ECLI:NL:RBROT:2016:2761

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 maart 2016
Publicatiedatum
14 april 2016
Zaaknummer
C/10/466027 / HA ZA 14-1260
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taalkundige uitleg van een dienstenovereenkomst in de energiesector met betrekking tot onverschuldigde betaling

In deze zaak gaat het om de uitleg van een dienstenovereenkomst tussen de besloten vennootschappen Greenchoice en EET, waarbij EET verantwoordelijk is voor de inkoop van energie voor Greenchoice. Het geschil betreft de vraag of Greenchoice onterecht een bedrag van € 2.139.105,22 heeft betaald aan EET voor het zogenaamde MCF-volume over de jaren 2008 en 2009. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst taalkundig moet worden uitgelegd en dat EET geen recht had om dit bedrag in rekening te brengen. De rechtbank wijst de vordering van Greenchoice toe en veroordeelt EET tot terugbetaling van het onverschuldigd betaalde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De rechtbank benadrukt dat de uitleg van de overeenkomst moet worden gebaseerd op de taalkundige betekenis van de bepalingen, waarbij ook de context en de bedoeling van partijen in acht moeten worden genomen. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de contractuele verhoudingen in de energiesector, vooral met betrekking tot de doorberekening van kosten en risico's.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/466027 / HA ZA 14-1260
Vonnis van 23 maart 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GROENE ENERGIE ADMINISTRATIE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.M.J. Arts,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENECO ENERGY TRADE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.I.M. van Mierlo.
Partijen zullen hierna Greenchoice en EET worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 8 juli 2015 en de daarin genoemde processtukken;
  • het proces-verbaal van comparitie van 20 oktober en de daarin genoemde processtukken;
  • de brieven van beide partijen van zowel 16 als 23 november 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

De energiemarkt

2.1
TenneT houdt zich bezig met het elektriciteitstransport en balanshandhaving tussen vraag een aanbod van elektriciteit. Teneinde in te kunnen schatten hoeveel elektriciteit is benodigd voor de balans op het elektriciteitsnetwerk, maakt TenneT gebruik van het systeem van programmaverantwoordelijkheid en onbalans. Voor de bepaling van het energieverbruik maakt TenneT onderscheid tussen drie fasen: de nominatie-, de allocatie- en de reconciliatiefase. Greenchoice heeft haar programmaverantwoordelijkheid uitbesteed aan EET.
2.2
Tijdens de nominatiefase geven de programmaverantwoordelijken aan TenneT op kwartierbasis de voorspelde energieafname door. Over dat geprognosticeerde verbruik wordt door de programmaverantwoordelijken afgerekend met TenneT.
2.3
TenneT stelt vervolgens tijdens de allocatiefase achteraf vast wat het daadwerkelijke gebruik was op het elektriciteitsnet. Het verschil tussen het daadwerkelijke en het geprognosticeerde energieverbruik is de onbalans. Die onbalans wordt maandelijks door TenneT doorberekend aan de programmaverantwoordelijken. Bij kleingebruikers (zogenaamde ‘profielklanten’) zoals huishoudens, wordt het energieverbruik doorgaans één keer per jaar opgenomen. Van die profielklanten wordt daarom tussentijds een inschatting gemaakt van het daadwerkelijke verbruik. Die ingeschatte factor, die het verschil is tussen het standaardjaarverbruik van profielklanten en het daadwerkelijke verbruik, is de meetcorrectiefactor (hierna: “MCF”). Greenchoice heeft alleen maar dergelijke profielklanten.
2.4
Tot slot wordt in de reconciliatiefase op basis van de opgenomen meterstanden per profielklant bepaald wat hij/zij daadwerkelijk heeft verbruikt. Het verschil tussen het allocatievolume (inclusief het MCF-volume) en het werkelijke verbruik per profielklant wordt verrekend tussen de betreffende programmaverantwoordelijke en TenneT.
2.5
Op grond van de Elektriciteitswet 1998 is voorts door de systeembeheerders een systeemcode opgesteld. In die systeemcode staan onder andere de rekenkundige formules die in de markt worden gebruikt voor het berekenen van het nominatie-, allocatie en reconciliatievolume. Zowel in de formules voor het berekenen van het allocatievolume, als in de formules voor het berekenen van het reconciliatievolume komt de MCF terug.
De dienstenovereenkomst
2.6
In 2007 zijn EET en Greenchoice een dienstenovereenkomst aangegaan (hierna: “de dienstenovereenkomst”). Partijen zijn daarin overeengekomen dat EET de inkoop van energie bij TenneT verzorgt voor Greenchoice en dat EET de programma-verantwoordelijkheid voor Greenchoice draagt. Daarbij zijn tevens afspraken gemaakt omtrent de doorberekening van de kosten die EET daarvoor maakt aan Greenchoice en de doorberekening van de door klanten van Greenchoice afgenomen volumes.
2.7
In de dienstenovereenkomst is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
In aanmerking nemende dat:(…)
(…)
EET met ENECO Energie Retail B.V. (“Retail”) afspraken heeft gemaakt voor de inkoop en levering van elektriciteit en gas alsmede het voeren van de programma-verantwoordelijkheid, welke zijn/worden vastgelegd in een Service Level Agreement en partijen zoveel mogelijk ten aanzien van de handlingfee, inkoopmethodiek en prijs bij deze SLA wensen aan te sluiten;
(…)
Komen als volgt overeen:
(…)
Artikel 1 Definities
(…)
TP : Transfer price; jaarprijs voor Peak en Off Peak uren
(…)
Artikel 3 Vergoedingen
(…)
(ii) voor inkoop, levering en PV Elektriciteit (…)
a. voor de afgenomen hoeveelheid elektriciteit: de TP, te vermeerderen met een opslag voor het managen van onbalansrisico’s van 0,8 EUR/MWh, risico- en eventuele andere opslagen;
EET bepaalt aan de hand van het bekende (of verwachte) allocatieprofiel voor de profielcategorieën waarop Greenchoice levert en de door haar vastgestelde uurlijkse ENECO Forward Curve, een TP voor Greenchoice. Aangaande de bepaling van de TP wordt geen onderscheid gemaakt tussen Retail en Greenchoice.
b. Feitelijke allocatie, facturen en/of andere zaken die door derden aan EET inzake Greenchoice portfolio in rekening worden gebracht, worden één op één aan Greenchoice doorberekend.
Ten aanzien hiervan is in ieder geval, doch niet uitsluitend, het volgende van toepassing:
b1. De totaalafname van Greenchoice (excl. Reconciliatie e.d.) is de optelling van het volume exclusief de Meetcorrectiefactor component (basis MCF=1) dat aan EET feitelijk wordt gealloceerd. Dit volume wordt tegen TP vermeerderd met de relevante opslagen in rekening gebracht. (…)
(…)
b3. Het door TenneT aan EET in rekening gebrachte reconciliatievolume wordt met Greenchoice tegen de reconciliatieprijs verrekend (in de maand volgend op die van facturering door TenneT aan EET), gecorrigeerd met het MCF-component.
(…)”
2.8
Over het jaar 2007 is tussen partijen afgerekend middels een totaalafrekening, welke is overeengekomen in 2008.
2.9
Op 9 april 2009 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen EET en Greenchoice. In de notulen van die bespreking (productie 34 bij dagvaarding) staat – voor zover van belang – het volgende:
“(…) Verrekening van de volledige allocatie met de werkelijke MCF (GGV=MCF*VGV) vindt op dit moment niet plaats (…)”
VGV staat voor Veronderstelde Geprofileerde Verbruik, ofwel het in de nominatiefase geprognosticeerde verbruik.
2.1
Op 5 maart 2010 hebben Greenchoice en EET een addendum bij de dienstenovereenkomst getekend. In het addendum zijn partijen overeengekomen dat vanaf 1 januari 2010 in de allocatiefase niet meer geldt ‘MCF=1’, maar de werkelijke MCF. In een lijst met wijzigingen voorafgaande aan de totstandkoming van het addendum (productie 35 bij dagvaarding) is opgenomen:
“Wijzigingen
Lopend Nieuw
(…)
MCF = 1 Volledige allocatie
(…)”
2.11
Op 19 januari 2011 heeft EET aan Greenchoice twee eindfacturen gestuurd over de jaren 2008 en 2009. Op beide facturen zijn de posten “
MCF-volume – peak” en “
MCF-volume – offpeak” opgenomen. Voor deze MCF-volumes brengt EET bij Greenchoice in totaal € 2.139.105,22 in rekening. Bij e-mail van 1 november 2012 heeft Greenchoice aan EET bericht dat zij niet akkoord is met het factureren van deze MCF-volumes. EET heeft daarop gereageerd bij e-mail van 2 november 2012 (productie 26 bij dagvaarding):
“(…)
Conform art. 3.1.ii.b3 wordt niet alleen het reconciliatievolume gecorrigeerd maar ook het MCF volume. Dit is voor ons de rechtvaardiging om zowel het reconciliatie volume als het MCF volume op de factuur op te nemen. (…)
(…)”
2.12
Bij e-mail van 14 november 2012 heeft Greenchoice aan EET bericht de volledige facturen onder protest te zullen betalen. Op 29 november 2012 zijn de facturen door middel van verrekening voldaan. Bij brief van 13 juni 2013 (productie 31 bij dagvaarding) heeft Greenchoice EET gesommeerd om het bedrag van € 2.139.105,22 terug te betalen.

3.Het geschil

In conventie

3.1.
Greenchoice vordert, samengevat:
1. een verklaring voor recht dat Greenchoice op of omstreeks 29 november 2012 zonder rechtsgrond € 2.139.105,22 aan EET heeft voldaan;
2. EET te veroordelen tot betaling van € 2.139.105,22 aan Greenchoice binnen 7 dagen na het te wijzen vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW vanaf 29 november 2012;
3. EET te veroordelen tot betaling van € 6.775,00 aan Greenchoice aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 dagen na het te wijzen vonnis;
4. EET te veroordelen in de proces- en nakosten.
3.2.
Greenchoice onderbouwt haar vordering, samengevat, als volgt.
Greenchoice heeft ten onrechte de MCF-posten van de facturen van 19 januari 2011 betaald en vordert deze bedragen terug op grond van onverschuldigde betaling. De dienstenovereenkomst biedt geen grondslag om de MCF-volumes over de allocatiefase alsnog bij Greenchoice in rekening te brengen in de reconciliatiefase. Greenchoice betaalde ook een onbalansfee van € 0,80 per afgenomen MWh, omdat EET het risico voor de MCF droeg. In de jaren 2007, 2008 en 2009 is eerder geen MCF-volume door EET aan Greenchoice gefactureerd. Pas na wijziging van de dienstenovereenkomst in 2010 was het voor EET mogelijk om het daadwerkelijke MCF-volume bij Greenchoice in rekening te brengen, maar niet met terugwerkende kracht over 2008 en 2009. Ook op grond van een uitleg van artikel 3.1.(ii)(b)b3 van de dienstenovereenkomst aan de hand van partijbedoelingen volgt dat de werkelijke MCF-component door EET niet kon worden doorberekend aan Greenchoice.
3.3.
EET betwist de vordering van Greenchoice. EET voert, samengevat, aan dat uit de aanhef van artikel 3.1.(ii)(b) volgt dat EET al hetgeen TenneT haar in rekening brengt, één-op-één kan doorberekenen aan Greenchoice. Voorts voert EET aan dat uit een taalkundige uitleg van artikel 3.1.(ii)(b)b3 volgt dat de werkelijke MCF-component uit de allocatiefase in de reconciliatiefase alsnog in rekening mag worden gebracht bij Greenchoice. Met de gecorrigeerde MCF-component wordt bedoeld: het MCF-volume. Ook op grond van een uitleg aan de hand van partijbedoelingen volgt dat de werkelijke MCF-component door EET kon worden doorberekend aan Greenchoice.
In reconventie
3.4.
EET vordert, samengevat, een verklaring voor recht dat het bedrag van € 2.139.105,22 niet onverschuldigd is betaald door Greenchoice aan EET. EET onderbouwt haar vordering aan de hand van hetgeen zij in conventie heeft aangevoerd.
3.5.
Greenchoice betwist de vordering van EET aan de hand van hetgeen zij in conventie heeft aangevoerd.

4.De beoordeling

In conventie en reconventie

4.1
Het gaat in deze procedure om de uitleg van een bepaling uit een overeenkomst, te weten artikel 3.1.(ii)(b) van de dienstenovereenkomst. Nu het de uitleg van een zuiver commerciële overeenkomst betreft – gesloten tussen professioneel opererende partijen die over de inhoud van de overeenkomst hebben onderhandeld, terwijl de overeenkomst ertoe strekt de wederzijdse rechten en verplichtingen nauwkeurig vast te leggen – komt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen grote betekenis toe. Bij de uitleg zijn voorts van belang de aard van de transactie, de omvang en gedetailleerdheid van de contractsbevestiging, de wijze van totstandkoming (waarbij van belang is of partijen werden bijgestaan door deskundige raadslieden) en de overige bepalingen, waaronder de aanwezigheid van een entire agreement clause (ECLI:NL:HR:2007: BA4909 - Derksen/Homburg; ECLI:NL:HR:2007:AZ3178 - Meyer Europe/Pont Meyer). Maar ook wanneer bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen, kunnen de overige omstandigheden van het geval steeds meebrengen dat een andere dan de taalkundige betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Doorslaggevend blijft uiteindelijk de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (vgl. ECLI:NL:HR:2013:BY8101 - Lundiform/Mexx; HR 13 maart 1981, NJ 1981 - Haviltex). De rechter kan tevens tot een andere uitleg komen dan door partijen is aangevoerd, mits hij daarmee binnen de grenzen van de rechtsstrijd tussen partijen blijft (ECLI:NL:HR:1995:ZC1770 – FMN/Prêt-à-Porter).
4.2
Vaststaat dat Greenchoice en EET professionele partijen zijn en dat zij bij de totstandkoming van de overeenkomst zijn bijgestaan door hun eigen juristen. De onderhandelingen tussen Greenchoice en EET hebben geresulteerd in een omvangrijke en gedetailleerde dienstenovereenkomst, waarbij in de overeenkomst tevens sprake is van een ‘entire agreement clause’ waarmee partijen te kennen hebben gegeven dat zij hebben beoogd hun wederzijdse verplichtingen uitputtend te regelen door middel van deze tekst. Daarom dient, in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen onder 4.1., in beginsel uitgegaan te worden van een taalkundige uitleg van artikel 3.1.(ii)(b) van de dienstenovereenkomst.
4.3
Naar het oordeel van de rechtbank brengt de omstandigheid dat voor de berekening van het allocatievolume en het reconciliatievolume in de systeemcode vaststaande formules gelden voorts mee dat bij een taalkundige uitleg van artikel 3.1.(ii)(b) die rekenkundige formules mede in acht moeten worden genomen nu deze formules algemeen gebruikt worden in de energiemarkt. Gelet daarop komt de rechtbank tot de volgende taalkundige uitleg van artikel 3.1.(ii)(b).
4.4
Uit artikel 3.1.(ii)(b)b1 vloeit voort dat bij de berekening van het allocatievolume in de daarvoor geldende formules uitgegaan dient te worden van MCF=1. Daaromtrent zijn partijen het ook eens.
4.5
De rechtbank is voorts van oordeel dat uit de tekst van artikel 3.1.(ii)(b)b3, dat het “
reconciliatievolume wordt (…), gecorrigeerd met het MCF-component”,niet meer of anders voortvloeit dan dat bij de berekening van het reconciliatievolume in de daarvoor geldende formules dient te worden uitgegaan van de werkelijke MCF in plaats van MCF=1. Er is immers expliciet aangegeven in artikel 3.1.(ii)(b) dat MCF=1 in de allocatiefase (b1) en MCF=de werkelijke MCF in de reconciliatiefase (b3). In artikel 3.1.(ii)(b)b3 staat niet dat EET het MCF-volume over de allocatiefase alsnog in rekening kan brengen bij Greenchoice tijdens de reconciliatiefase. Evenmin staat in de tekst van artikel 3.1.(ii)(b) dat zowel het reconciliatievolume als het MCF-volume wordt gecorrigeerd in de reconciliatiefase, zoals EET schrijft in haar e-mail 2 november 2012 (zie hiervoor onder 2.11).
4.6
Die taalkundige uitleg van artikel 3.1.(ii)(b)b3 strookt ook met de context van artikel 3.1.(ii)(b) waarin zij is geplaatst, waarin de drie fasen nadrukkelijk van elkaar worden onderscheiden. Dat een deel van het volume uit de allocatiefase in rekening gebracht kan worden gebracht in de reconciliatiefase past niet bij dat gemaakte onderscheid tussen de fasen.
4.7
Die taalkundige uitleg vindt daarnaast ondersteuning in de totstandkoming van het addendum uit 2010. Uit de notulen van de bespreking van 9 april 2009 (zie hiervoor onder 2.9) blijkt dat partijen het tijdens die bespreking eens waren over het feit dat verrekening van de volledige allocatie met het werkelijke MCF-volume op dat moment niet plaatsvond. Dat volgt ook uit de lijst met voorgestane wijzigingen (zie hiervoor onder 2.10). Daaruit blijkt dat partijen het er op dat moment kennelijk over eens waren dat verrekening van de volledige allocatie inclusief de werkelijke MCF in plaats van MCF=1 aanpassing van de dienstenovereenkomst nodig was.
4.8
Dat in de aanhef van artikel 3.1.(ii)(b) is opgenomen dat alles wat EET door derden in rekening wordt gebracht een-op-een door EET wordt doorberekend aan Greenchoice, maakt die taalkundige uitleg niet anders. In de zinsnede onder die aanhef is immers opgenomen dat daarop “
het volgende van toepassing” is, waarna de leden b1-b6 volgen. Vanuit taalkundig oogpunt behelzen de leden b1-b6 daarom een uitwerking van, c.q. een uitzondering op het feit dat alles een-op-een wordt doorbelast door EET aan Greenchoice.
4.9
Op basis van de taalkundige uitleg was er derhalve geen grondslag voor EET om het MCF-volume over de allocatiefase bij Greenchoice in rekening te brengen.
4.1
De vraag die dan resteert, is of de overige omstandigheden die door EET zijn aangevoerd meebrengen dat een andere dan de taalkundige betekenis aan artikel 3.1.(ii)(b) moet worden gehecht. De omstandigheden die daaromtrent door EET zijn genoemd zullen hierna – voor zover relevant – worden besproken.
Aansluiting bij het contract tussen EET en Eneco Retail
4.11
In de overwegingen van de dienstenovereenkomst is vermeld dat partijen de bedoeling hadden om aan te sluiten bij de afspraken tussen EET en Eneco Retail (zie hiervoor onder 2.7). Door EET is aangevoerd dat de afspraak met Greenchoice in artikel 3.1.(ii)(b) woordelijk aansluit bij hetgeen is opgenomen in het contract tussen EET en Eneco Retail, en dat tussen EET en Eneco Retail wel het MCF-Volume werd afgerekend. EET heeft evenwel niet gesteld dat Greenchoice bij het aangaan van de dienstenovereenkomst wist, of behoorde te weten, dat Eneco Retail diezelfde bepaling anders dan taalkundig uitlegde en wat die afwijkende uitleg van Eneco Retail dan inhield. Zonder die wetenschap bij Greenchoice betreft dit geen omstandigheid waaruit volgt dat uitgegaan moet worden van een andere dan taalkundige uitleg van artikel 3.1.(ii)(b). EET mocht daarom uiteindelijk ook niet uitgaan van die kennis bij Greenchoice.
De onderhandelingen over de overeenkomst en correspondentie tussen partijen
4.12
Volgens EET heeft Greenchoice nooit bekend gemaakt dat zij geen volledige doorlegging van de MCF-component wenste. EET voert aan dat Greenchoice dit kenbaar had moeten maken.
4.13
Vast staat dat voorafgaande aan de totstandkoming van de overeenkomst over de tekst van artikel 3.1.(ii)(b) niet is onderhandeld door partijen. Omdat de voorgestane, taalkundige uitleg strookt met de uitleg die Greenchoice hanteert, lag het voor Greenchoice ook niet voor de hand om tijdens de besprekingen omtrent de dienstenovereenkomst de inhoud van artikel 3.1.(ii)(b) aan de orde te stellen. Pas nadat de eindfacturen over 2008 en 2009 zijn verzonden door EET is tussen partijen een discussie ontstaan over de uitleg van artikel 3.1.(ii)(b) en was voor Greenchoice duidelijk dat EET een andere uitleg hanteerde dan de taalkundige. Toen heeft Greenchoice aangegeven het niet eens te zijn met de door EET voorgestane uitleg.
4.14
De tussen partijen gevoerde onderhandelingen en correspondentie zijn daarom geen omstandigheid waaruit valt af te leiden dat een andere dan taalkundige betekenis moet worden gegeven aan artikel 3.1.(ii)(b).
De door Greenchoice voorgestane uitleg pakt negatief uit voor EET
4.15
Door EET is onderbouwd aangevoerd dat de voorgestane, taalkundige uitleg voor EET ongunstig uitpakt. Deze heeft immers als gevolg dat Greenchoice over de jaren 2008 en 2009 voor een geringer volume betaalt aan EET dan door Greenchoice (ten behoeve van haar klanten) daadwerkelijk is afgenomen. Door Greenchoice wordt dit ook niet betwist. Echter, door Greenchoice is onbetwist gesteld dat de rekenmethode die volgt uit de taalkundige lezing weliswaar positief voor haar heeft uitgepakt over de jaren 2008 en 2009, maar dat diezelfde rekenmethode in latere jaren negatief voor haar zou hebben uitgepakt. Om die reden was het vooraf niet bekend voor partijen dat de bepaling noodzakelijkerwijs negatief voor EET zou uitvallen. Het enkele feit dat een bepaalde uitleg negatief uitpakt voor één van de partijen is daarnaast geen omstandigheid die leidt tot een andere dan een taalkundige uitleg.
De onbalanspremie
4.16
Of de onbalanspremie door Greenchoice al dan niet werd betaald voor (afkoop van) MCF-volume, behoeft geen beantwoording. Zoals hiervoor overwogen onder 4.15 is door Greenchoice immers onbetwist gesteld dat de afspraak ook positief voor EET had kunnen uitpakken en dat het om een relatief klein deel van het volume gaat. Om die reden hoefde niet redelijkerwijs verwacht te worden van Greenchoice dat zij dit risico afkocht bij EET. Voor zover de stelling van EET dat Greenchoice het MCF-volume niet heeft afgekocht wordt gevolgd is dit derhalve geen omstandigheid die leidt tot een andere dan taalkundige uitleg.
MCF wordt altijd doorgelegd
4.17
EET heeft onbetwist gesteld dat het MCF-volume in de energiemarkt altijd door de programmaverantwoordelijken wordt doorgelegd aan de afnemers. Die gebruikelijke werkwijze op de energiemarkt kan naar het oordeel van de rechtbank weliswaar een omstandigheid zijn waaruit volgt dat uitgegaan moet worden van een andere dan taalkundige uitleg van artikel 3.1.(ii)(b), maar daar staat tegenover dat het Greenchoice vrij stond om met EET andere afspraken te maken dan normaliter gelden in de energiemarkt. Daarbij speelt mede een rol dat Greenchoice een relatief nieuwe en kleine speler op de markt was en dat niet is gesteld door EET dat Greenchoice van dit gebruik op de markt op de hoogte was. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, is de gebruikelijke werkwijze op de energiemarkt daarom op zichzelf onvoldoende omstandigheid om aan te nemen dat een andere dan taalkundige uitleg van artikel 3.1.(ii)(b) tussen partijen heeft te gelden.
Conclusie
4.18
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen leiden de voornoemde omstandigheden er niet toe dat uit moet worden gegaan van een andere dan een taalkundige uitleg van artikel 3.1.(ii)(b) van de dienstenovereenkomst.
4.19
Uitgaande van de taalkundige uitleg, zoals omschreven onder r.o. 4.5, is er geen grondslag voor EET om het MCF-volume over de jaren 2008 en 2009 bij Greenchoice in rekening te brengen. Greenchoice heeft daarom een bedrag van € 2.139.105,22 onverschuldigd betaald aan EET en is op grond van artikel 6:203 BW gerechtigd dit terug te vorderen van EET. De vordering van Greenchoice die betrekking heeft op terugbetaling van de geldsom zal om die reden worden toegewezen en de reconventionele vordering zal worden afgewezen.
Geen belang bij verklaring voor recht
4.2
Gelet op het feit dat EET zal worden veroordeeld om aan Greenchoice het onverschuldigd betaalde terug te betalen, heeft Greenchoice geen belang bij de door haar gevorderde verklaring voor recht; zo’n belang is ook niet door haar gesteld. De gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden afgewezen op grond van artikel 3:303 BW.
Rente, (proces)kosten en betalingstermijn
4.21
Wat betreft de gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom, stelt de rechtbank voorop dat EET ingevolge de hoofdregel van artikel 6:119 lid 1 BW wettelijke rente daarover is verschuldigd over de periode dat zij in verzuim is met terugbetaling van dat bedrag. De rente over de gevorderde hoofdsom zal daarom worden toegewezen vanaf 25 juni 2013, de datum waarop de betalingstermijn zoals genoemd in de sommatiebrief van 13 juni 2013 van Greenchoice is verstreken. Daarmee is voldaan aan de vereisten van artikel 6:82 BW zodat EET vanaf dat moment in verzuim was.
4.22
De door Greenchoice gevorderde buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 6.775,00 zijn toewijsbaar. Door Greenchoice is onbetwist gesteld dat zij incassowerkzaamheden heeft verricht en de gevorderde incassokosten zijn conform het op artikel 6:96 lid 2 onder c en lid 4 BW gebaseerde Besluit vergoeding buitengerechtelijke kosten. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten is eveneens toewijsbaar als na te vermelden.
4.23
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal EET worden veroordeeld in de kosten van deze procedure in conventie en reconventie. De kosten aan de zijde van Greenchoice in conventie worden begroot op:
- dagvaarding € 77,52
- griffierecht € 3.829,00
- salaris advocaat
€ 6.422,00(2 punten maal € 3.211,00)
Totaal € 10.328,52
4.24
De kosten aan de zijde van EET in reconventie worden begroot op nihil, gelet op de verwevenheid met de conventie en de omstandigheid dat er geen conclusie van antwoord in reconventie is genomen.
4.25
De nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen zoals hierna vermeld.
4.26
De vorderingen van Greenchoice zullen tot slot worden toegewezen met inachtneming van een betalingstermijn van 14 dagen. De gevorderde termijn van 7 dagen komt de rechtbank onredelijk kort voor gelet op de hoogte van het gevorderde bedrag en het feit dat een dergelijke grote betaling doorgaans door verschillende personen binnen een bedrijf gefiatteerd moet worden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt EET tot betaling van € 2.139.105,22 (zegge: twee miljoen éénhonderdnegenendertigduizend honderdvijf euro en tweeëntwintig eurocent) aan Greenchoice, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW vanaf 25 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt EET tot betaling van € 6.775,00 aan Greenchoice binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na de datum van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt EET in de proceskosten, aan de zijde van Greenchoice tot op heden begroot op € 10.328,52;
5.4.
veroordeelt EET in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat EET niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.5.
wijst dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het anders of meer gevorderde;
in reconventie
5.7.
wijst het gevorderde af;
5.8.
veroordeelt EET in de proceskosten, aan de zijde van Greenchoice tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, mr. D. van Dooren en mr. L. Daum, en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2016. [1]

Voetnoten

1.type: 2457/2744/106