Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
[verzoeker II], tevens gemachtigde van [verzoeker I] , te [woonplaats] , tezamen: verzoekers,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 maart 2016 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in een bezwaarprocedure. Verzoekers, [verzoeker I] en [verzoeker II], hebben bezwaar gemaakt tegen de weigering van [verzoeker II] als gemachtigde van [verzoeker I] in een bezwaarprocedure tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barendrecht. Dit besluit, genomen op 5 november 2015, weigerde [verzoeker II] als gemachtigde op grond van artikel 2:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat er ernstige bezwaren tegen hem bestonden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek om voorlopige voorziening uitsluitend betrekking had op het bestreden besluit en niet op het eerdere Wob-besluit van 8 september 2015. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor [verzoeker I], aangezien de bezwaarprocedure inmiddels was afgerond en het standpunt van [verzoeker I] dat hij effectief gebruik wilde maken van zijn recht om bezwaar te maken met de door hem gewenste gemachtigde niet langer aan de orde was. Ook voor [verzoeker II] was er geen spoedeisend belang, omdat de weigering als gemachtigde specifiek was voor de bezwaarprocedure van [verzoeker I]. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.