Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
2.1.1
Volgens het proces-verbaal van de zitting van 11 februari 2016:
Ik heb er geen vertrouwen meer in. Ik heb geen vertrouwen in deze zitting. Ik wil nadere tekst en uitleg aan de wrakingskamer geven. Er ontbreken stukken en ik ben veel te weinig aan het woord geweest. Ik word wederom niet gehoord.
De raad en de Gezinsvoogdij Instelling (hierna: GI) hebben het NIFP-onderzoek niet in het geding gebracht, waardoor de rechtbank onvoldoende op de hoogte is. Het is onvolledig wat de Raad en de GI hebben ingebracht.
2.1.2
Ter zitting van de wrakingskamer:
Ik kreeg vijf kinderen uit mijn huwelijk. Door omstandigheden, huiselijk geweld, zijn mijn kinderen uit huis geplaatst. Ik kreeg de kinderen nadien wel weer thuis. Mijn jongste dochter wil ik ook graag weer thuis.
Ik kreeg bij de rechters geen gehoor. Ik word ook niet gehoord door de raad en door Jeugdbescherming West. Ik word totaal niet gehoord. Op de zitting werd ik continue in de rede gevallen door de gezinsvoogd en de Raad. De rechters zeiden daar niets van. Ik kon mijn verhaal niet doen.
De Raad en Jeugdbescherming West hebben nagelaten belangrijke stukken in het geding te brengen. Ik had die stukken op de zitting bij me: het raadsrapport, het NIFP-rapport en het rapport van [naam]. Ik wilde die stukken overhandigen aan de rechtbank, maar dat werd niet toegestaan. Ik en mijn advocaat wilden uit die stukken citeren, maar dat werd evenmin toegestaan. Door de rechters werd gezegd: stop maar want wij hebben de stukken niet. Er werd gezegd: wie zegt dat u het juiste rapport hebt? Dan voel je je tekort gedaan. Dan wordt er niet naar mij geluisterd.
De rechters hadden wel degelijk kunnen beschikken over de stukken. Ik had op de zitting alles bij me. Ik kon per direct laten zien dat de Raad en Jeugdbescherming West wel degelijk over de stukken beschikken. Al in december 2015 op de zitting van het gerechtshof is over die stukken gesproken en daar hadden zij die stukken al. Er is door het hof een uitspraak gedaan mede op basis van het NIFP onderzoek. Dat ze het niet kennen, is dus onjuist. De rechtbank kende dat rapport niet, want beide partijen hadden het niet ingebracht. Die stukken zijn heel belangrijk omdat de Raad aannemelijk wil maken dat ik niet geschikt ben om mijn jongste kind thuis te krijgen, terwijl het rapport van het NIFP aantoont dat ik alle kwaliteiten heb, door middel van onder meer een pedagogische test en een interactie onderzoek. Dan is het heel moeilijk te vernemen dat een rechter daar niet verder op door gaat en mij niet toestaat het te overhandigen. Ik had belangrijke punten in het rapport al voor de rechters geaccentueerd.
2.2
De rechters hebben niet in de wraking berust.
De rechters bestrijden deels de feitelijke grondslag van het verzoek en hebben overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
2.2.1
Ter zitting van 11 februari 2016 bleek dat bij verzoekster en haar advocaat
enerzijds en mevrouw [naam] van Jeugdbescherming West anderzijds een rapportage van het NIFP bekend was, waarvan de rechtbank geen kennis had. Het rapport van het NIFP was niet aan de rechtbank toegestuurd. Bij mevrouw [naam] van de raad voor de kinderbescherming was de inhoud van die rapportage evenmin bekend. Aan het begin van de zitting heeft de advocaat van de moeder voorgesteld de behandeling van de zaak daarom aan te houden.
Als voorzitter van de meervoudige kamer heb ik in reactie hierop gezegd dat eerst iedereen de gelegenheid zou worden gegeven de respectieve standpunten ten aanzien van het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de moeder kenbaar te maken, waarna de rechtbank zou bezien of een aanhouding van de zaak noodzakelijk is.
Vervolgens hebben alle aanwezigen in twee termijnen de gelegenheid gekregen om hun standpunten naar voren te brengen en te reageren op hetgeen door de andere procesdeelnemers was gezegd.
Nadat de pleegouders als laatsten voor de tweede maal het woord hadden gevoerd, wilde verzoekster daar nog op reageren. Die gelegenheid heb ik haar als voorzitter niet meer gegeven, met de motivering dat iedereen twee keer aan de beurt was geweest.
Dat was het moment waarop verzoekster het wrakingsverzoek deed, althans aangaf de
meervoudige kamer van de rechtbank te willen wraken. Tot een beslissing van de rechtbank op het aanhoudingsverzoek van de advocaat van de moeder is het niet gekomen.
Wij menen dat er geen sprake is geweest van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.