1.4.Op grond van artikel 45, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is het verkeer van werknemers binnen de Unie vrij.
Op grond van artikel 23 van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Bulgarije en Roemenië en de aanpassing van de verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (Toetredingsakte) zijn de in de bijlagen VI en VII bij deze Akte vermelde besluiten ten aanzien van, voor zover hier relevant, Roemenië van toepassing onder de in die bijlagen neergelegde voorwaarden.
Op grond van Bijlage VII “Lijst bedoeld in artikel 23 van de Toetredingsakte: overgangsmaatregelen, Roemenië” (PB 2005 L157), onderdeel 1, punt 1, is wat betreft het vrij verkeer van werknemers en het vrij verrichten van diensten dat gepaard gaat met tijdelijk verkeer van werknemers als bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 96/71/EG tussen Roemenië en Nederland, artikel 45 van het VWEU slechts volledig van toepassing onder voorbehoud van de overgangsregelingen van de punten 2 tot en met 14.
Op grond van punt 2 zullen de huidige lidstaten, in afwijking van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot het einde van het tweede jaar na de datum van toetreding van Roemenië, nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen toepassen om de toegang van Roemeense onderdanen tot hun arbeidsmarkten te regelen.
Nederland heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om ingevolge voormelde Bijlage VII het recht op het vrij verkeer van werknemers, zoals neergelegd in artikel 45 van het VWEU, tijdelijk te beperken en heeft door voortzetting van de overgangsperiode de vergunningplicht ingevolge de Wav tot 1 januari 2014 gehandhaafd (Kamerstukken II 2011/12, 29 407, nr. 132).
2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Volgens een op ambtsbelofte opgemaakt boeterapport Wav van 13 januari 2014 hebben arbeidsinspecteurs van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de Inspectie) geconstateerd dat eiseres in de periode van 1 augustus 2011 tot en met 11 december 2011, 44 vreemdelingen van Roemeense nationaliteit arbeid heeft laten verrichten.
Het boeterapport is gebaseerd op:
- de resultaten van een inspectie op dinsdag 13 december 2011 op het adres [adres] alwaar is gevestigd [Bedrijf II] Daar werden vreemdelingen als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wav aangetroffen. De aangetroffen vreemdelingen hebben allemaal afzonderlijk een verklaring afgelegd waarin zij hebben verklaard werkzaam te zijn voor eiseres;
- een schriftelijke vordering van 16 december 2011 aan eiseres om bescheiden te verstrekken met betrekking tot de Roemeense werknemers en de vervolgens verstrekte stukken;
- een administratieve controle op donderdag 22 maart 2012 op meerdere locaties van het bedrijf [Bedrijf III] en [Bedrijf I] . Experts van het Digitaal Expertise Centrum hebben toen een kopie van de digitale administratie gemaakt. Ook zijn er ter plaatse en nadien diverse werknemers van eiseres gehoord als getuigen;
- informatie van het UWV Werkbedrijf te Den Haag waaruit is gebleken dat eiseres voor de in het boeterapport genoemde vreemdelingen en de verrichte arbeid niet in het bezit was van tewerkstellingsvergunningen;
- gegevens van het Liaisonbureau over [Bedrijf IV] , gevestigd te [naam land] .
Op 16 januari 2014 heeft verweerder het voornemen kenbaar gemaakt om eiseres een boete op te leggen ter hoogte van € 352.000,- in verband met 44 overtredingen van artikel 2, eerste lid, van de Wav. Eiseres heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid zienswijzen in te dienen. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen.
Bij brief van 23 april 2014 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Eiseres is op 6 augustus 2014 op haar bezwaar gehoord.
Voorts is op 8 januari 2015 aanvullend een op ambtsbelofte opgemaakt boeterapport gemaakt en gesloten.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete van € 352.000, - gehandhaafd en de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich daarbij – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat in beginsel van de juistheid van het opgemaakte boeterapport moet worden uitgegaan en dat daarin is vastgesteld dat eiseres in 44 genoemde gevallen het bepaalde in artikel 2, eerste lid, van de Wav niet heeft nageleefd, zodat eiseres in overtreding is. Voorts is niet gebleken van de uitzondering op de Wav voor grensoverschrijdende dienstverlening.
Voor het vaststellen van de hoogte van een in een concreet geval op te leggen boete gaat verweerder in beginsel uit van de Beleidsregels 2012, waarbij verweerder het evenredigheidsbeginsel in acht heeft te nemen. Verweerder heeft met inachtneming van de achtergrond van de Beleidsregels 2012 en de doelstelling van de Wav, gesteld dat de hoogte van de boete in overeenstemming is met de ernst van de overtredingen en de mate waarin deze aan eiseres verweten kunnen worden. Verweerder heeft in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding gevonden om af te wijken van het beleid. Eiseres had moeten weten dat voor vreemdelingen met de Roemeense nationaliteit een tewerkstellingsvergunning noodzakelijk is en dat niet kon worden volstaan met een notificatie. Verder is de boete opgelegd binnen vijf jaar nadat de overtredingen hebben plaatsgevonden.
4. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft primair aangevoerd dat zij niet kan worden aangemerkt als werkgever in de zin van de Wav. Zulks kan althans niet worden afgeleid uit het boeterapport, dat de grondslag vormt voor het bestreden besluit. Het is niet bewezen, althans niet voldoende aannemelijk gemaakt, welke vreemdelingen wanneer en op welk project hebben gewerkt. Sluitend bewijs ontbreekt voor alle 44 vreemdelingen en in ieder geval voor de 33 vreemdelingen die niet in persoon zijn gehoord. De verklaringen van de elf gehoorde vreemdelingen zijn onzorgvuldig tot stand gekomen. Verder is verzuimd de cautie te geven aan de bestuurders van eiseres.