverzoek
3.6
[verzoekster] heeft daartegen verweer gevoerd en zij stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen, dan wel dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden met inachtneming van de opzegtermijn van vier maanden, onder toekenning van de transitievergoeding en een billijke vergoeding van € 10.000,00 aan [verzoekster] nu er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van Rivas.

4.De beoordeling

Het verzoek

4.1
In geschil is de vraag of Rivas [verzoekster] terecht op staande voet ontslagen heeft. Het volgende wordt overwogen.
4.2
Na te zijn geconfronteerd met door Rivas ingebrachte (foto’s van de) camerabeelden heeft [verzoekster] ter zitting erkend dat zij op de beelden te zien is. Zij zou wel vaker pakken koffie en zakjes borrelnootjes van Rivas mee naar huis hebben genomen. Zij ziet dit niet als stelen omdat zij stelt op een eerder tijdstip (onder meer) koffie en borrelnootjes van huis naar werk te hebben meegenomen om tekorten in de voorraad bij Rivas aan te vullen. Het op deze wijze wegnemen van goederen uit de voorraad van Rivas is naar het oordeel van de kantonrechter door Rivas evenwel terecht aangemerkt als diefstal. [verzoekster] heeft die goederen immers meegenomen met het doel zich die goederen toe te eigenen en gesteld noch gebleken is dat het op deze wijze “oplossen” van knelpunten bij Rivas (als hiervan al sprake was, wat niet kan worden nagegaan) een door Rivas geaccepteerde werkwijze was.
4.3
Door [verzoekster] is nog aangevoerd dat de beelden niet als bewijsmateriaal tegen haar gebruikt mogen worden omdat zij onrechtmatig zijn verkregen. Dit verweer wordt verworpen. Hoewel de inzet van verborgen camera’s op de werkplek in strijd is met artikel 137f van het Wetboek van Strafrecht mocht Rivas toch hiertoe overgaan. Voldoende is namelijk komen vast te staan dat zij op geen andere wijze de waarheid boven tafel kon krijgen en het belang van de waarheidsvinding weegt in deze zwaarder dan het belang van bewijsuitsluiting (ECLI:NL:HR:2014:1632).
4.4
Nu als vaststaand wordt aangenomen dat sprake is geweest van diefstal van pakken koffie en zakjes borrelnootjes door [verzoekster], is [verzoekster] terecht op staande voet ontslagen. De diefstal van deze goederen van Rivas leverde al een dringende reden op voor ontslag op staande voet. Dit geldt te meer nu aangenomen kan worden dat het voor Rivas van groot belang is dat zij kan vertrouwen op haar werknemers die niet alleen in aanraking komen met goederen van Rivas, maar ook met die van, vaak kwetsbare cliënten. Voor de uitkomst van deze procedure is het daarbij niet van belang of [verzoekster] daarnaast nog andere goederen heeft gestolen zoals in het (betwiste) gespreksverslag is opgenomen. Overigens acht de kantonrechter het niet waarschijnlijk dat Rivas zich in deze bedient van een vervalst document maar dit kan verder in het midden blijven nu het gespreksverslag niet bij de beoordeling van de zaak wordt betrokken.
4.5
De omstandigheid dat [verzoekster] ten tijde van het ontslag een dienstverband had van bijna 17 jaar en dat zij overigens naar behoren functioneerde, weegt tegenover de aard en ernst van de dringende reden voor het ontslag op staande voet (diefstal in dienstbetrekking) niet zwaar genoeg om te oordelen dat dit ontslag niet gerechtvaardigd is. Hetzelfde geldt voor het feit dat de gevolgen van het ontslag ingrijpend kunnen zijn voor [verzoekster] omdat zij wellicht niet gemakkelijk weer aan de slag komt in de zorg.
4.6
De verzoeken van [verzoekster] zullen dan ook worden afgewezen. Ook haar verzoek tot de afgifte van de twee originele, ondertekende gespreksverslagen zal worden afgewezen. Rivas heeft er belang bij in het bezit te blijven van het ene resterende exemplaar. Het andere exemplaar zou al aan [verzoekster] zijn afgegeven. Mocht [verzoekster] een handschriftonderzoek willen laten uitvoeren dan kan de handschriftdeskundige in overleg met Rivas de beschikking krijgen over dit stuk.
Het tegenverzoek
4.7
Op grond van artikel 7:677 lid 3 BW is een partij die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen schadeplichtig, indien de wederpartij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Nu vast staat dat er een dringende reden is en dat Rivas om die dringende reden de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, is [verzoekster] aan Rivas een vergoeding verschuldigd. Rivas vordert een gefixeerde schadevergoeding, begroot op € 3.483,80, zijnde de opzegtermijn van één maand tegen het einde van de maand waarin is opgezegd. De kantonrechter begrijpt aldus dat zij een vergoeding van twee maanden vordert nu de overeenkomst op 1 februari 2016 is opgezegd en daarom zal eindigen op 1 april 2016. De kantonrechter maakt echter ambtshalve gebruik van haar recht tot matiging op grond van artikel 7:677 lid 5 sub a BW en zal de vergoeding matigen tot het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn van één maand nu Rivas onbetwist heeft aangevoerd dat de opzegtermijn voor [verzoekster] één maand bedraagt. Dat Rivas niet eerder dan op maandag 1 februari 2016 het gesprek met [verzoekster] voerde met het daarop volgend ontslag kan [verzoekster] niet toegerekend worden nu Rivas dit gesprek ook had kunnen plannen vóór het einde van de maand januari nu zij de camerabeelden al op dinsdag 26 januari 2016 had bekeken, beoordeeld en intern besproken. Er zal dus een vergoeding van € 1.741,90 bruto, gelijk aan het brutosalaris inclusief vakantietoeslag en emolumenten, worden toegewezen.
Het (voorwaardelijk) tegenverzoek
4.8
Rivas verzoekt in geval de kantonrechter tot het oordeel zou komen dat het gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is geweest en de arbeidsovereenkomst na
1 februari 2016 zou hebben voortgeduurd ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
4.9
Rivas heeft de voorwaarde voor haar verzoek zo geformuleerd dat het verzoek gedaan wordt in het geval de kantonrechter zou oordelen dat het ontslag op staande voet geen stand houdt. De voorwaarde is derhalve zo geformuleerd dat daarin niet gelezen kan worden dat het verzoek (ook) ziet op de situatie voor zover de arbeidsovereenkomst na hoger beroep wordt hersteld. Nu de kantonrechter de gevorderde vernietiging van het ontslag op staande voet afwijst, is de voorwaarde waaronder het voorwaardelijk verzoek is ingesteld, niet vervuld. Aan een beoordeling van dit verzoek wordt dan ook niet toegekomen.
4.1
[verzoekster] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst af de verzoeken van [verzoekster];
veroordeelt [verzoekster] om aan Rivas te betalen een bedrag van € 1.741,90 aan gefixeerde schadevergoeding;
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten tot op heden aan de zijde van Rivas begroot op
€ 600,00;
Deze beschikking is gegeven door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
745