ECLI:NL:RBROT:2016:1275
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag AWBZ-zorg en niet-ontvankelijkheid beroep wegens ontbreken procesbelang
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag om zorg op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ). Eiseres, die lijdt aan diverse lichamelijke en psychiatrische aandoeningen, had op 11 juni 2014 een aanvraag ingediend voor persoonlijke verzorging (PV) en begeleiding (BG). De aanvraag werd door het CIZ afgewezen, waarna eiseres bezwaar maakte. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiseres.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor AWBZ-zorg, omdat er voorliggende voorzieningen zijn onder de Zorgverzekeringswet en de Wet maatschappelijke ondersteuning. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij schade heeft geleden of dat een inhoudelijk oordeel van belang kan zijn voor een toekomstige indicatie. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar relevante rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep en de wijzigingen in de wetgeving per 1 januari 2015.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen sprake is van (voldoende) procesbelang, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.