ECLI:NL:RBROT:2016:2630

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 april 2016
Publicatiedatum
8 april 2016
Zaaknummer
C/10/459932 / HA ZA 14-960
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor waterschade door fouten onderaannemers en verhaal van kosten van schadebeperkende maatregelen

In deze zaak vordert Wageningen Universiteit (WU) schadevergoeding van Cofely en andere betrokken partijen wegens waterschade die is ontstaan door fouten van onderaannemers tijdens de bouw van het Forumgebouw. De waterschade deed zich voor in twee incidenten: de eerste op 14 maart 2007, veroorzaakt door een lekkage in de sprinklerinstallatie, en de tweede op 9 mei 2007, door een losgeschoten koppeling van de warmwaterleiding. WU heeft Cofely aansprakelijk gesteld voor de schade die is ontstaan door deze incidenten, waaronder de kosten voor het vervangen van de databekabeling die door de waterschade was aangetast. Cofely heeft verweer gevoerd en betwist dat de schade aan de bekabeling het gevolg was van haar tekortkomingen. De rechtbank oordeelt dat Cofely aansprakelijk is voor de schade, omdat de waterschade het gevolg was van nalatigheid van haar onderaannemers. De rechtbank benadrukt dat WU redelijke schadebeperkende maatregelen heeft genomen door de bekabeling te vervangen, en dat de kosten die daarmee gemoeid zijn, voor vergoeding in aanmerking komen. De zaak wordt verwezen naar de rol voor verdere behandeling van de schadevergoeding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/459932 / HA ZA 14-960
Vonnis van 6 april 2016
in de zaak van
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
WAGENINGEN UNIVERSITEIT,
gevestigd te Wageningen,
2. de stichting
STICHTING DIENST LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK,
gevestigd te Wageningen,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. S. Baks,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COFELY WEST UTILITEIT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.I. Nijenhof-Wolters,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. T.J. Dorhout Mees,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN NIEL INSTALLATIETECHNIEK B.V.,
gevestigd te Twello, gemeente Voorst,
gedaagde,
advocaat mr. W.A.M. Rupert.
Partijen zullen hierna WU, DLO, Cofely, [gedaagde 2] en Van Niel genoemd worden. WU en DLO zullen gezamenlijk in het enkelvoud worden aangeduid als WUR. Cofely, [gedaagde 2] en Van Niel zullen gezamenlijk in het enkelvoud worden aangeduid als Cofely c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van maart 2010, met producties;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van 3 november 2010 van Cofely, met een productie;
  • de conclusie van antwoord van 3 november 2010 van [gedaagde 2] , met producties;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van 3 november 2010 van Van Niel;
  • het vonnis in het incident van 15 december 2010;
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende conclusie van eis in reconventie van 9 maart 2011 van Cofely, met producties;
  • de conclusie van antwoord van 9 maart 2011 van Van Niel, met een productie;
  • de conclusie van repliek in conventie tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie van 7 september 2011, met producties;
  • de conclusie van dupliek in conventie, tevens houdende conclusie van repliek in reconventie van 22 mei 2013 van Cofely, met producties;
  • de conclusie van dupliek van 22 mei 2013 van [gedaagde 2] , met een productie;
  • de conclusie van dupliek van 22 mei 2013 van Van Niel, met een productie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie van 3 juli 2013 van WUR;
  • de akte wijziging eis, tevens houdende akte overlegging producties van 17 september 2014 van WUR, met producties;
  • de akte uitlating wijziging eis, tevens houdende verzoek tot (rol)voeging wegens connexiteit tevens houdende verzoek tot nadere conclusie of pleidooi van 12 november 2014 van Cofely;
  • de akte uitlating wijziging eis tevens houdende verzoek tot (rol)voeging wegens connexiteit tevens houdende verzoek tot pleidooi van 12 november 2014 van [gedaagde 2] ;
  • de antwoordakte wijziging eis tevens houdende verzoek tot (rol)voeging wegens connexiteit tevens houdende verzoek tot pleidooi van 12 november 2014 van Van Niel;
  • het op 9 december 2015 door Cofely overgelegde Adviesrapport 'Waterschade WUR' van Bruijnse Advies;
  • de akte overlegging productie van 9 december 2015 van [gedaagde 2] , met een productie;
  • de akte houdende overlegging producties van 9 december 2015 van Van Niel, met producties;
  • de pleitaantekeningen van 9 december 2015 van mr. T.J. Dorhout Mees;
  • de pleitaantekeningen van 9 december 2015 van mr. J.T. Suijdendorp;
  • de pleitnota van 9 december 2015 van mr. M.I. Nijenhof-Wolters (voor zover voorgedragen);
  • de pleitaantekeningen van 9 december 2015 van mrs. S. Baks en D.C. Theunis.
1.2.
Vanaf 3 juli 2013 heeft de zaak op de parkeerrol gestaan, waarna de procedure ambtshalve is doorgehaald. De zaak is op de rol van 17 september 2014 weer opgebracht.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.4.
Vandaag wordt tevens vonnis gewezen in de met deze zaak samenhangende zaak met zaak-/rolnummer C/10/452380 / HA ZA 14-602 tussen Amlin Corporate Insurance N.V. en vier anderen (de opstalverzekeraars) als eiseressen tegen Cofely c.s. als gedaagden.

2.De feiten

2.1.
WU en DLO opereren gezamenlijk onder het samenwerkingsverband: Wageningen University & Research Center, ook wel genoemd 'WUR'.
2.2.
WUR heeft een nieuw onderwijsgebouw laten realiseren. Dit zogenoemde Forumgebouw telt tien bouwlagen (inclusief kelder en begane grond). Het gebouw heeft een bruto vloeroppervlakte van 34.000 m2. De totale aanneemsom voor het werk bedroeg circa € 42 miljoen. Tot de te realiseren voorzieningen behoorde een elektra- en (data)bekabelingssysteem.
2.3.
Ter zake van de werktuigbouwkundige-, water- en sanitaire installaties heeft WUR op 1 september 2004 een aannemingsovereenkomst gesloten met Cofely, destijds genaamd GTI Utiliteit Midden B.V. Cofely trad op als nevenaannemer, naast bouwcombinatie Dura Vermeer / Trebbe Bouw v.o.f., de bouwkundig aannemer, en Croon Elektrotechniek B.V. (hierna: Croon), de aannemer voor de elektrotechnische installaties. Cofely was onder andere verantwoordelijk voor het aanleggen van een sprinklerinstallatie en voor de aanleg van de warmwaterleidingen.
2.4.
Cofely heeft [gedaagde 2] , destijds handelend onder de naam [naam] , ingeschakeld om als onderaannemer de sprinklerinstallatie aan te leggen. Voorts heeft Cofely Van Niel ingeschakeld om als onderaannemer de werkzaamheden met betrekking tot de warmwaterleidingen uit te voeren.
2.5.
Tijdens de afbouw heeft zich in bouwdeel C van het Forumgebouw tweemaal een gebeurtenis voorgedaan waardoor waterschade is opgetreden.
2.6.
De eerste waterschade (hierna ook: evenement I) ontstond op woensdag 14 maart 2007. Bij het vullen van de door [gedaagde 2] aangelegde sprinklerinstallatie is op de 6e verdieping water uit een leiding gestroomd. Over de gang van zaken met betrekking tot dit incident heeft de heer [medewerker 1] een verslag opgesteld. Dat verslag luidt als volgt:
'14 maart 2007 FORUMGEBOUW WAGENINGEN
Verslag lekkage 6e verdieping kern - C
Afgeperst met de lucht kelder t/m 8e verdieping kern -B en daarbij zit ook 6e en 7e verdieping kern -C.
Afgeperst op 2,5 bar luchtdruk.
Na 2 uur was er geen terugloop van druk en heb ik toen besloten om te gaan vullen met water.
Ik heb de pompen uitgezet en ben toen gaan vullen uit de tank vandaan, dus met de statische waterdruk uit de tank.
Intussen zijn twee man naar boven gegaan om te controleren of er geen lekkage zou zijn.
Tijdens het vullen was op het meldpaneel zichtbaar waar het water op dat moment was doordat de flowswitch melding maakte.
Toen de 6e -C de melding kwam heb ik de hoofdafsluiter (alarmklep 2) dicht gedraaid om ± 14.30 uur.
Op dat moment is op de 6e -C het water gaan stromen uit een 1'' lassok die op een 2 ½'' pijp zit in de gang bij schacht -C1, deze bevind zich tussen twee luchtkanalen met onder elk luchtkanaal een kabelgoot.
Het bleek dat hier een plastic dop op zat en die is er door het water afgegaan.
Het water is op de vloer gelopen maar een deel is terecht gekomen in de kabelgoot en is hierdoor in de schacht terechtgekomen en via kabels naar beneden gelopen en in de elektrakast op de 5e verdieping terecht gekomen en van naar kast gelopen tot op de 2e verdieping.
Net toen het water uit de leiding kwam waren onze mensen ter plaatse en hebben gelijk de itc op drain stand gezet en zijn begonnen met het water naar het betonnen trappenhuis te vegen.
Kort daarna kwam ik ook ter plaatse en heb toen de hoofduitvoerder ingelicht en die heeft de schoonmaakfirma Visscher die in het gebouw aanwezig is naar de 6e verdieping kern -C gestuurd met waterzuigers.
De mensen van Visscher zijn toen begonnen om van boven naar beneden toe alles droog te maken en waren hier om ± 15.30 uur mee gereed.
In de tussentijd zijn onze mensen samen met enkele mensen van GTI alle elektrakasten en bekabeling droog gaan maken waar nodig.
Daarna ben ik samen met de chef en projectleider van Croon gaan zien hoe het aan de binnenkant van de elektrakasten was gesteld.
Het bleek dat hierin waterdruppels op de bedrading zaten.
Na deze constatering heeft Croon de kasten weer afgesloten en totaal niets gedaan om de schade te beperken.
De kasten hadden naar mijn mening open gelaten kunnen worden en evt. met een föhn droog geblazen kunnen worden.
Ik heb zelf toen alle schacht deuren opengezet en ook zoveel mogelijk ramen in de buurt van de schacht zodat de ruimte goed ventileerde, ben toen alles nagelopen om ± 18.00 uur en toen was het in de kelder (archief) al droog en alleen op de 2e t/m 5e verdieping waren er nog enkele natte plekken zichtbaar op het tapijt.'
2.7.
Op maandag 19 maart 2007 heeft een 'site visit' plaatsgevonden door de heer [technical consultant] , 'technical consultant' van de fabrikant (Systimax/CommScope) van de in het Forumgebouw aangebrachte databekabeling. Het van dat bezoek opgemaakte rapport vermeldt het volgende:
'Woensdagmiddag 14 maart 2007: lekkage begint a.g.v. sprinkler op de 6e verdieping in de stijgschacht van bouwdeel C.
maximaal 14 Bar druk, 60-250 liter per minuut; 1-3000 liter water
Geïnspecteerde ruimtes:
Bouwdeel C: 5e, 4e, 3e en le verdieping. En kelder onder C: +/- 2 bij 4 meter; laag water = cm; dus nog 8x003 = 0,24m3 = 240 liter water, plus nog een deel in de goot naar bouwdeel A.
Om in aanmerking te komen voor het SYSTIMAX garantieprogramma dienen alle SYSTIMAX producten die nat zijn geworden te worden vervangen: zowel koper als glasvezel kabels. De panelen en outlets moeten ook op waterschade worden gecontroleerd. De modules van de PatchMAX panelen dienen voorzichtig en zonder beschadiging van bekabeling te worden ontdaan of de nieuw te installeren kabels moeten op nieuwe modules worden afgemonteerd. Dit geldt ook voor de MGS400 outlets.'
2.8.
WUR heeft Croon opdracht gegeven om de databekabeling te vervangen.
2.9.
Bij brief van 2 april 2007 heeft WUR Cofely aansprakelijk gesteld voor de door haar en door Croon geleden schade. Deze brief vermeldt het volgende:
'Zoals bij u bekend, is tijdens de uitvoering van werkzaamheden ten behoeve van de nieuwbouw Forumgebouw Wageningen bij het testen van de sprinklerinstallatie op woensdag 14 maart 2007 door uw bedrijf een aanzienlijke waterlekkage veroorzaakt doordat een kop van een sprinkler niet goed was bevestigd.
Hierdoor is directe schade aan het gebouw en de gebouwinstallatie ontstaan naast gevolgschade veroorzaakt door vertraging in de oplevering en ingebruikname van het gebouw.
Diverse malen is met mensen van uw bedrijf (evenals met uw verzekeraar) over deze schade gesproken. Onder andere is uw projectleider het schaderapport van Sistimax ter hand gesteld waaruit blijkt dat de databekabeling moeten worden vervangen. Dit rapport is u ook nog eens per fax toegestuurd. Tot op heden heeft GTI geen enkele actie ondernomen waardoor de afhandeling van deze schade nodeloze vertraging oploopt.
Integendeel, u heeft de schade tot op heden ontkend. In dit verband wijzen wij op § 01.02.44 van het bestek, Wanneer u schade toebrengt aan werken van derden, vloeit uit dit artikel voort dat de schade voor uw rekening dient te worden hersteld.
Vanwege het feit dat de sprinklerinstallatie door uw bedrijf wordt geïnstalleerd stellen wij u via deze brief, overeenkomstig hetgeen reeds mondeling aan u is bericht, formeel aansprakelijk voor de door ons en Croon BV te lijden en geleden (in)directe schade. De omvang van de totale schade wordt thans nog geïnventariseerd, maar bestaat o.a. uit de kosten van het vervangen van de databekabeling en vertragingsschade ten gevolge van de latere oplevering. Wij zullen u de resultaten daarvan zo spoedig mogelijk berichten.
Vanwege het feit dat wij de omvang van de vertragingsschade zoveel mogelijk dienen te beperken, is opdracht gegeven aan Croon BV om over te gaan tot vervanging van alle aangetaste bekabeling. Voor de goede orde wijzen wij u erop dat wij in verband hiermee alle betalingen zullen opschorten en in ieder geval de kosten gepaard gaande met het vervangen van de databekabeling zullen verrekenen met nog uitstaande termijnen.
Wij verzoeken u deze aansprakelijkheidstelling aan uw verzekeraar en de CAR verzekeraar te melden. Graag zien wij uw standpunt zo spoedig mogelijk tegemoet.'
2.10.
Bij brief van 11 juli 2007 heeft WUR ook [gedaagde 2] aansprakelijk gesteld.
2.11.
De tweede waterschade (hierna ook: evenement II) ontstond op woensdag 9 mei 2007. Een in december 2006 door Van Niel gemonteerd koperen verbindingsstuk, een zogenoemde perskoppeling, is aan één zijde losgeraakt van de waterleiding op de 8e verdieping waarop deze koppeling bevestigd zat. Uit de warmwaterleiding lekte water weg naar lager gelegen verdiepingen.
2.12.
Op woensdag 9 mei 2007 heeft Van der Horst (van Systimax/CommScope) het Forumgebouw bezocht. Het van dat bezoek opgemaakte rapport vermeldt het volgende:
'Woensdag 9 mei 2007 rond 5.00u 's ochtends melding van het brandalarmeringssysteem; Inspectie ter plekke wijst uit dat de melding van het brandalarm een gevolg is van waterlekkage; een koppeling in de warmwaterleiding is losgesprongen op de 8e verdieping bij de Attema elektralasdoos gekenmerkt [kenmerk] . (zie foto 1) Op dit moment (9 mei 19.00u) is niet bekend hoe laat de lekkage precies begon.
Om 7.45u wordt de druk van de leiding gehaald; inmiddels staat er op deze verdieping al meer dan 3 centimeter water. Dit water bereikt ook de vertikale schacht in bouwdeel C en verspreidt zich via deze schacht naar de lager gelegen verdiepingen. Via de kabelgoten op en deels onder vloerhoogte kan het water in de flexbuizen komen. Via deze flexbuizen gaan de GigaSPEED XL kabels van de SER naar de aansluitingen in de kabelgoot. Het water stroomt via de flexbuizen van de 8e naar de 7e verdieping.
Geïnspecteerde ruimtes:
Bouwdeel C: 1 t/m 8e verdieping en de kelder.
Meerdere kabelbundels geïnspecteerd, indien bereikbaar met ladder; vochtigheid en natheid geconstateerd in de kabelbundels in de schacht. Foto’s gemaakt; sommige natte kabelbundels met rode stift gemarkeerd.
Kelder onder C: +/- 2 bij 4 meter. Volgens [medewerker 2] van Croon was de laag water = 10 cm; dus nog 8x0,10 = 0,8m3 = 800 liter water, plus nog een deel in de goot naar bouwdeel A.
Om in aanmerking te komen voor het SYSTIMAX garantieprogramma dienen alle SYSTIMAX producten die nat zijn geworden te worden vervangen: zowel koper als glasvezel kabels. De panelen en outlets moeten ook op waterschade worden gecontroleerd. De modules van de PatchMAX panelen dienen voorzichtig en zonder beschadiging van bekabeling te worden ontdaan of de nieuw te installeren kabels moeten op nieuwe modules worden afgemonteerd. Dit geldt ook voor de MGS400 outlets.'
2.13.
Bij brief van 9 mei 2007 heeft Van der Horst namens Systimax Croon als volgt bericht:
'Met betrekking tot de door de waterleiding veroorzaakte waterschade aan de SYSTIMAX® producten in bovenvermeld gebouw en aanvullend op mijn rapport met bestandsnaam WURForuminspectie 9mei2007.pdf, informeer ik u als volgt:
Zoals beschreven in het document met titel
"Ref: Water Contaminated Cabling"kunnen de nat geworden SYSTIMAX binnenkabels niet opgenomen worden in het garantieprogramma van SYSTIMAX Solutions. Reden hiervoor is dat de gebruikte kabels geproduceerd zijn om te gebruiken in een kantooromgeving en niet de samenstelling hebben van SYSTIMAX buitenkabels. De buitenkabels zijn voorzien van een waterdichte mantel met daarin een waterblokkerende en absorberende voering.
Het gevolg is dat eerst de nat geworden SYSTIMAX binnenkabels vervangen dienen te worden, alvorens een certificaataanvraag kan worden gedaan.'
2.14.
Het document met titel 'Ref: Water Contaminated Cabling' van 17 september 2004 van Systimax vermeldt onder meer het volgende:
'(…) The effect of water on data cabling is becoming an important issue because of the increasing use of high performance twisted pair cables (such as Categories 5, 5E and 6 cables) and optical fibre cables to support high-speed local area networks (LANs). Internal grade (also referred to as premises) data cables, as their name implies, are intended for use in indoor applications where they are not expected to be exposed to significant amount of water. Unlike outdoor cables, internal grade data cables do not incorporate materials or constructions intended to block and/or minimize the effects of water penetration.
The risk of exposing premises data cables to significant quantities of water is the potential for water penetration into the interior of the cable due to the occasional microscopic pinholes that are inherent in any plastic insulated cable.
Water in twisted pair cables will have the following effects:
 Degradation of transmission performance of the cables since water is a dielectric material. Therefore over a period of time, the performance of the cabling system cannot be guaranteed. The major effects of water on copper data cables are:
 Increases capacitance and attenuation
 Decreased impedance
 Corrosion of the conductors
  • Long-term corrosion effect to the cables with the likely hood being that the water has mixed with salts and other chemicals before entering the cables. Testing at this stage is unlikely to show irregularities & therefore any results obtained should be disregarded, the main concern would be the long-term effect of the water on the cabling.
  • Electrical shorts in the connecting hardware can also occur if water has entered the ends of the cables
The presence of water in optical fiber cables can cause the following problems:
  • Increase in attenuation (loss) of the cables at freezing temperature. At this temperature, the water present inside a cable will freeze and the ice will stress the glass fiber, resulting in higher attenuation and potentially interrupting service. If the stress is severe enough, it could potentially break the glass fiber, resulting in loss of service.
  • The basic mechanical failure mechanism for optical fibers is the slow to rapid growth of any glass imperfections in the fiber caused by the fiber being under stress. This "fatigue" phenomenon can be accelerated with the presence of water molecules at the glass surface of the fiber. The greater the concentration of the water molecules at the glass surface, and the greater the stress applied to the glass, the more rapidly the surface imperfections will grow.
  • The potential migration of water into the patch panels and cabinets. The cables can act like siphons or conduits for the water to flow into the cabinets which can be dangerous if electronic equipment are present.
Annex A provides the necessary technical supporting data for twisted pair cables. Due to the nature of these short and long term effects, it is recommended that water damaged cable be replaced rather than relying on electrical testing to determine performance degradations. Electrical testing after the cable has been exposed to water only addresses the short-term potential for degradation. The long term potential for copper corrosion still exists even though the amount of moisture present may not cause significant transmission performance impairment. While this applies to any premises wiring cables, these issues are even more critical for high performance Category 5 or 6 data cables.
The provision of SYSTIMAX SCS extended warranty on premises data cabling when exposed to water is as follow:
 If water
has entered either end of the cabling, all the affected cables, connecting hardware and/or outlets must be replaced before a SYSTIMAX SCS extended warranty can be given or for the SYSTIMAX SCS extended warranty to remain valid.
 If water has not entered either end of the cabling but
has continuously flowed over portions of the cables, all the affected cables and connecting hardware (if applicable) must be replaced before a SYSTIMAX SCS extended warranty can be given or for the SYSTIMAX SCS extended warranty to remain valid.
 If water has not entered either end of the cabling but
portions of the cables have been submerged in water, all the affected cables and connecting hardware (if applicable) must be replaced before a SYSTIMAX SCS extended warranty can be given or for the SYSTIMAX SCS extended warranty to remain valid.
 Minor splash contacts may be acceptable but the incident must be reported to SYSTIMAX SolutionsTM so that a judgement can be made with regard to the extended warranty. However, one of the conditions that SYSTIMAX Solutions will impose is that all the affected cables must be dried.
For the reasons discussed, the performance of data cables cannot be guaranteed when the cables have been exposed to water/moisture as described above. Hence, SYSTIMAX Labs is unable to offer the 20 year Extended Product Warranty and Applications Assurance on cables that have been contaminated as described above. Therefore,
these affected cables must be replaced for a SYSTIMAX SCS extended warranty to be given.
2.15.
Een rapport uit 2004 van Systimax inzake 'Water / Flooding - the effect on structured cabling' vermeldt de volgende conclusie:
'Based on tests conducted at SYSTIMAX Solution Labs, and technical presentations made at international symposiums, high performance Category 3, 5 and 6 LAN cables transmitting signals at high rates could fail when subjected to significant quantities of water.
Some conclusions are noted below
•Cables with water are more vulnerable to errors due to crosstalk and impulse noise.
•If sufficient length of cable is water filled, the system will fail because of increased attenuation
•Impedance of Damp cables is smaller than that of Dry cable
•Reflections due to water in cable can cause errors in systems
It is therefore recommended that in the case of flood damage to premise cabling, all cables should be replaced. Category 5 and 6 cables are commonly used for high performance, critical networks, and failure to replace water damaged product could cause unexpected and costly network downtime and loss of data.'
2.16.
Bij brief van 10 mei 2007 heeft WUR Croon als volgt bericht:
'Gisteren, 9 mei jl., hebben wij u reeds op de hoogte gebracht van het feit dat er wederom waterschade is opgetreden in het Forumgebouw. Hierdoor is de bekabeling van de achtste tot de eerste verdieping nat geworden door een lekkende koppeling op de achtste verdieping.
Dit betekent dat u wederom niet kunt opleveren.
Omdat u formeel nog niet hebt opgeleverd met certificaat bent u degene die voor herstel moet zorg dragen. Immers, het is uw verantwoordelijkheid om met certificaat op te leveren, hierdoor wordt u hiervoor dan ook aansprakelijk voor alle schade die hieruit voortvloeit. Voor zover nodig stellen wij u hierbij hiervoor dan ook in gebreke.
Aangezien u de schade niet heeft veroorzaakt stellen wij voor dat u de verhaalsrechten op GTI, evenals vorige keer, aan ons cedeert en wij uw verplichting tot herstel overnemen, waarna wij u opdracht geven om de schade wederom te herstellen.
Tevens verzoeken wij u per omgaande de Car verzekering formeel te informeren dan wel te laten informeren door de hoofdaannemer. Ten overvloede bericht ik u dat bij het overleg gisteren de expert van de Car verzekering al aanwezig was.'
2.9.
Bij brief van 10 mei 2007 heeft WUR Cofely aansprakelijk gesteld voor de door haar en door Croon geleden schade. Deze brief vermeldt het volgende:
'Formeel stel ik u hierbij op de hoogte van het feit dat gisteren, 9 mei jl. wederom waterschade is ontstaan, aan de door Croon BV aangelegde bekabeling en andere zaken. De oorzaak van de schade is gelegen aan een losgeschoten 90o bochtstuk van de warmwaterleiding op de 8e verdieping van het Forumgebouw. Het bochtstuk is aangelegd door GTI of een onderaannemer van GTI. U bent hierover gisteren reeds mondeling geïnformeerd. Een schade-expert namens de aansprakelijkheidsverzekering van GTI was gisteren aanwezig om de schade op te nemen.
Wij stellen GTI hierbij, namens onszelf en Croon BV, aansprakelijk voor alle, dat wil zeggen directe en indirecte, hieruit ontstane en nog te lijden schade. Wij gaan ervan uit dat deze schade door GTI formeel wordt gemeld bij de aansprakelijkheidsverzekering van GTI en de CAR verzekeraar.
Vanwege het feit dat wij de omvang van de vertragingsschade zoveel mogelijk dienen te beperken, is opdracht gegeven aan Croon BV om over te gaan tot vervanging van alle aangetaste bekabeling met medeweten van de schade-expert namens de aansprakelijkheidsverzekering van GTI.
Voor de goede orde wijzen wij u erop dat wij in verband hiermee alle betalingen zullen opschorten en in ieder geval de kosten gepaard gaande met het vervangen van de databekabeling zullen verrekenen met nog uitstaande termijnen.'
2.17.
Bij brief van 11 juli 2007 heeft WUR ook Van Niel aansprakelijk gesteld. Deze brief vermeldt het volgende:
'Zoals u bekend is op 9 mei 2007, tijdens de uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve van de nieuwbouw "Forumgebouw Wageningen" een aanzienlijke lekkage opgetreden. In dit kader bericht ik u als volgt.
De lekkage is veroorzaakt doordat een 90°-bochtstuk van de warmwaterleiding op de 8e verdieping van het Forumgebouw is losgeschoten.
Het bochtstuk is door uw bedrijf in opdracht van GTI aangelegd. Opdrachtgever van GTI is Wageningen Universiteit en Stichting DLO, tezamen handelend onder de naam Wageningen UR.
Door de lekkage is aanzienlijke schade aan het gebouw en de gebouwinstallaties ontstaan. Daarnaast is er sprake van aanzienlijke gevolgschade door vertraging in de gebruikname en oplevering van het gebouw.
Gezien het vorenstaande is de schade het gevolg van een ondeugdelijke uitvoering van de werkzaamheden. Wageningen UR stelt uw bedrijf hierbij formeel aansprakelijk voor de door haar terzake geleden en nog te lijden directe en indirecte schade.
De omvang van de schade wordt thans nog door de Wageningen UR (althans in haar opdracht) geïnventariseerd, maar bestaat onder andere uit de kosten van het vervangen van de databekabeling en vertragingschade ten gevolge van de latere oplevering. Wij zullen u terzake zo spoedig mogelijk verder berichten.
Ter beperking van de omvang van de vertragingschade is intussen opdracht gegeven aan Croon B.V. tot herstel van de beschadigde installaties en andere onderdelen.
Wellicht ten overvloede verzoeken wij u deze aansprakelijkstelling aan uw aansprakelijkheidsverzekeraar door te leiden en terzake melding te doen. Wageningen UR aanvaardt hierbij eventuele derdenbeding(en) in de betreffende polis(sen).'
2.18.
In opdracht van WUR heeft Troostwijk Taxaties B.V. (hierna: Troostwijk) onderzoek gedaan naar de toedracht en oorzaak van de ontstane waterschaden. Voorts heeft Troostwijk schade vastgesteld. Een rapport van bevindingen van 3 juli 2007 van Troostwijk vermeldt het volgende:
'
Evenement I
Waterschade d.d. 14 maart 2007
Toedracht
Op 14 maart 2007 manifesteerde zich wateroverlast op de 6e etage van vleugel C van het in aanbouw zijnde Forumgebouw. Het water drong via kabelgoten en een leidingschacht naar onderliggende etages en bereikte zoals wij vernamen zelfs de kelder.
Oorzaak
De oorzaak van de schade moet worden toegeschreven aan een defect van de sprinklerinstallatie.
A.B.T.: De heer [directievoerder] , directievoerder van de uit te voeren
werkzaamheden namens W.U.R.
Croon TBI Techniek: Aannemer van elektrotechnische werkzaamheden waaronder de levering en aanleg van datakabels van het fabrikaat Systimax.
Hoofdaannemer Dura Vermeer/Trebbe Bouw
GTI: Sprinklerinstallatie onderaannemer Heukelen B.V.
Verzekeringen:
•CAR verzekering:
door de hoofdaannemer is een CAR verzekering afgesloten via ING Bank. De CAR verzekering dekt het werk van alle bij de bouw betrokken aannemers.
•Opstal, inventaris en extra kosten verzekering:
via AON Nederland Risicomanagement te Rotterdam, makelaar in assurantiën, is vorenstaande verzekering afgesloten.
Deze verzekering dekt schade ten gevolge van brand, water, etc.
De opstal en inventarisverzekering gaan in bij oplevering van het werk.
De extra kosten verzekering dekt schade bij alle in gebruik zijnde adressen van verzekerde.
Experts
•Namens CAR verzekering: Vanderwal & Joosten te Amsterdam.
•Namens aansprakelijkheidsverzekering van Croon TBI techniek: Lengkeek, Laarman & De Hosson te Zwolle.
•Namens GTI: GAB [expert 1] B.V.
•Namens Heukelen B.V. [expert 2] .
Aard van de schade
Door de wateroverlast van 14 maart 2007, werd schade veroorzaakt aan gebouw en installaties, Met name werden datakabels van het merk Systimax, geleverd en gemonteerd door Croon TBI Techniek, nat.
De betreffende kabels worden onder toezicht (steekproefsgewijze controle) van Systimax aangelegd, Na oplevering worden de kabels voor een periode van 20 jaar gegarandeerd door de fabrikant. Dit is vastgelegd in het bestek.
Na het ontstaan van de waterschade is Systimax benaderd, die gezien het feit dat de kabels met water in aanraking zijn geweest, geen garantie bij oplevering wenst te verstrekken, De kabels zijn steekproefsgewijs na de waterschade doorgemeten door Croon TBI Techniek en hierbij is, zoals wij vernamen, binnen de specificatie van de datakabels, type Cad 6 gemeten.
Door Systimax is een rapport van haar laboratorium overgelegd waaruit proefondervindelijk is vastgesteld, dat de betreffende datakabel na gedurende aantal uren met water in aanraking te zijn geweest in capaciteit terugloopt. Dit is zoals eerder gesteld voorlopig nog niet bij meting van de kabels geconstateerd.
De CAR expert stelt zich voorlopig op het standpunt, dat geen fysieke beschadiging zich aantoonbaar aan de kabel heeft gemanifesteerd en dat er derhalve geen schade in de zin van de polis is opgetreden.
Ondanks het feit, dat het werk van Croon TBI Techniek was beschadigd, wenste deze vooralsnog niet tot vervanging over te gaan. Gelet op het feit, dat de oplevering/ingebruikname van het gebouw in het geding was heeft A.B.T. besloten de bekabeling vanaf de 6e tot de begane grond te vervangen.
Met Croon TBI Techniek is toen besproken om middels een akte van cessie de rechten ten aanzien van de CAR polis door de W.U.R. over te nemen. Voor het opmaken van een akte van cessie werd advies gevraagd bij CMS advocaten.
Voorts werd door A.B.T. besloten ter voorkoming van te late oplevering, extra arbeid te besteden voor verwijderen en aanleggen van de bekabeling. Voor de goede orde delen wij u mede, dat een CAR verzekering, mocht deze dekking bieden, geen voorziening heeft voor deze extra kosten.
Door CAR verzekeraars werd voorlopig niet akkoord gegaan met het vergoeden van schade aan de databekabeling.
Oplevering
Op 17 april 2007 werd het gebouw opgeleverd behoudens de door het water beschadigde databekabeling van de kelder t/m de 6e etage in de betreffende vleugel.
Evenement II
Wateroverlast d.d. 9 mei 2007
Op 9 mei 2007 manifesteerde zich wederom wateroverlast in dezelfde vleugel van het gebouw en nu op de 8e etage.
Oorzaak
De oorzaak van deze waterschade was een defect geraakte knelkoppeling van een warmwaterleiding. De betreffende fitting wordt onderzocht door KIWA. De betreffende fitting behoorde tot het werk van GTI, de onderaannemer van GTI heeft deze fitting gemonteerd. Rapportage is nog niet voorhanden, maar volgens voorlopige mededeling zou de knelkoppeling onjuist zijn gemonteerd.
De omvang van de schade
Nagenoeg dezelfde situatie manifesteerde zich, echter nu met 2 extra etages, namelijk de 7e en 8e etage. De 7e en 8e etage waren op 17 april 2007 opgeleverd. Op de 6 overige etages was wel de bekabeling opnieuw na de schade van 9 maart 2007 aangelegd, echter nog niet opgeleverd.
Betrokken experts
•Experts namens CAR verzekeraars: Vanderwal & Joosten
•Experts namens opstal en extra kosten verzekering: [expert 2]
•Experts namens aansprakelijkheidsverzekering GTI: GAB [expert 1] B.V.
•Expert namens aansprakelijkheidsverzekering onderaannemer GTI: Van der Bos & Boon
•Experts namens aansprakelijkheidsverzekering Croon TBI Techniek: Lengkeek, Laarman & De Hosson
Maatregelen/beslissingen
Direct na het evenement werden experts ingeschakeld, deze zijn op 9 mei ter plaatse geweest van welke bijeenkomst een verslag door [expert 2] is gemaakt, zie bijlage. Gelet op het feit, dat de schade met name aan de databekabeling identiek was aan de eerste schade, werd door A.B.T. namens W.U.R, beslist, dat wederom thans vanaf de 8e etage alle bekabeling moest worden vervangen.
Standpunt experts
De betrokken experts hebben voorlopig wederom het standpunt ingenomen dat nog geen materiële schade aan de kabel is aangetoond.
Opdracht verstrekking
Door A.B.T. is opdracht verstrekt tot vervanging van de databekabeling. Kosten inclusief extra kosten € 825.000,--
De kosten van de eerste vervangen kabel bedragen inclusief extra kosten 600.000,--.
Aansprakelijkstelling
Door A.B.T./WUR is CMS Advocaten ingeschakeld ter veiligstelling van de belangen inzake de aansprakelijkstelling van de diverse betrokken partijen. Met name omtrent de aansprakelijkstelling van Croon TBI Techniek verschillen de heer Gips van A.B.T., CMS Advocaten en W.U.R. nog van mening. Na aandringen van W.U.R. gaat CMS Advocaten toch tot aansprakelijkstelling over.
Dekking onder de CAR polis
Aangetoond aan experts dient te worden, dat in de onderhavige gevallen aan de voorwaarden van de polis is voldaan namelijk:
Beschadiging
"Fysieke aantasting, die zich manifesteert in een blijvende verandering van vorm en structuur." Hieronder wordt mede verstaan, schade als gevolg van roet en rook, alsmede schade door blusmiddelen.
Vaststelling fysieke beschadiging
Door experts zal in gezamenlijk over1eg een erkende onderzoeksinstelling worden ingeschakeld om te bepalen in hoeverre in de onderhavige gevallen van fysieke aantasting kan worden gesproken.'
2.19.
[expert 2] B.V., bij evenement II optredend als expert voor de verzekeraars betreffende verzekering van de opstal en extra kosten, heeft op 16 mei 2007 gerapporteerd aan Aon Risico Management. Dat rapport vermeldt onder meer het volgende:
'(…)
Oorzaak
De oorzaak van de wateroverlast is gelegen in het losschieten van een 90° bochtstuk van de warmwaterleiding. Voornoemd bochtstuk was middels een zogenaamde knelverbinding tussen de metalen buizen van de warmwaterleiding gemonteerd. (…)
In verband met het voorkomen van twijfel/discussie over de oorzaak van de wateroverlast hebben wij - in overleg met de experts namens de CAR- en de aansprakelijkheidsverzekeringen - KIWA NV uit Rijswijk opdracht gegeven de oorzaak van het losschieten van het bochtstuk te onderzoeken. KIWA heeft op 10 mei 2007 het bochtstuk verwijderd en voor nader onderzoek meegenomen.
Schadeomvang
Materiële schade
Het uitgestroomde water heeft zich verspreid over de 8e verdieping en via de leidingschacht van bouwdeel C, het trappenhuis en kieren verspreid naar onder liggende verdiepingen.
Op de 8e en 7e verdiepingsvloer is water via de kabelplinten in de kabelgoten van de databekabeling gestroomd, waardoor de databekabeling nat is geworden. Voorts is water over marmoleum en tapijtvloerbedekking gestroomd. Wij verwachten dat de schade aan de marmoleumvloerbedekking beperkt blijft tot schoonmaakkosten en enkele reparaties. De schade aan de tapijtvloerbedekking op de 8e verdieping en de onderliggende verdiepingen is beperkt gebleven tot een tiental vierkantenmeters. Voorts is waterschade ontstaan aan de onderzijde van vaste kasten e.d. Na droging zullen wij beoordelen in hoeverre de kasten beschadigd zijn geraakt.
Vanaf de 6e verdieping tot aan de kelder is waterschade gelokaliseerd in de leidingschacht van bouwdeel C. In deze leidingschacht bevinden zich per verdieping elektra verdeelkasten en knooppunten van de databekabeling. Vanuit deze knooppunten loopt databekabeling naar verdeelkasten en rechtstreeks naar de in kabelplinten gesitueerde aansluitpunten ten behoeve computerapparatuur. De in de leidingschacht gemonteerde schakelkasten zijn als gevolg van het warme water onherstelbaar beschadigd geraakt en moeten worden vervangen.
Zoals vermeld is op 14 maart 2007 eveneens in bouwdeel C waterschade ontstaan. Toen is tijdens het vullen van de sprinkler installatie ter plaatse van de 6e verdieping, een plastic dop van de sprinkler installatie losgeschoten en is eveneens water in voornoemde leidingschacht gestroomd. In het kader van deze 1e waterschade is besloten de elektra schakelkasten en de data bekabeling vanaf de kelder tot aan de 6e verdieping te vervangen. Het herstel van de elektra schakelkasten was voor de oplevering gereed en de schakelkasten zijn dan ook op 19 april 2007 opgeleverd. Het vervangen van de databekabeling was ten tijde van de oplevering nog niet gereed en zou op 15 mei 2007 worden opgeleverd; de nu weer nat geworden data bekabeling van de kelder tot aan de 6e verdieping was dus nog niet opgeleverd.
Met betrekking tot de nat geworden databekabeling hebben wij nog in onderzoek in hoeverre sprake is van schade alsmede of de eventuele materiële schade het gevolg is van onderhavige wateroverlast en/of van de wateroverlast van 14 maart. Met betrekking tot de wateroverlast van 14 maart heeft de leverancier van de databekabeling (Systimax BV) gesteld, dat nat geworden databekabeling onbetrouwbaar is geworden, waardoor geen garantie certificaat kan worden afgegeven. Echter, betrokken experts namens de CAR en AVB-verzekeringen, hebben voornoemde stelling ter discussie gesteld en Systimax om nadere onderbouwing van haar stelling verzocht. Omdat Croon in verband met de discussie geen opdracht tot vervanging wilde verlenen heeft verzekerde Croon - zowel met betrekking tot de schade van 14 maart als de schade van 9 mei 2007 - opdracht tot vervanging van de data bekabeling gegeven, ondanks het feit dat de oplevering nog niet heeft plaatsgevonden en verzekerde dus nog geen juridisch eigenaar is van de databekabeling. De motivatie voor het geven van de opdracht was/is voor verzekerde gelegen in het feit, dat in verband met de noodzakelijke ingebruikname van het Forumgebouw, geen vertraging in de opleveringsdatum van 19 april 2007 zou mogen ontstaan.
De oorspronkelijke opleveringstermijn van 1 januari 2006 was door allerlei tegenvallers in het bouwproces al uitgesteld tot 19 april 2007 en verder uitstel zou leiden tot ernstige operationele consequenties. (…)
Extra kosten
Zoals reeds aangegeven is in een eerder stadium al vertraging ontstaan in de bouw en oplevering van het onderhavige pand. De ingebruikname met ingang van het aankomende studiejaar is cruciaal. Door de wateroverlast van 9 mei 2007 en de daarmee samenhangende herstelwerkzaamheden loopt de algehele ingebruikname per eind augustus 2007 gevaar, hetgeen onaanvaardbaar is. Met name de inrichting van de bibliotheek is een omvangrijke en tijdrovende operatie.
De beschikbaarheid van boeken en overige literatuur is voor de studenten van belang om hen in de gelegenheid te stellen de vakken die gedoceerd worden te behalen en vertraging in hun studie te voorkomen. De databekabeling is uiteraard van belang voor de operationele aansturing van de bibliotheek.
Door de vertraging zal de boekencollectie deels langer in opslag gehouden moeten worden en zullen de bestaande ruimten langer gehuurd moeten worden dan wel op een later tijdstip aan derden kunnen worden opgeleverd. Hierdoor ontstaan extra kosten dan wel worden opbrengsten gederfd.
Voorts is met de hogeschool Van Hall Larenstein, welk onderwijsinstituut de Hoger Beroepsonderwijs opleiding verzorgd, afgesproken dat men per 1 juli een aantal verdiepingen kan betrekken in het Forum gebouw. De hogeschool heeft namelijk tijd nodig om de verdiepingen in te richten zodat eind augustus gestart kan worden met de onderwijsactiviteiten. Vanwege de wateroverlast en de uit te voeren herstelwerkzaamheden is in overleg met de hogeschool inmiddels een latere datum afgesproken, te weten 17 juli 2007. Verder uitstel is echter onbespreekbaar of zal financiële consequenties hebben die niet te overzien zijn. Van Hall Larenstein moet vanaf de start van het studiejaar 2007/2008 in Wageningen gevestigd zijn.
Het ongestoord functioneren van de databekabeling, dat door de installateur en leverancier van de bekabeling gegarandeerd dient te worden voor een periode van 20 jaar, is een eerste vereiste voor de operationele activiteiten van de Universiteit en aan haar gelieerde instellingen. Door de installateur en leverancier is schriftelijk aan verzekerde kenbaar gemaakt dat een garantiecertificaat niet meer kan worden afgegeven daar de bekabeling, al dan niet gedeeltelijk, nat is geworden. Door de Universiteit is dan ook direct opdracht gegeven om de bekabeling te vervangen, waartoe zal worden overgewerkt. De maximale hersteltermijn is namelijk zes weken, waarbinnen meer dan 200 kilometer databekabeling zal moeten worden verwijderd en ingebracht. Het mag voor zich spreken dat de meerkosten weliswaar aanzienlijk zijn, doch te verwaarlozen zijn in vergelijking met de kosten die zouden ontstaan bij vervanging nadat het gebouw volledig operationeel is. Volledigheidshalve merken wij nogmaals op dat een aanzienlijk deel van de databekabeling formeel nog niet aan de Universiteit is opgeleverd. Gezien de financiële belangen heeft de Universiteit gemeend het initiatief tot vervanging naar zich toe te moeten trekken, ondanks dat de (mate van) materiële beschadigdheid nog niet definitief is vastgesteld.
Schaderaming
Op grond van onze bevindingen tot dusver adviseren wij u zeer voorlopig rekening te houden met de volgende schadebedragen:
Opgeleverde zaken:
- Elektra schakelkasten EUR 125.000,00
- Data bekabeling 7e/8e verdieping EUR 300.000,00
- Reconditioneringskosten, vloerbedekking, vaste kasten e.d. EUR 75.000,00
- Bedrijfsschade
EUR 250.000,00
Totaal inclusief BTW
EUR 750.000,00
Nog niet opgeleverde zaken:
- Data bekabeling kelder t/m 6e verdieping, exclusief BTW
EUR 850.000,00
(…)'
2.20.
GAB [expert 1] ., optredend als expert voor de AVB-verzekeraar van Cofely, heeft in een rapport van 21 april 2008 als volgt gerapporteerd over de oorzaak van evenement II:
'Oorzaak
Kennelijk was de klemming van een knelverbinding in de warmwaterleiding onvoldoende om de normale waterdruk te weerstaan. De verbinding was dan ook losgeschoten. Volgens onze informatie was het warmwatersysteem wel afgeperst geweest alvorens dit werd opgeleverd. In overleg met alle partijen is door de WUR Kiwa ingeschakeld om onderzoek te doen naar de losgeschoten klemverbinding.
Kiwa is tot de conclusie gekomen dat de persing is gemaakt met onvoldoende insteken van de leiding in het persstuk.'
2.21.
WUR heeft op 24 augustus 2010 ten laste van Cofely conservatoire derdenbeslagen doen leggen. Nadat Cofely zekerheid heeft gesteld, zijn die beslagen bij brieven van 15 september 2010 opgeheven.
2.22.
Tussen enerzijds WUR en anderzijds de betrokken CAR-verzekeraars en Opstalverzekeraars is een op 19 maart 2014 door al die partijen ondertekende vaststellingsovereenkomst gesloten. Op grond van die overeenkomst heeft WUR betalingen van die verzekeraars ontvangen.

3.Het geschil

3.1.
WUR vordert, na wijziging van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
'
Terzake van de eerste wateroverlast
I. Cofely en DZE hoofdelijk, zodat indien en voorzover de één betaalt, ook de andere zal zijn bevrijd, althans Cofely, althans DZE Heukelum, te veroordelen tot betaling aan WUR het bedrag van € 573.603,36 ter zake van schade aan de databekabeling verdieping 1 t/m 6, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
II. Cofely en DZE hoofdelijk, zodat indien en voorzover de één betaalt, ook de andere zal zijn bevrijd, althans Cofely, althans DZE Heukelum, te veroordelen tot betaling aan WUR van de versnellingskosten ad € 140.778,=, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 april 2007 (de dag waarop de offerte is geaccordeerd en is betaald), althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
III. Cofely en DZE hoofdelijk, zodat indien en voorzover de één betaalt, ook de andere zal zijn bevrijd, althans Cofely, althans DZE Heukelum, te veroordelen tot betaling aan WUR van de extra kosten ten bedrage van € 162.083,49, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vervaldata van de facturen, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
Terzake van de tweede wateroverlast
IV. Cofely en Van Niel hoofdelijk, zodat indien en voorzover de één betaalt, ook de andere zal zijn bevrijd, althans Cofely, althans Van Niel, te veroordelen tot betaling aan WUR het bedrag van € 556.264,70 ter zake van schade aan de databekabeling verdieping 1 t/m 6, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
V. Cofely en Van Niel hoofdelijk, zodat indien en voorzover de één betaalt, ook de andere zal zijn bevrijd, althans Cofely, althans Van Niel, te veroordelen tot betaling aan WUR het bedrag van € 187.704,= ter zake de versnellingskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 april 2007 (de dag waarop de offerte is geaccordeerd en is betaald), althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
VI. Cofely en Van Niel hoofdelijk, zodat indien en voorzover de één betaalt, ook de andere zal zijn bevrijd, althans Cofely, althans Van Niel, te veroordelen tot betaling aan WUR het bedrag van € 370.680,88 ter zake van schade aan opgeleverd werk en € 50.295,28 ter zake de extra kosten (post 2d), te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 28 december 2011, althans vanaf de vervaldata van de facturen, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
VII. Cofely en Van Niel hoofdelijk, zodat indien en voorzover de één betaalt, ook de andere zal zijn bevrijd, althans Cofely, althans Van Niel, te veroordelen tot betaling aan WUR het bedrag van € 82.552,35 ter zake de extra kosten (post 2e), te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de vervaldata van de facturen, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
Ten aanzien van beide waterschades
VIII. Cofely, DZE Heukelum en Van Niel ieder hoofdelijk, zodat indien en voorzover de één betaalt, ook de anderen in zoverre zullen zijn bevrijd, althans Cofely, althans DZE Heukelum, althans Van Niel, te veroordelen tot betaling aan WUR tot voldoening van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 6.775,=, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
IX. Cofely, DZE Heukelum en Van Niel ieder hoofdelijk, zodat indien en voorzover de één betaalt, ook de anderen in zoverre zullen zijn bevrijd, althans Cofely, althans DZE Heukelum, althans Van Niel, te veroordelen tot betaling aan WUR van de kosten van deze procedure, met inbegrip van de nakosten ad € 131,= en in geval van betekening € 199,=, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf 14 dagen na de datum van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.'
3.2.
Cofely, [gedaagde 2] en Van Niel voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen van WUR, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van WUR in de kosten van het geding.
3.3.
Cofely vordert in reconventie, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad WUR te veroordelen om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan Cofely te betalen een bedrag van € 3.336,40 en de bankgarantieprovisie vanaf 13 september 2010 tot aan de datum waarop het te wijzen vonnis in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, met veroordeling van WUR in de kosten van het geding in reconventie.
3.4.
WUR voert verweer tegen de vorderingen in reconventie en concludeert dat de rechtbank die vorderingen zal afwijzen, met veroordeling van Cofely in de kosten van het geding in reconventie.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie

4.1.
WUR grondt haar vorderingen tegen Cofely op overeenkomst. Daartoe stelt zij - kort weergegeven - het volgende. Zowel evenement I als evenement II zijn ontstaan door nalatigheid en/of onvoorzichtigheid en/of verkeerd handelen van Cofely en/of de door haar ingeschakelde hulppersonen [gedaagde 2] en Van Niel. Cofely is daarvoor als ware het haar eigen handelen aansprakelijk. Zulks gelet op het bepaalde in § 6 lid 8 UAV 1989 en/of artikel 01.02.44 § 90 en 91 werkbestek juncto artikel 6:74 BW juncto artikel 6:76 BW. Cofely heeft als nevenaannemer schade veroorzaakt aan enerzijds werk dat in opdracht van WU werd uitgevoerd (te weten de aanleg door Croon van de databekabeling en de elektra schakelkasten van de kelder tot en met verdieping 6) en anderzijds eigendommen van WU (te weten de databekabeling op de reeds opgeleverde verdiepingen 7 en 8 en de overige opgeleverde eigendommen van WU, zoals schakelkasten en vloerbedekking). WU heeft Croon op grond van paragraaf 44 lid 7 UAV 1989 in meerwerk opdracht verstrekt tot herstel van de schade. Cofely is toerekenbaar tekortgeschoten door te weigeren de betreffende schade te vergoeden. WUR heeft haar vorderingen op Cofely verminderd met de betalingen die zij op grond van de op 19 maart 2014 ondertekende vaststellingsovereenkomst van de oorspronkelijk ook in deze procedure betrokken CAR-verzekeraars en Opstalverzekeraars heeft ontvangen.
4.2.
Haar vorderingen jegens [gedaagde 2] grondt WUR op onrechtmatige daad. Daartoe stelt zij - kort weergegeven - het volgende. [gedaagde 2] heeft jegens WUR ex artikel 6:162 BW juncto artikel 6:170 BW onrechtmatig gehandeld doordat hij, althans een van zijn werknemers, een sprinklerinstallatie met een montagefout heeft aangelegd. Dit levert een aan [gedaagde 2] toerekenbare fout op. Als gevolg van deze montagefout is de wateroverlast van evenement I ontstaan. Die wateroverlast heeft ernstige schade veroorzaakt aan het werk van derden uitgevoerd in opdracht van WUR en aan eigendommen van WUR (dit laatste voor zover de schade is ontstaan aan reeds opgeleverd werk).
4.3.
Ook haar vorderingen jegens Van Niel grondt WUR op onrechtmatige daad. Daartoe stelt zij - kort weergegeven - het volgende. Van Niel heeft jegens WUR ex artikel 6:162 BW juncto artikel 6:170 BW onrechtmatig gehandeld doordat zij, althans een van haar werknemers, een knelkoppeling onjuist heeft gemonteerd. Dit levert een toerekenbare fout op. Als gevolg van deze montagefout is het 90o bochtstuk losgeschoten waardoor de wateroverlast van evenement II is ontstaan. Die wateroverlast heeft ernstige schade veroorzaakt aan het werk van derden uitgevoerd in opdracht van WUR en aan eigendommen van WUR (dit laatste voor zover de schade is ontstaan aan reeds opgeleverd werk).
4.4.
Met betrekking tot de op onrechtmatige daad gegronde vorderingen van WUR tegen [gedaagde 2] en Van Niel stelt de rechtbank het volgende voorop. De onderaannemer zal in het algemeen binnen bepaalde grenzen rekening hebben te houden met de belangen van de opdrachtgever en de opdrachtgever zal in het algemeen erop mogen vertrouwen dat de onderaannemer dat doet. Een wanprestatie van de onderaannemer jegens de hoofdaannemer levert op zichzelf echter nog geen onrechtmatige daad jegens de opdrachtgever op (HR 20 januari 2012, NJ 2012, 59, ECLI:NL:HR:2012:BT7496, r.o. 3.4.3.). In een geval als het onderhavige, dat wil zeggen: een complex bouwproject met diverse betrokken nevenaannemers en onderaannemers, met een betrokken CAR-verzekering, opstalverzekering en aansprakelijkheidsverzekeringen, ligt het in de rede dat de schade en de onderlinge draagplicht tussen de verschillende belanghebbenden en de betrokken verzekeraars zo mogelijk worden afgewikkeld op basis van de contractuele verhoudingen. Het komt de rechtbank voor dat WUR niettemin [gedaagde 2] en Van Niel uit onrechtmatige daad heeft aangesproken voor het geval haar contractuele wederpartij Cofely onvoldoende verhaal zou bieden. Nu Cofely een bankgarantie ten behoeve van WUR heeft doen stellen, lijkt WUR thans weinig praktisch belang (meer) te hebben bij beoordeling van haar vorderingen uit onrechtmatige daad jegens [gedaagde 2] en Van Niel. Teneinde de betrokken partijen kosten te besparen en de zaak niet nodeloos verder te juridiseren, zal de rechtbank de verdere beoordeling van de vorderingen van WUR tegen [gedaagde 2] en Van Niel vooralsnog aanhouden en eerst oordelen over de op een andere rechtsgrond (overeenkomst) gebaseerde vorderingen van WUR jegens Cofely. In dit verband is mede van belang dat eventuele op de contractuele verhoudingen - toerekenbare tekortkoming - gebaseerde (regres)vorderingen van Cofely op [gedaagde 2] en/of Van Niel thans (nog) niet ter beoordeling aan de rechtbank voorliggen. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om zich bij akte en antwoordakte uit te laten over de vraag of zij het wenselijk achten dat de rechtbank in deze procedure nadere beslissingen neemt met betrekking tot de buitencontractuele verhoudingen tussen WUR en [gedaagde 2] en tussen WUR en Van Niel en, zo ja, over de vraag hoe de vorderingen van WUR moeten worden beoordeeld in het licht van het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad. In het hierna volgende zal de rechtbank de beoordeling dus vooralsnog beperken tot de tegen Cofely gerichte vorderingen.
4.5.
Cofely heeft erkend dat op grond van de bekende feiten zou kunnen worden aangenomen dat Cofely (door toedoen van haar onderaannemers [gedaagde 2] en Van Niel) verantwoordelijk is voor de door het uitstromen van water veroorzaakte wateroverlast, en dat in die zin zou kunnen worden geoordeeld dat sprake is van een tekortkoming aan de zijde van Cofely (conclusie van antwoord/eis Cofely onder 71 en 117).
Ten aanzien van evenement II voert Cofely echter aan dat indien de rechtbank - in de procedure tegen Van Niel - zou aannemen dat Van Niel geen montagefout heeft gemaakt, en dat sprake is van een andere oorzaak van het losschieten van de verbinding, zulks ook in deze zaak geldt (conclusie van antwoord/eis Cofely onder 72 en conclusie van dupliek onder 79). Dat (voorwaardelijke) verweer kan Cofely niet baten. Voor zover Cofely het verweer wenste te voeren dat er een andere oorzaak voor evenement II was dan de door WUR gemotiveerd gestelde montagefout van Van Niel, lag het op haar weg om daartoe relevante feiten en omstandigheden aan te voeren. Na evenement II hebben de bij het onderzoek naar de toedracht betrokken experts, waaronder de door de AVB-verzekeraar van Cofely ingeschakelde expert, Kiwa verzocht om onderzoek te doen naar de losgeschoten verbinding van de waterleiding. Kiwa is na onderzoek tot de conclusie gekomen dat de betreffende persing is gemaakt met onvoldoende insteken van de leiding in het persstuk (zie hiervoor onder 2.20). Dat onvoldoende insteken van de leiding in het persstuk door Van Niel vormt naar het oordeel van de rechtbank een logische verklaring voor het feit dat de verbinding - na enige tijd onder druk te hebben gestaan - heeft kunnen losschieten. Daar doet niet aan af dat het losschieten niet reeds tijdens het uitvoeren van persproeven heeft plaatsgevonden, maar eerst geruime tijd later. De door Cofely van Van Niel overgenomen visie dat 'alles erop wijst dat het loslaten van de koppeling een andere oorzaak heeft' en dat het bijvoorbeeld goed zou kunnen dat gedurende andere werkzaamheden de leiding is geraakt, acht de rechtbank onaannemelijk. Cofely en Van Niel hebben geen feiten en omstandigheden gesteld die de conclusie zouden kunnen rechtvaardigen dat evenement II ook zou hebben plaatsgevonden indien Van Niel geen montagefout zou hebben gemaakt. De visie van Cofely (en Van Niel) dat de mogelijkheid bestond dat als gevolg van een ontwerpfout een combinatie van thermische expansie en drukpieken in het systeem zouden leiden tot het ver overschrijden van de op de koppeling toelaatbare druk van 160 bar, verklaart niet dat juist deze koppeling is bezweken en andere koppelingen niet. Niet weersproken is voorts dat het systeem na evenement II niet is gewijzigd en dat zich niettemin nadien geen problemen met andere koppelingen hebben voorgedaan. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om zich op dit punt (nader) door deskundigen te doen voorlichten. De rechtbank neemt als vaststaand aan dat Van Niel een montagefout heeft gemaakt en dat die fout de oorzaak van evenement II is geweest. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank Cofely op grond van de gestelde toerekenbare tekortkomingen in beginsel aansprakelijk voor de door WUR als gevolg van evenement I en evenement II geleden schade.
4.6.
Cofely verweert zich met de stelling dat de uitstroom van water niet tot schade aan de bekabeling heeft geleid. Zij betwist dat vervanging van alle kabels in het Forumgebouw noodzakelijk was.
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat in het midden kan blijven of vervanging van de bekabeling vanuit technisch oogpunt noodzakelijk was. Cofely heeft niet (gemotiveerd) betwist dat WUR zeer substantiële schade zou hebben geleden indien oplevering van het Forumgebouw verder zou zijn vertraagd. Dat die schade zeer substantieel zou zijn geweest, acht de rechtbank aannemelijk. Het gevolg daarvan zou immers zijn geweest dat WUR het kostbare Forumgebouw niet tijdig voor aanvang van het nieuwe schooljaar volledig in gebruik had kunnen nemen en dat zij contractuele verplichtingen jegens derden niet zou hebben kunnen nakomen. WUR was jegens Cofely verplicht om haar schade zoveel mogelijk te beperken. Tegen deze achtergrond en mede gelet op hetgeen hierna wordt overwogen, kan de beslissing van WUR om Croon opdracht te geven om de bekabeling te vervangen worden beschouwd als een, op basis van de op dat moment beschikbare informatie, redelijke schadebeperkende maatregel in de in van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder a BW. De gemaakte kosten zijn aan te merken als redelijke kosten ter voorkoming of beperking van schade die als gevolg van de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, mocht worden verwacht. In dit verband is mede van belang dat WUR juist als gevolg van het toerekenbaar tekortkomen van Cofely in de complexe situatie is gebracht waarin zij onder tijdsdruk beslissingen diende te nemen teneinde de voortgang van het project en het tijdig in gebruik kunnen nemen van het Forumgebouw te waarborgen. WUR kon het zich niet permitteren om de (eventuele) uitkomst van alle discussies tussen alle betrokkenen en de uitkomst van eventuele technische onderzoeken af te wachten en in de tussentijd te volstaan met louter het aanspreken van de verschillende betrokken partijen op hun (contractuele) verantwoordelijkheden. Indien WUR voor een dergelijke handelswijze had gekozen, bestond het voorzienbare risico dat de (gevolg)schade zou kunnen oplopen tot een veelvoud van de thans geleden schade en zou WUR de op haar rustende schadebeperkingsplicht mogelijk in ernstige mate hebben geschonden. WUR heeft derhalve, beoordeeld naar het moment waarop zij de beslissingen diende te nemen, terecht ingrijpende maatregelen getroffen om te trachten de schade zoveel mogelijk te beperken. Indien thans zou moeten worden vastgesteld dat destijds door WUR niet steeds de - achteraf bezien - meest optimale keuzes zijn gemaakt, doet dat er niet aan af dat de getroffen maatregelen als redelijke schadebeperkende maatregelen dienen te worden aangemerkt. Dat deze (gevolg)schadebeperkende maatregelen in dit geval inhielden dat de bekabeling zelf werd vervangen, maakt dit niet anders.
4.8.
WUR mocht er, gelet op de van de zijde van de fabrikant van de kabels verstrekte informatie en bij gebreke van een reële mogelijkheid om die informatie op korte termijn (nader) op juistheid te (doen) onderzoeken, van uitgaan dat de blootstelling van de kabels aan water het risico meebracht dat de kabels op termijn niet meer naar behoren zouden functioneren. Dat was een risico dat WUR, gelet op de functie van het gebouw en het belang van een goed functionerend datanetwerk, begrijpelijkerwijs niet wenste te nemen.
4.9.
De stelling van Cofely dat op 14 maart 2007 de blootstelling van de datakabels aan water van zeer geringe betekenis was, is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank verwijst naar het verslag van 14 maart 2007 van [medewerker 1] (zie hiervoor onder 2.6). Uit dat verslag kan het volgende worden afgeleid. Een deel van het uitgestroomde water is terecht gekomen in een kabelgoot en in de schacht waardoor de bekabeling liep. Het water is vervolgens via kabels naar beneden gelopen. Zelfs in de elektrakasten waren waterdruppels zichtbaar op de bedrading. Het water is - kennelijk langs de kabelbundels in de schacht - van elektrakast naar elektrakast gelopen vanaf de vijfde tot op de tweede verdieping.
4.10.
Welke hoeveelheid water er bij evenement I precies langs de bekabeling is gestroomd, kon destijds, en kan thans, niet worden vastgesteld. Voor WUR bestond er echter geen aanleiding om te veronderstellen dat het om een niet significante hoeveelheid ging. Tegen die achtergrond diende WUR de waarschuwing van de zijde van de fabrikant van de kabels - waarvan mocht worden aangenomen dat zij het eigen product bij uitstek kende - serieus te nemen. WUR diende er rekening mee te houden dat indien zij de bekabeling niet zou laten vervangen, in welk geval geen garantie op de aangelegde bekabeling zou worden verleend, zij niet alleen het risico liep op toekomstige schade als gevolg van storingen in het datanetwerk, maar tevens dat zij voor nog veel hogere kosten zou komen te staan indien de bekabeling later alsnog vervangen zou dienen te worden nadat het Forumgebouw volledig door WUR (en derden) in gebruik was genomen.
4.11.
Dat bij evenement II op de 8e etage een grote hoeveelheid water is uitgestroomd en dat het water onder meer via de leidingschacht langs de bekabeling naar beneden is gestroomd, staat vast. Dat de bekabeling daardoor nat was geworden, is vastgesteld door Van der Horst, de technical consultant van Systimax, die de situatie in het Forumgebouw op 9 mei 2007 heeft opgenomen en daarover heeft gerapporteerd (zie hiervoor onder 2.12).
4.12.
De stelling van Cofely dat de schade ter zake van de vervanging van de bekabeling volledig voortvloeit uit het feit dat Croon een ondeugdelijk type kabel heeft gebruikt (conclusie van antwoord/eis onder 78), acht de rechtbank onjuist. De publicatie van 17 september 2004 van Systimax vermeldt:
'Internal grade (also referred to as premises) data cables, as their name implies, are intended for use in indoor applications where they are not expected to be exposed to significant amount of water. Unlike outdoor cables, internal grade data cables do not incorporate materials or constructions intended to block and/or minimize the effects of water penetration.'
4.13.
Uit die publicatie kan niet worden afgeleid dat de 'internal grade data cables' niet aan enig vocht mogen worden blootgesteld. Betreffende kabels kunnen binnen worden toegepast op plekken 'where they are not expected to be exposed to significant amount of water'. Dat was het geval in het Forumgebouw. Dat de kabels werden aangebracht in een schacht waarin ook leidingen aanwezig waren als gevolg waarvan door condensvorming in de buurt van de kabels enig vocht aanwezig zou kunnen zijn, rechtvaardigt niet de door Cofely getrokken conclusie dat Croon buitenkabels had moeten gebruiken.
4.14.
Cofely stelt dat de bekabeling is gelegd 'in strijd met voorschriften en/of goed vakmanschap' (conclusie van antwoord/eis onder 79). Die stelling is onvoldoende toegelicht. Daarom kan WUR zich daartegen niet verdedigen en kan de rechtbank daarover niet oordelen. De rechtbank zal niet nader op die stelling ingaan.
4.15.
Cofely stelt voorts dat WUR verweten kan worden dat zij het standpunt van Systimax dat in verband met de waterschade geen garantie op de bekabeling kon worden verleend niet heeft betwist (conclusie van antwoord/eis onder 91). Cofely miskent daarmee dat WUR er rekening mee diende te houden dat de kabels hadden blootgestaan aan significante hoeveelheden water. In de gegeven omstandigheden stond het Systimax vrij om te weigeren de garantie te verlenen. Systimax kon onderbouwen dat deze blootstelling aan water een risico opleverde voor het op langere termijn ongestoord blijven functioneren van de kabels. WUR kon niet onderbouwen dat een dergelijk risico niet bestond. Dat WUR in de gegeven omstandigheden niet met Systimax in discussie is getreden, maar de bekabeling heeft laten vervangen, brengt niet mee dat WUR eigen schuld heeft aan de ontstane schade voortvloeiende uit de verleende opdracht(en) om de bekabeling te vervangen. In dat verband speelt een rol dat van Cofely in de in 4.7 geschetste omstandigheden redelijkerwijs niet kon worden gevergd de gegrondheid van het standpunt van Systimax ter beoordeling aan een rechter of een andere geschilbeslechter voor te leggen.
4.16.
Cofely stelt voorts dat de (vervangings)schade niet is veroorzaakt door een toerekenbare tekortkoming aan haar zijde, maar door eerdere waterschade tijdens de bouwfase (conclusie van antwoord/eis onder 96). Cofely verwijst naar het rapport van 21 april 2008 van GAB [expert 1] :
' (…) Voorts dienen wij hier op te merken dat wij hebben vastgesteld dat kabel die uit de horizontale stalen goten is getrokken, tevens duidelijke sporen vertonen van het feit dat deze in roestwater hadden gelegen dat zichtbaar was aan de hand van afzetting van corrosie op de kabel (zie foto).
Deze horizontale goten waren in het beton van de verdiepingsvloeren ingegoten stalen kokers, die de verbinding vormden tussen de kabelladders in de gangen van het bouwdeel en de gevel, alwaar de aansluitingen zaten (zie onderstaande schets).
Als gevolg van het evenement was echter geen water in deze kabelgoten gedrongen, zodat de conclusie moet zijn dat deze kabels oorspronkelijk reeds in de kabelgoten waren getrokken die nat waren en zou de bekabeling, volgens de normen van Systimax, reeds voor het evenement als waardeloos moeten worden beschouwd. Ondanks dit gegeven zou het netwerk wel worden gecertificeerd omdat dit kennelijk niet bekend was. Volgens de normen die Systimax aanhoudt, zou dit een onterechte certificering zijn geweest. (…)'
4.17.
Dit causaliteitsverweer slaagt niet. Voor zover tijdens de bouwfase kabelgoten nat zouden zijn geworden en/of vóór evenement I reeds kabels nat zouden zijn geworden, brengt dat niet mee dat het causaal verband wordt doorbroken tussen enerzijds de tekortkomingen die tot evenement I en II hebben geleid en anderzijds de schade bestaande in de kosten verbonden aan de schadebeperkende maatregelen die naar aanleiding van die evenementen zijn getroffen. Vast staat immers dat de (eerste) beslissing om de bekabeling te vervangen, is genomen naar aanleiding van evenement I en op basis van het daarover door Systimax ingenomen standpunt. Indien evenementen I en/of II niet hadden plaatsgevonden, zou WUR de beslissing om de bekabeling te vervangen niet hebben genomen en zou evenmin de daaruit voortvloeiende schade (in de vorm van kosten van schadebeperkende maatregelen) zijn ontstaan.
Uit de stellingen van Cofely kan ook niet worden afgeleid dat voorafgaande aan evenement I en/of evenement II de kabels reeds zodanig waren beschadigd dat redelijkerwijs aannemelijk was dat WUR in de hypothetische situatie waarin evenement I en II niet zouden hebben plaatsgevonden op enig moment in de toekomst (substantiële) kosten zou hebben moeten maken om (een relevant deel van) de bekabeling te vervangen. Integendeel, Cofely heeft juist betoogd dat het nat worden van de kabels niet leidt tot een verminderd functioneren van die kabels. Zij heeft zich in dat verband beroepen op overgelegde expertiserapporten. Als al zou moeten worden aangenomen dat (een relevant deel van) de bekabeling reeds voor evenement I nat is geworden (hetgeen is betwist), brengt dat niet mee dat aangenomen kan worden dat WUR er voordeel van heeft ondervonden dat ook betreffende kabels naar aanleiding van evenementen I en/of II zijn vervangen. Aangenomen mag worden dat indien evenementen I en II niet hadden plaatsgevonden de oorspronkelijk aangebrachte bekabeling niet zou zijn vervangen. Voor toerekening van een deel van de vervangingskosten aan WUR zou aanleiding kunnen zijn indien aannemelijk zou zijn dat WUR in de hypothetische situatie waarin de tekortkomingen niet zouden hebben plaatsgevonden de bekabeling, of een substantieel deel daarvan, ook zou hebben moeten vervangen voor het einde van de normale economische levensduur. Uit hetgeen door Cofely is gesteld en uit hetgeen overigens in deze procedure is gebleken, kan dat echter niet worden afgeleid. Er bestaat dan ook geen aanleiding om de kosten van de getroffen schadebeperkende maatregelen in het kader van de toepassing van artikel 6:101 BW geheel of ten dele aan WUR toe te rekenen dan wel om in het kader van eventuele toepassing van artikel 6:100 BW een voordeel bij de vaststelling van de te vergoeden schade in rekening te brengen. Of een eventuele certificering van de volledige bekabeling volgens de normen die Systimax aanhoudt in de hypothetische situatie zonder de tekortkomingen - vanwege het eventueel in aanraking met vocht en/of roest geweest zijn van bepaalde kabels - al dan niet terecht zou zijn geweest, is in dit verband niet relevant. Uit de enkele mogelijkheid dat certificering in die hypothetische situatie onterecht zou hebben plaatsgevonden, zou voor WUR geen schade zijn voortgevloeid.
4.18.
De rechtbank acht tevens ongegrond het verweer van WUR dat de datakabels ten tijde van het plaatsvinden van evenement I en II (voor een deel) niet opgeleverd werk betroffen zodat het risico voor dat deel van het werk op die momenten nog op Croon rustte en WUR door beschadiging van dat deel van het werk geen schade in haar vermogen heeft geleden (conclusie van dupliek onder 105). Zoals hiervoor overwogen, acht de rechtbank voor de op de vorderingen van WUR tegen Cofely te nemen beslissingen niet van doorslaggevend belang of de datakabels door evenement I en II in technische zin beschadigd zijn. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij hiervoor onder 4.7 heeft overwogen.
4.19.
Uit het feit dat de rechtbank het door WUR aan Croon verstrekken van de opdrachten tot vervanging van de datakabels als een redelijke schadebeperkende maatregel aanmerkt, vloeit voort dat de rechtbank ongegrond acht het verweer van Cofely dat Croon tot herstel van haar eigen werk had moeten overgaan en dat Croon ter zake van de aan haar opgedragen herstelwerkzaamheden geen commerciële tarieven en btw in rekening had mogen brengen (conclusie van dupliek onder 106).
4.20.
De stelling van Cofely dat het WUR niet vrij staat om de schade op Cofely te verhalen omdat zij het vertrouwen heeft gewekt dat de schade onder de CAR-polis is gedekt (conclusie van dupliek onder 107), acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Cofely heeft erop gewezen dat het bestek vermeldt dat door de bouwkundig aannemer een CAR-verzekering ten behoeve van het werk zou worden gesloten. Uit dat enkele feit vloeit echter niet voort dat Cofely erop mocht vertrouwen dat een dergelijke verzekering een alomvattende dekking zou bieden voor haar eventuele aansprakelijkheid jegens WUR voortvloeiende uit een toerekenbaar tekortschieten. Een grote professionele partij als Cofely pleegt zich te laten bijstaan door een deskundig verzekeringsadviseur. Zij mag er dan ook mee bekend worden verondersteld dat CAR-polissen niet een dergelijke alomvattende dekking plegen te bieden. In ieder geval had zij er niet zonder meer op mogen vertrouwen dat zulks hier het geval zou zijn.
4.21.
Het verweer van Cofely dat WUR te verwijten valt dat zij een regeling met CAR-verzekeraars heeft getroffen, waarin zij met een fractie van de onder de CAR-verzekering gedekte schade genoegen heeft genomen, heeft Cofely onvoldoende onderbouwd. Cofely voert in dit verband aan dat nu de eerste schade door een blusmiddel is veroorzaakt, er evident dekking was onder de CAR-verzekering, en dat het grootste deel van de door WUR gevorderde schade onder de polis gedekt zou zijn (pleitnota onder 66). Cofely wijst erop dat CAR-verzekeraars de uit te betalen gedekte schade op grond van artikel 7:962 lid 3 BW niet op Cofely (en [gedaagde 2] ) hadden kunnen verhalen. Anders dan Cofely acht de rechtbank echter niet evident dat er dekking was onder de CAR-verzekering. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.22.
Onder de dekking van de CAR-verzekering viel 'beschadiging van het werk'. 'Beschadiging' is in de toepasselijke algemene voorwaarden onder A.1.2. gedefinieerd als:
'Fysieke aantasting, die zich manifesteert in een blijvende verandering van vorm of structuur. Hieronder wordt mede verstaan schade als gevolg van roet of rook, alsmede schade door blusmiddelen.'
4.23.
Dat door het water de vorm of structuur van de datakabels niet blijvend is veranderd, heeft Cofely zelf betoogd. Dat er in het geval van evenement I sprake was van 'schade door blusmiddelen' is een uitleg die naar het oordeel van de rechtbank niet in de rede ligt. Er is bij evenement I geen sprake geweest van een brand of het vermoeden van een brand in welk kader enigerlei blusactiviteit is ondernomen waarbij schade door aanwending van blusmiddelen is ontstaan. Er is slechts per ongeluk leidingwater uit de sprinklerinstallatie gestroomd doordat bij het vullen bleek dat deze niet waterdicht was. In de gegeven omstandigheden ligt het niet in de rede het uitgestroomde leidingwater als 'blusmiddel' in de zin van voornoemd artikel aan te merken, ook al is dat leidingwater afkomstig uit een installatie die bedoeld is voor het verrichten van blusactiviteiten.
4.24.
Cofely heeft aangevoerd dat na de evenementen I en II reconditionering mogelijk zou zijn geweest en dat de kosten daarvan kunnen worden geschat op slechts 10% van de vervangingskosten (pleitnota onder 95). Wat daar ook van zij, dat doet niet af aan hetgeen de rechtbank hiervoor onder 4.7 heeft overwogen.
4.25.
Bij gelegenheid van het pleidooi heeft Cofely nog aangevoerd dat WUR na het vervangen van de bekabeling hiervoor helemaal geen garantie heeft aangevraagd. Het ontbreken van (de mogelijkheid om) de garantie (te verkrijgen) kon dan haars inziens ook niet de stap rechtvaardigen om tot algehele vervanging van de bekabeling over te gaan (pleitnota onder 96). WUR heeft naar aanleiding van dat verweer gesteld dat zij de garantie wel degelijk heeft aangevraagd en dat zij die ook heeft verkregen. Zij heeft aangeboden daarvan alsnog bewijsstukken in het geding te brengen. De rechtbank acht het niet noodzakelijk om WUR in de gelegenheid te stellen om die bewijsstukken te overleggen. Cofely miskent met haar verweer dat voor WUR met name van belang was dat zij erop kon vertrouwen dat de aanwezige nat geworden bekabeling in de toekomst geen problemen zou gaan vertonen waarna die alsnog vervangen zou dienen te worden. Dat was de reden om opdracht tot vervanging van de nat geworden bekabeling te geven. Dat ten aanzien van de betrouwbaarheid van het aangelegde systeem vervolgens ook een schriftelijke garantie zou worden afgegeven was van minder belang dan de toegezegde bereidheid daartoe op grond van het vertrouwen dat in de bekabeling kon worden gesteld. Indien de garantie uiteindelijk niet zou zijn aangevraagd en/of verleend, zou dat nog niet de conclusie rechtvaardigen dat de beslissing om de nat geworden bekabeling te doen vervangen destijds niet terecht was.
4.26.
Cofely heeft voorts gewezen op een gebeurtenis in 2008 waarbij datakabels in een andere bij WUR in gebruik zijnde opstal nat zijn geworden en WUR toentertijd de beslissing heeft genomen om die niet (direct) te vervangen (pleitnota onder 96). WUR heeft daarover medegedeeld dat zij het zich in het betreffende geval kon permitteren om af te wachten of er in de toekomst problemen zouden optreden. Als dat het geval zou zijn, zou daardoor naar verwachting geen grote (gevolg)schade voor WUR ontstaan en zou vervanging alsnog zonder hoge extra kosten kunnen plaatsvinden. De rechtbank is van oordeel dat het voorbeeld niet aantoont dat ook, in de in 4.7 genoemde omstandigheden, in het geval van evenement I en II had behoren te worden afgewacht of de risico's waarvan men vreesde dat die zich in de toekomst zouden kunnen realiseren, zich daadwerkelijk zouden realiseren.
4.27.
De slotsom van het voorgaande is dat Cofely aansprakelijk is voor de door WUR als gevolg van beide evenementen geleden schade.
4.28.
In conventie resteren de te nemen beslissingen over de omvang van de door Cofely aan WUR te vergoeden schade. De meest omvangrijke gestelde schadeposten betreffen de kosten van het gestelde tweemaal vervangen van de databekabeling inclusief de zogenoemde 'versnellingskosten'. Cofely heeft de standpunten ingenomen dat de datakabels nog niet geheel getrokken waren op het moment van evenement I (conclusie van dupliek onder 25) en dat de vervanging na evenement I nog niet gereed was ten tijde van evenement II (conclusie van dupliek onder 26 tot en met 29). Het is wenselijk dat hierover meer duidelijkheid komt te bestaan. Zo nodig kan in dit verband bewijs worden opgedragen. Voorts weerspreekt Cofely de omvang van de gestelde schadeposten (pleitnota vanaf pagina 28).
4.29.
Hoewel de omvang van de door Cofely aan WUR te vergoeden schade los van de overige (partij)verhoudingen kan worden vastgesteld, komt dat de rechtbank minder wenselijk voor. Dezelfde schade zal immers ook in andere verhoudingen dienen te worden vastgesteld in het kader van de uiteindelijke afwikkeling, in of buiten rechte, van alle betrokken verhoudingen. Tegen deze achtergrond en mede gelet op hetgeen hiervoor onder 4.4 is overwogen, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich thans eerst bij akte en antwoordakte uit te laten over hun visie op de wijze waarop de schade zou kunnen worden vastgesteld. De rechtbank zou zich kunnen voorstellen dat alle betrokkenen daarover met elkaar in overleg treden opdat zij de rechtbank zo mogelijk gezamenlijk een voorstel kunnen doen.
4.30.
Indien partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over het (doen) vaststellen van de omvang van de schade tussen alle betrokken partijen, acht de rechtbank het in ieder geval wenselijk dat in deze procedure tussen WUR en Cofely nader schriftelijk debat over de omvang van de schade wordt gevoerd voordat de rechtbank daarover in de verhouding tussen WUR en Cofely beslissingen neemt. Daarbij is mede van belang dat de pleitnota van Cofely tijdens het pleidooi niet volledig is voorgedragen teneinde te voorkomen dat de verweren die reeds door de medegedaagden van Cofely waren verwoord (nogmaals) zouden worden herhaald, waarbij tevens de voor de pleidooien gereserveerde tijd in ernstige mate (nog verder) zou worden overschreden. Gelet op de hiervoor genomen beslissingen over de aansprakelijkheid van Cofely en de omvang van haar vergoedingsplicht, is het echter wenselijk dat WUR zich thans alsnog gemotiveerd uitlaat over de in de pleitnota door Cofely geformuleerde verweren met betrekking tot de omvang van de schade, waarna Cofely daar op kan reageren.
4.31.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor een akte aan de zijde van - eerst - WUR, waarna Cofely, [gedaagde 2] en Van Niel bij antwoordakte mogen reageren. In die akte en antwoordakten kunnen zij zich - ieder voor zover het die partij aangaat - uitlaten naar aanleiding van hetgeen hiervoor onder 4.4, 4.29 en 4.30 is overwogen. In afwachting van de akten van partijen zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden.
In reconventie
4.32.
De vordering van Cofely ziet op de kosten die zij heeft moeten maken in verband met het stellen van de bankgarantie (zie 2.21). Zij stelt daartoe dat WUR geen vordering op Cofely heeft en dus ten onrechte conservatoir beslag heeft gelegd. Uit de beoordeling in conventie volgt dat Cofely aansprakelijk is. In beginsel heeft WUR daarom niet zonder grond conservatoir beslag gelegd. Het definitieve oordeel hieromtrent zal de rechtbank aanhouden totdat in conventie het debat over de schade verder is gevoerd.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 4 mei 2016voor een akte aan de zijde van (eerst) WUR teneinde zich uit te laten als onder 4.4, 4.29 en 4.30 hiervoor vermeld,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman, mr. R.J.A.M. Cooijmans en mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2016.
[1729;1694;1980]