ECLI:NL:RBROT:2016:10155

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 september 2016
Publicatiedatum
11 januari 2017
Zaaknummer
509159 / HA RK 16-738
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de rechtbank Rotterdam afgewezen wegens niet-ontvankelijkheid en misbruik van wrakingsmiddel

Op 29 september 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van de gehele rechtbank en van mr. M.V. van Baaren, rechter in de rechtbank Rotterdam. Verzoekster had het wrakingsverzoek ingediend omdat zij meende dat er sprake was van objectieve partijdigheid, aangezien er geen beslissing was genomen op haar verzoek om de zaak aan te houden tot veertien dagen na ontvangst van opgevraagde stukken. De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot wraking van de gehele rechtbank niet-ontvankelijk was, omdat dit niet voldeed aan de eisen van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank benadrukte dat wraking uitsluitend mogelijk is van de rechter(s) die de zaak behandelen. Het verzoek tot wraking van mr. M.V. van Baaren werd eveneens afgewezen, omdat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid. De rechtbank stelde vast dat het verzoekster niet was gelukt om aan te tonen dat de rechter niet onpartijdig was. Bovendien was dit het tweede wrakingsverzoek van verzoekster in dezelfde procedure, wat leidde tot de conclusie dat verzoekster het wrakingsmiddel misbruikte.

De rechtbank besloot dat een volgend wrakingsverzoek in deze procedure niet meer in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 10/509159 / HA RK 16-738
Beslissing van 29 september 2016
op het verzoek van
[naam verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde [naam gemachtigde]
strekkende tot wraking van:
primair
de gehele rechtbank Rotterdam
en subsidiair
mr. M.V. van Baaren, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiek, team bestuur 1 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij de rechtbank, afdeling publiek, bestuur team 1, is aanhangig de procedure tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van [woonplaats] (het college). Deze procedure draagt als kenmerk ROT AWB 15/7652. De rechter behandelt deze zaak.
Bij brief van 25 augustus 2016 heeft de gemachtigde van verzoekster de wraking van de gehele rechtbank Rotterdam en van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het dossier in de bodemprocedure met kenmerk ROT AWB 15/7652;
- het schriftelijke wrakingsverzoek;
- de brief van verzoekster van 2 september 2016.
Verzoekster alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft bij e-mailbericht van 8 september 2016 medegedeeld dat zij niet in de wraking berust, dat zij geen behoefte heeft aan het geven van een schriftelijke reactie en dat zij niet ter zitting zal verschijnen.
Ter zitting van 21 september 2016 waar het wrakingsverzoek is behandeld, is niemand verschenen.

2.Het verzoek

2.1.
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat is nagelaten te beslissen op het op 28 juli 2016 gedane verzoek de zaak aan te aanhouden tot veertien dagen na ontvangst van de door haar bij het college opgevraagde stukken. Volgens verzoekster is daardoor sprake van objectieve partijdigheid, primair van de gehele rechtbank Rotterdam en dus van alle rechters in deze rechtbank en subsidiair van de behandelend rechter.

3.Beoordeling

van het primaire verzoek
3.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechter die een zaak behandelt door een partij worden gewraakt. Het middel is dus toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die (naar de partij objectief gezien mocht vrezen) jegens hem of haar een vooringenomenheid koestert, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Wraking is dus uitsluitend mogelijk van de rechter(s) door wie een zaak wordt behandeld.
3.2.
Voor zover het onderhavige wrakingsverzoek is gericht tegen de gehele rechtbank en tegen de rechters in deze rechtbank die niet bij de behandeling van de betreffende zaak zijn betrokken, voldoet dit niet aan de in artikel 8:15 van de Awb gestelde eisen. Verzoekster is daarom niet-ontvankelijk in zijn primaire verzoek tot wraking van de rechtbank Rotterdam en van alle rechters in deze rechtbank.
van het subsidiaire verzoek
3.3.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoekster geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.4.
Dat kennelijk geen reden is gezien voor aanhouding van de zaak tot veertien dagen na ontvangst van door verzoekster bij het college opgevraagde stukken is niet zodanig onbegrijpelijk dat daaraan een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid kan worden ontleend.
3.5.
De wraking van de rechter is dus ongegrond. Het verzoek wordt in zoverre afgewezen.
3.6.
De wrakingskamer stelt vast dat dit het tweede wrakingsverzoek van verzoekster is in de procedure met kenmerk ROT 15/7652. De wrakingskamer heeft bij uitspraak van 31 mei 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:5916, het eerste wrakingsverzoek van verzoekster van 5 mei 2016 afgewezen. Dit verzoek was in essentie op dezelfde klacht gegrond als het huidige verzoek. Door herhaald wrakingsverzoeken te doen in het geval aan haar processuele wensen geen gevolg wordt gegeven, maakt verzoekster gebruik van het middel van wraking op een wijze waarvoor dat niet is bedoeld. Vanwege dit misbruik zal thans worden beslist dat een volgend verzoek tot wraking in de procedure met kenmerk ROT AWB 15/7652 niet meer in behandeling wordt genomen.

4.De beslissing

verklaart het verzoek tot wraking van de rechtbank Rotterdam en van alle rechters in de rechtbank Rotterdam niet-ontvankelijk;
wijst af het verzoek tot wraking van mr. M.V. van Baaren;
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de procedure met kenmerk ROT AWB 15/7652 niet meer in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. P.C. Santema en mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 september 2016 in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier.