ECLI:NL:RBROT:2016:309
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vermelding van de ingangsdatum van het AOW-pensioen in het pensioenoverzicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De eiser betwistte de vermelding van de ingangsdatum van zijn AOW-pensioen in het pensioenoverzicht dat hij op 16 april 2014 ontving. De rechtbank oordeelde dat de vermelding van de ingangsdatum geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelde vast dat de ingangsdatum van het AOW-pensioen voortvloeit uit de AOW-wetgeving en niet kan worden aangemerkt als een publiekrechtelijke rechtshandeling die gericht is op rechtsgevolg. De eiser had bezwaar gemaakt tegen deze vermelding, maar de rechtbank oordeelde dat dit bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard door de verweerder.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de vermelding in het pensioenoverzicht dat de pensioenopbouw is begonnen op 3 april 1966, wel een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van eigendomsontneming, omdat eiser de opbouwperiode nog steeds kan volmaken en 100% van zijn AOW-pensioen kan opbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 januari 2016.