ECLI:NL:RBROT:2016:1983

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2016
Publicatiedatum
17 maart 2016
Zaaknummer
10/750111-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel van een minderjarige prostituee in Schiedam

In de zaak tegen de verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats was, heeft de rechtbank Rotterdam op 27 januari 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak betreffende mensenhandel. De verdachte werd beschuldigd van het vervoeren, overbrengen en huisvesten van een minderjarige, met het oogmerk van uitbuiting. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten die zich hebben voorgedaan tussen 1 mei 2014 en 31 mei 2014. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een contactverbod met de aangeefster. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de minderjarige heeft geholpen bij het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling, waarbij hij ook financieel voordeel heeft genoten. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster niet zonder meer als waar konden worden aangenomen, maar dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de mensenhandel. De verdachte werd schuldig bevonden aan het meermalen plegen van mensenhandel en kreeg een gevangenisstraf van 15 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 2.000 aan de benadeelde partij, die immateriële schade had geleden door de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10/750111-14
Datum uitspraak: 27 januari 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
[adres 1]
raadsman mr. R.E. Weening, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 november 2015, 22 december 2015 en 13 januari 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat aan de verdachte een contactverbod met aangeefster wordt opgelegd, alsmede een bevel gevangenneming van de verdachte bij uitspraak.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
Hij
op tijdstippen in de periode van 1 mei 2014 tot en met 31 mei 2014 in Nederland,
(lid 3 onder 1)
(telkens), een ander, te weten [slachtoffer] ( [geboortedatum 2] )
(lid 1, onder 2)
heeft vervoerd en overgebracht en gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en
(lid 1, onder 5)
(telkens) die [slachtoffer] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en
(lid 1, onder 8)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
immers heeft hij meermalen, (telkens),
- foto's ten behoeve van seksadvertenties van die [slachtoffer] gemaakt en afbeeldingen van die [slachtoffer] en
eenadvertentie geplaatst op het internet (sexjobs.n1) en
-een werkplek (kelderbox) geregeld voor het verrichten van seksuele handelingen en
-die [slachtoffer] (onbeschermd) seks laten hebben/seksuele handelingen laten verrichten met personen/betalende klanten en
-(telefonisch) contacten onderhouden met klanten en afspraken met (betalende) personen/klanten gemaakt, die vervolgens seksuele handelingen met die [slachtoffer] hebben verricht en/of
-die [slachtoffer] aldus in (een) positie/situatie(s) gebracht waar
aanzij zich (te) weinig kon onttrekken en
-het door
die[slachtoffer] met in de prostitutie verdiend geld geheel/gedeeltelijk onder zich
genomen/
gehouden. (vul de feitaanduidingen in)
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Nadere bewijsmotivering
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte zich “slechts” meermalen schuldig heeft gemaakt aan zich met een minderjarige in de prostitutie begeven. De verdachte bekent zich te hebben opgesteld als haar pooier op 12 mei 2014 en op 19 mei 2014, maar zegt dat op 19 mei 2014 geen seks heeft plaatsgevonden. De verdachte stelt dat aangeefster zich vrijwillig prostitueerde en hij haar op haar verzoek faciliteerde in ruil voor de helft van de inkomsten. Hij was volgens eigen zeggen niet op de hoogte van haar werkelijke leeftijd.
Het oordeel van de rechtbank
De aangeefster is meermalen gehoord, zowel door de politie als door de rechter-commissaris en laatstelijk als getuige door de meervoudige kamer van deze rechtbank. Het laatste verhoor heeft plaatsgevonden in dezelfde zittingssamenstelling als de onderhavige. De rechtbank stelt vast dat bepaalde onderdelen van de verklaringen van de aangeefster objectief toetsbaar niet kloppen en dat deze verklaringen ook deels ongeloofwaardig zijn waar het gaat om zaken die zij stelt zich niet meer te kunnen herinneren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaringen van de aangeefster niet zonder meer voor waar kunnen worden aangenomen. Gelet hierop acht de rechtbank het voor de bewezenverklaring van de onder de gedachtestreepjes in de tenlastelegging genoemde handelingen, waarvoor in beginsel slechts één bewijsmiddel is vereist, van belang dat het dossier steunbewijs bevat voor de verklaringen van de aangeefster dienaangaande.
De strafbaarstelling van mensenhandel is gericht op het tegengaan van uitbuiting van mensen, in zeer brede zin. Het artikel (273f Wetboek van Strafrecht) beoogt uitbuiting van personen te voorkomen en bescherming te bieden tegen de aantasting van de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van individuele personen. Artikel 273f, eerste lid, aanhef en sub 5, van het Wetboek van Strafrecht stelt als schuldig aan mensenhandel degene die een ander ertoe brengt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling. Dwangmiddelen zijn in het geval van een minderjarig slachtoffer niet vereist. De term “ertoe brengen” moet blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad (zie het arrest van 20 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1174) niet beperkt worden uitgelegd. Onder “ertoe brengen” moet mede worden verstaan iedere gedraging gericht tegen een persoon ertoe strekkende deze te belemmeren in zijn vrijheid met prostitutie op te houden, ongeacht de omstandigheid of deze daarbij vrijwillig betrokken is geraakt, dan wel reeds eerder bij prostitutie was betrokken.
Vaststaat dat aangeefster zich beschikbaar heeft gesteld om tegen betaling seksuele handelingen te verrichten en dat zij toen zestien jaar oud was en dus minderjarig. De verdachte heeft een advertentie geplaatst om klanten voor haar te werven, deze klanten hebben telefonisch contact opgenomen met haar en/of de verdachte, waarna aangeefster, veelal tegen betaling, seks met hen heeft gehad en overige seksuele handelingen met hen heeft verricht. De opbrengst kwam - voor minimaal de helft - ten goede aan de verdachte.
De seks vond op 12 mei 2014 en op 26 mei 2014 plaats in de kelderbox van de woning van de vader van de verdachte. Op 19 mei 2014 was een afspraak gemaakt met een klant die geen seks wilde hebben in de kelderbox. De verdachte heeft toen voor één dag een woning gehuurd in Vlaardingen. De verdachte heeft met deze klant de aangeefster van het station gehaald en zij zijn samen naar de woning gereden. Niet is komen vast te staan dat het daadwerkelijk tot seks(uele handelingen) is gekomen in die woning tussen de aangeefster en deze klant, maar voor de strafbaarheid is dat ook niet vereist. Voldoende is dat de verdachte de aangeefster ertoe gebracht heeft zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling. Dat daarvan sprake was op 19 mei 2014 staat naar het oordeel van de rechtbank vast. Het verweer van de verdediging dat de aangeefster dit vrijwillig heeft gedaan, in samenspraak met de verdachte, treft geen doel. Alleen al uit het feit dat de verdachte destijds meerderjarig was en de aangeefster minderjarig, vloeit voort dat er sprake was van misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht waardoor zij redelijkerwijs geen andere keuze had dan in een toestand van uitbuiting te geraken. In ECLI:NL:GHDA:2014:908 heeft het Gerechtshof Den Haag uitdrukkelijk overwogen dat ten aanzien van personen beneden de leeftijd van achttien jaar niet wordt aanvaard dat zij vrijwillig kiezen voor een baan in de prostitutie en dat zij in het bijzonder dienen te worden beschermd. Op de verdachte rustte de plicht om gedegen onderzoek te doen naar de leeftijd van de aangeefster. De verdediging bepleit dat de verdachte ervan uitging en mocht gaan dat de aangeefster meerderjarig was omdat zij tegen de verdachte heeft gezegd dat zij 19 jaar oud was en de verdachte met haar in contact is gekomen via zijn vriend die haar had ontmoet in een uitgaansgelegenheid voor personen ouder dan 18 jaar. Naar het oordeel van de rechtbank treft dit verweer geen doel nu dit niet duidt op een gedegen onderzoek.
Derhalve komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel van een minderjarige gedurende de in de in de tenlastelegging genoemde periode.
De onderhavige strafverzwarende omstandigheden zijn het gegeven dat de aangeefster - hierna: het slachtoffer - ook bereid moest zijn tot seks zonder condoom en dat zij haar werkzaamheden op een matras in een kelderbox moest verrichten.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mensenhandel, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft het slachtoffer die de leeftijd van zestien jaar, maar nog niet de leeftijd van achttien jaar had bereikt, ertoe gebracht meermalen tegen betaling prostitutiehandelingen te verrichten, waarbij hij (tenminste) de helft van het door haar hiermee verdiende geld heeft geïncasseerd. De verdachte, die destijds meerderjarig was, heeft zich hierbij slechts laten leiden door geldelijk gewin en heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om het welzijn van het minderjarige slachtoffer. Dit is een zeer ernstig feit. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten hiervan nog jarenlang de negatieve gevolgen ondervinden voor wat betreft hun psychisch en lichamelijk welbevinden. Dit geldt te meer voor een minderjarig slachtoffer van een dergelijk feit, omdat een minderjarige hierdoor kan worden geschaad in zijn of haar (seksuele) ontwikkeling. Dat ook het onderhavige slachtoffer schade heeft ondervonden blijkt mede uit de onderbouwing van haar vordering als benadeelde partij.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
19 november 2015, waaruit naar voren komt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor - niet soortgelijke - strafbare feiten. Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de - nog niet onherroepelijke - veroordeling van 6 januari 2015.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de volgende rapporten, met daarin onder meer het volgende:
Het rapport van de reclassering van 15 april 2015waaruit blijkt dat er geen aanwijzingen zijn voor specifieke hulpvragen anders dan de praktische problemen die de verdachte zal hebben na detentie, zoals huisvesting, inkomen en het opstarten van betalingsregelingen.
Op het moment van aanhouding leek de verdachte zijn leven redelijk op orde te hebben;
hij woonde sinds kort op zichzelf, werkte en had afbetalingsregelingen getroffen voor zijn schulden. Vanwege de (grotendeels) ontkennende houding van de verdachte kon geen inschatting worden gemaakt van het recidiverisico. Hij is niet eerder voor een soortgelijk feit veroordeeld. Ingeschat wordt dat er een laag/gemiddeld risico op onttrekken aan voorwaarden is.
Het rapport van het psychologisch onderzoek door drs. T. 't Hoen,gezondheidszorg-psycholoog, van 17 juni 2015 waaruit blijkt dat de verdachte een (boven)gemiddeld intelligente man is, bij wie geen sprake is van een psychiatrische stoornis in engere zin of psychotische stoornis. Evenmin is er aanleiding om een stoornis in het middelengebruik te vermoeden. Wat betreft de persoonlijkheid van de verdachte komen vooral trekken van een narcistische en wat antisociale signatuur naar voren, alsmede enkele gedragsproblemen in de jeugd. Ook de gewetensfunctie toont enigszins lacunair. De wijze waarop hij met aangeefster is omgegaan, op basis van hetgeen hij tegenover onderzoeker in ieder geval aangeeft, komt op onderzoeker op z'n minst als nogal instrumenteel over. Hij heeft een sterke controlebehoefte, waarbij onderliggend sprake is van een kwetsbaar zelfgevoel. Naar buiten toe tracht hij zich vooral stevig en sterk neer te zetten en kwetsbaarheden en negatieve affecten worden op een nogal primitieve wijze afgeweerd. De wijze waarop hij daarentegen over tegenslagen en negatieve ervaringen in zijn leven spreekt, geeft aan dat hij wel degelijk het vermogen heeft om hier bij stil te staan en hier op een adequate wijze over na te denken. Voorts is de verdachte ook in staat gebleken zijn leven redelijk op orde te krijgen/houden. Zodoende voert het wat onderzoeker betreft te ver om te spreken van een persoonlijkheidsstoornis in termen van de DSM.
Vanwege het feit dat de verdachte de hem ten laste gelegde feiten goeddeels ontkent is het vanuit forensisch gedragsdeskundig oogpunt onvoldoende mogelijk de onderliggende beweegredenen en motieven van zijn handelen te exploreren. Hetgeen de verdachte wel toegeeft, namelijk dat hij als haar pooier heeft gefungeerd en hij haar zodoende heeft geprostitueerd, komt op onderzoeker als een bewuste keuze over, waarbij hij meermalen de mogelijkheid heeft gehad van deze keuze af te zien, maar wat hij (weloverwogen) niet heeft gedaan. Hij geeft bovendien aan niet te hebben geweten dat zij minderjarig was en het initiatief kwam naar zijn zeggen bij haar vandaan en zodoende zag hij geen kwaad (en strafbaarheid) in zijn handelen.
Nu bij de verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, maar “slechts” kan worden gesproken van narcistische en antisociale trekken in de persoonlijkheid, is een verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid, indien de hem ten laste gelegde feiten wel bewezen worden geacht, niet waarschijnlijk.
Gelet op de grotendeels ontkennende houding van de verdachte is het voor onderzoeker niet mogelijk om een uitspraak te doen over het recidiverisico. De verdachte heeft geen duidelijke hulpvraag, maar hij zegt wel open te staan voor hulp vanuit de reclassering bij praktische zaken, bij terugkeer uit detentie.
Gelet op de grotendeels ontkennende houding van de verdachte is onderzoeker geneigd zich te onthouden van een advies of er een behandeling moet plaatsvinden en zo ja vanuit welk juridisch kader. Tegelijkertijd is er geen sprake van een stoornis, waardoor er geen duidelijke aanleiding is om een behandeling/begeleiding aan te gaan.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van het feit niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht de aan de verdachte op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de duur van de voorlopige hechtenis, eventueel vermeerderd met een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een taakstraf.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt de ernst van het feit een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank komt wel tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van minder lange duur dan gevorderd door de officier van justitie, nu zij minder onderdelen van het tenlastegelegde bewezen acht en voorts niet komt tot een bewezenverklaring van het onderdeel ‘in vereniging gepleegd’. Hoewel de rechtbank, met de reclassering, van oordeel is dat aan de verdachte geen bijzondere voorwaarden - anders dan een contactverbod met aangeefster - hoeven te worden opgelegd, zal de rechtbank aan de verdachte voorts een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een langere proeftijd dan geëist door de officier van justitie, teneinde hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank gaat niet mee in de eis van de officier van justitie betreffende de gevangenneming bij uitspraak.
Alles afwegend wordt de hierna te noemen straf passend en geboden geacht.
8.
Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] te [adres 2] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 10.000,--aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft afwijzing bepleit en heeft daartoe aangevoerd dat de vordering niet (voldoende) onderbouwd is; het enkele feit dat de benadeelde partij onder behandeling is van een psycholoog is daarvoor niet voldoende. De verdediging heeft voorts aangevoerd dat het om een groot geldbedrag gaat, zeker gelet op de eigen betrokkenheid van de benadeelde partij en dat niet zonder meer valt vast te stellen dat de schade die zij heeft geleden geheel kan worden toegeschreven aan het feit dat zij ten tijde van het tenlastegelegde minderjarig was.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.000,--), zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de vordering van de benadeelde partij ten dele zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.000,--.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte waarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
3 (drie) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , na heden en gedurende de gehele proeftijd;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde
gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere
vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , wonende te [adres 2] , te betalen een bedrag van
€ 2.000,--(zegge: tweeduizend euro), bestaande uit immateriële schade;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 2.000,-- (hoofdsom, zegge: tweeduizend euro);
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 2.000,--vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
30 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. A.A.J. de Nijs en B.M.R.M. Edelhauser-van Vlijmen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.S. Lepelaar, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Hij
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2014 tot en met 31 mei 2014 te Schiedam, in elk geval in Nederland,
(lid 3 onder 1)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens), een ander, te weten [slachtoffer] ( [geboortedatum 2] )
(lid 1, onder 2)
heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en/of
(lid 1, onder 5)
(telkens) die [slachtoffer] ertoe heeft/hebben gebracht/gedwongen/bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] enige handeling heeft/hebben ondernomen waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had/hadden bereikt en/of
(lid 1, onder 8)
opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling, terwij1 die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had/hadden bereikt
immers heeft/hebben/is/zijn hij en/of zijn medeverdachte(n), meermalen, althans eenmaal (telkens),
-die [slachtoffer] gedrogeerd en/of mishandeld, en/of
-seks gehad met die [slachtoffer] , en/of
-één of meer foto('s) ten behoeve van seksadvertenties van die [slachtoffer] gemaakt en/of één of meer afbeelding(en) van die [slachtoffer] en/of advertenties geplaatst op het internet (sexjobs.n1) en/of
-een werkplek (kelderbox) geregeld waar die [slachtoffer] klanten moest ontvangen voor het verrichten van seksuele handelingen en/of
-die [slachtoffer] (onbeschermd) seks laten hebben/seksuele handelingen laten verrichten met personen/betalende klanten en/of
-(telefonisch) contacten onderhouden met mededader(s) en/of klanten en/of één of meer afspra(a)k(en) met (betalende) personen/klanten gemaakt, die vervolgens seksuele handelingen met die [slachtoffer] hebben verricht en/of
-foto('s) en/of video('s) gemaakt van de seksuele handelingen die [slachtoffer] moest verrichten met derden en gezegd dat deze foto('s) en/of video('s) aan haar ouders getoond zouden worden en/of op internet gezet zouden worden als zij niet (nogmaals) klanten zou ontvangen en/of
-de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer] beperkt en/of
-die [slachtoffer] (aldus) in (een) positie/situatie(s) gebracht waarin zij zich niet of (te) weinig kon onttrekken aan de van verdachte en/of uitgaande dwang en/of
-(het) door [slachtoffer] met/in de prostitutie verdiend geld geheel/
gedeeltelijkonder zich nemen/houden.