ECLI:NL:RBROT:2015:9828

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 december 2015
Publicatiedatum
7 januari 2016
Zaaknummer
C/10/484784 / HA ZA 15-964
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en litispendentie in civiele procedure tussen Duitse en Argentijnse rechtspersonen

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, ging het om een bevoegdheidsincident tussen de Duitse rechtspersonen Kölla Hamburg Overseas Import GmbH & Co. KG en Kölla Natura The Organic Company GmbH + Co. KG (hierna gezamenlijk aangeduid als Kölla c.s.) en de Argentijnse rechtspersonen Ecofrut S.A. en Ecofrut Group S.A. (hierna gezamenlijk aangeduid als Ecofrut c.s.). De procedure begon met een dagvaarding op 28 mei 2015, waarin Kölla c.s. Ecofrut c.s. verzochten tot betaling van een hoofdsom van USD 260.000,00, vermeerderd met rente en kosten, als gevolg van een geschil over een handelsrelatie die sinds 2008 bestond. Ecofrut c.s. voerden aan dat de rechtbank zich onbevoegd moest verklaren, omdat er een parallelle procedure aanhangig was in Argentinië, waarin dezelfde partijen en hetzelfde onderwerp aan de orde waren. De rechtbank moest beoordelen of zij bevoegd was op basis van de Nederlandse regels van internationaal bevoegdheidsrecht, en of de exceptie van litispendentie van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat zij bevoegd was, omdat de gedaagden niet op het grondgebied van een EEX II-Vo-lidstaat woonden en er geen andere internationale regelingen van toepassing waren. De rechtbank oordeelde dat de vordering van Ecofrut c.s. om zich onbevoegd te verklaren op basis van litispendentie niet kon worden toegewezen, omdat de Argentijnse procedure niet voldeed aan de vereisten voor erkenning in Nederland. De rechtbank hield iedere verdere beslissing aan en verwees de zaak naar de rol voor het nemen van een akte door Ecofrut c.s. om te reageren op de stellingen van Kölla c.s. over de rechtsmacht van de Argentijnse rechter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/484784 / HA ZA 15-964
Vonnis in incident van 30 december 2015
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
KÖLLA HAMBURG OVERSEAS IMPORT GMBH & CO. KG,
gevestigd te Hamburg, Duitsland,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
KÖLLA NATURA THE ORGANIC COMPANY GMBH + CO. KG,
gevestigd te Hamburg,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
verweersters in het incident in conventie,
advocaat mr. T. van der Valk,
tegen
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
ECOFRUT S.A.,
gevestigd te Cipoletti, Argentinië,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
ECOFRUT GROUP S.A.,
gevestigd te Cipoletti, Argentinië,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
eiseressen in het incident in conventie,
advocaat mr. A. Rodriguez Gonzalez.
Eiseressen zullen hierna afzonderlijk Kölla Hamburg respectievelijk Kölla Nature en gezamenlijk Kölla c.s. genoemd worden, gedaagden afzonderlijk Ecofrut SA respectievelijk Ecofrut Group en gezamenlijk Ecofrut c.s..

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 mei 2015;
  • de akte van Kölla c.s. houdende overlegging producties van 16 september 2015, met vier producties 1-4;
  • de akte van Kölla c.s. houdende overlegging producties van 14 oktober 2015, met vijf producties;
  • het processtuk van Ecofrut c.s. dat getiteld is ‘exceptie van onbevoegdheid, tevens exceptie van litispendentie, tevens conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie’, met zestien producties;
  • de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident, met twee producties.
Tevens hebben Kölla c.s. de stukken in het geding gebracht die betrekking hebben op de ten laste van Ecofrut SA gelegde (derden)beslagen ingevolge de door de voorzieningenrechter van deze rechtbank op 10 maart, 1 mei en 3 augustus 2015 aan Kölla Hamburg verleende beslagverloven.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in de hoofdzaak in conventie

2.1.
Kölla c.s. vorderen veroordeling van Ecofrut c.s. tot betaling van een hoofdsom van USD 260.000,00, te vermeerderen met rente en de kosten, waaronder de beslagkosten en de nakosten.
2.2.
Hieraan leggen Kölla c.s. - in de kern genomen - ten grondslag dat zij met Ecofrut c.s. sinds 2008 een handelsrelatie onderhouden waarbij Ecofrut c.s. in commissie fruit aan Kölla c.s.verkopen en dat Ecofrut c.s. contractueel gehouden zijn tot terugbetaling aan Kölla c.s. van een voorschot van USD 260.000,00 vanwege het uitblijven van het leveren van fruit door Ecofrut c.s. aan Kölla c.s.

3.Het geschil in het incident

3.1.
Ecofrut c.s. vorderen dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart van de vorderingen van Kölla c.s. kennis te nemen.
3.2.
Hetgeen Ecofrut c.s. hiertoe aanvoeren komt er enerzijds op neer dat volgens hen iedere grond voor de bevoegdheid van deze rechtbank ontbreekt. Anderzijds roepen Ecofrut c.s. de exceptie van litispendentie in. Aan dit beroep leggen Ecofrut c.s. ten grondslag dat zij bij dagvaarding die is ingediend op 22 april 2014 bij de Gerechten van Cipolletti, Argentinië, een procedure zijn begonnen tegen Kölla c.s. over hetzelfde onderwerp als de onderhavige zaak en dat in genoemde procedure voor de Gerechten van Cipolletti een beslissing kan (en zal) worden gegeven die langs de weg van artikel 431 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in Nederland voor executie vatbaar is.

4.De beoordeling in het incident

de exceptie van onbevoegdheid

4.1.
De onderhavige zaak is een burgerlijke- of handelszaak in de zin van artikel 1 van de Verordening (EG) Nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Vo) en tevens in de zin van artikel 1 van de Herschikte EEX-Verordening, de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX II-Vo), welke verordening ook temporeel van toepassing is, aangezien de onderhavige zaak aanhangig is gemaakt na 10 januari 2015, de dag waarop (de bevoegdheidsregels van) deze verordening van toepassing is(zijn) geworden.
Vereist is echter ook dat de EEX II-Vo formeel, dat wil zeggen, in territoriaal opzicht, toepasselijk is. Aan dat laatste vereiste is niet voldaan, omdat de gedaagden, Ecofrut SA en Ecofrut Group SA, niet wonen op het grondgebied van een EEX II-Vo-lidstaat (zie artt. 4 en 5 jis 63 EEX II-Vo). Omdat er ook geen andere internationale regelingen op het gebied van de rechterlijke bevoegdheid van toepassing zijn, dient de internationale bevoegdheid van deze rechtbank dan ook beoordeeld te worden aan de hand van de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) neergelegde regels van Nederlands commuun internationaal bevoegdheidsrecht, zoals de artikelen 1-13 Rv.
4.2.
Krachtens artikel 767 Rv kan bij gebreke van een andere weg om een executoriale titel in Nederland te verkrijgen de eis in de hoofdzaak worden ingesteld voor de rechtbank waarvan de voorzieningenrechter het verlof tot het gelegde beslag heeft verleend.
Het is de voorzieningenrechter van deze rechtbank geweest die het door Kölla Hamburg verzochte verlof heeft verleend tot het leggen van beslag ten laste van Ecofrut c.s. Deze rechtbank is volgens artikel 767 Rv in de onderhavige zaak dus bevoegd, tenzij er een andere weg bestaat om een executoriale titel in Nederland te verkrijgen tegen Ecofrut c.s. Die uitzondering houdt in dat er een executieverdrag toepasselijk moet zijn tussen Nederland en een land waar een gerecht bevoegd is kennis te nemen van de zaak van Kölla c.s. tegen Ecofrut c.s. Gelet op de woonplaats van Kölla c.s. in Argentinië, mede in het licht bezien van de in dit incident naar voren gebrachte feiten en omstandigheden, bestaat er naar het oordeel van deze rechtbank onvoldoende aanleiding om ervan uit te gaan dat andere buitenlandse gerechten dan de Argentijnse bevoegd zijn om kennis te nemen van de zaak van Kölla c.s. tegen Ecofrut c.s. Tussen Nederland en Argentinië is evenwel geen executieverdrag van toepassing inzake een civielrechtelijk geschil als het onderhavige.
4.3.
Aan de vereisten van artikel 767 Rv is derhalve voldaan. Daarom kan in het midden worden gelaten of deze rechtbank eventueel ook internationaal bevoegd is op grond van artikel 6 Rv juncto artikel 6a Rv, zoals Kölla c.s. stellen en Ecofrut c.s. betwisten.
4.4.
Deze rechtbank is derhalve bevoegd kennis te nemen van de vorderingen van Kölla c.s. tegen Ecofrut c.s.
de exceptie van litispendentie
4.5.
De vordering van Ecofrut c.s. in dit incident strekt er mede toe dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart wegens een in Argentinië aanhangige zaak, althans de behandeling aanhoudt totdat de rechter in Argentinië over de aldaar aanhangige zaak zal hebben beslist, althans de onderhavige zaak verwijst naar de gerechten van Cipolletti in Argentinië.
4.6.
Van het Nederlandse commune internationaal bevoegdheidsrecht maakt deel uit het bepaalde in artikel 12 Rv:
Indien een zaak voor een rechter van een vreemde staat aanhangig is gemaakt en daarin een beslissing kan worden gegeven die voor erkenning en, in voorkomend geval, voor tenuitvoerlegging in Nederland vatbaar is, kan de Nederlandse rechter bij wie nadien een zaak tussen dezelfde partijen over hetzelfde onderwerp is aangebracht, de behandeling aanhouden totdat daarin door eerstbedoelde rechter is beslist. Indien die beslissing voor erkenning en, in voorkomend geval, voor tenuitvoerlegging in Nederland vatbaar blijkt te zijn, verklaart de Nederlandse rechter zich onbevoegd. Indien het een zaak betreft die bij dagvaarding moet worden ingeleid, is artikel 11 van overeenkomstige toepassing.
Noch dit artikel noch enig ander voorschrift van Nederlands commuun internationaal bevoegdheidsrecht maakt het mogelijk om, zoals Ecofrut c.s. in dit incident meer subsidiair vorderen, de onderhavige zaak naar de gerechten van Cipolletti in Argentinië te verwijzen.
4.7.
Dat alleen artikel 12 Rv hier aanleiding kan zijn om de behandeling aan te houden of zich onbevoegd te verklaren wegens aanhangigheid van een parallelle procedure voor een vreemde rechter is niet in geschil. De situatie bedoeld in artikel 29 EEX II-Vo, waarin sprake is van litispendentie van vorderingen voor gerechten van verschillende EU-lidstaten, doet zich hier niet voor en tussen Nederland en Argentinië geldt geen internationaal verdrag over dit onderwerp.
4.8.
Met artikel 12 Rv beoogde de Nederlandse wetgever te voorkomen dat er gelijktijdig twee procedures tussen dezelfde partijen over hetzelfde onderwerp worden gevoerd voor rechters van twee verschillende staten, hetgeen inefficiënt zou zijn en het gevaar van tegenstijdige uitspraken met zich zou meebrengen. Artikel 12 Rv is in belangrijke mate ontleend aan artikel 21 EEX-Verdrag, thans artikel 29 EEX II-Vo, met dit verschil dat artikel 12 Rv de later aangesproken Nederlandse rechter niet verplicht om de behandeling van een zaak aan te houden in het geval van litispendentie, maar het aan zijn inzicht overlaat om te beslissen of hij aanhoudt of niet. Daarbij spelen de ratio en achtergrond van artikel 12 Rv een rol, maar ook de belangen van partijen bij het al dan niet aanhouden en voorts de overige omstandigheden van het geval.
4.9.
De rechtbank zal beoordelen of aan de vereisten voor toepassing van artikel 12 Rv is voldaan.
4.10.
Tussen partijen is niet in geschil dat een zaak voor de Argentijnse rechter aanhangig is die eerder aanhangig is gemaakt dan de zaak voor deze rechtbank en evenmin dat beide procedures hetzelfde onderwerp betreffen in de zin van artikel 12 Rv.
4.11.
Ten slotte stelt artikel 12 Rv de voorwaarde dat in de Argentijnse procedure een beslissing kan worden gegeven die in Nederland voor erkenning en, in voorkomend geval, voor tenuitvoerlegging vatbaar is.
Bij gebreke, als gezegd, van een verdrag dat van kracht is tussen Nederland en Argentinië met betrekking tot de tenuitvoerlegging van buitenlandse uitspraken gelden de in de rechtspraak op basis van artikel 431 Rv ontwikkelde regels. Ingevolge artikel 431 lid 2 Rv dient de zaak opnieuw bij de Nederlandse rechter te worden behandeld en afgedaan om een executoriale titel te kunnen verkrijgen. Indien bij marginale toetsing blijkt dat de buitenlandse uitspraak voldoet aan de door het commune recht gestelde eisen voor erkenning, kan een behandeling ten gronde achterwege blijven en kan worden volstaan met een veroordeling van de wederpartij tot datgene waartoe zij ook al in de buitenlandse uitspraak was veroordeeld.
In een geding op de voet van artikel 431 lid 2 Rv dient bij de beantwoording van de vraag of een buitenlandse beslissing voor erkenning vatbaar is tot uitgangspunt dat een buitenlandse beslissing in Nederland in beginsel wordt erkend indien (i) de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is, (ii) de buitenlandse beslissing is tot stand gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging, (iii) de erkenning van de buitenlandse beslissing niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde, en (iv) de buitenlandse beslissing niet onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is. Zie Hoge Raad 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2838.
4.12.
Ecofrut c.s. hebben nog niet kunnen reageren op de stellingen van Kölla c.s. dat (a) de rechtsmacht van de Argentijnse rechter niet is gebaseerd op een naar internationale maatstaven aanvaardbare rechtsmachtgrond (randnrs. 96-98 en 115 incidentele conclusie van antwoord) en (b) geen sprake is van een behoorlijke rechtsgang in Argentinië (randnrs. 99-101 en 115 incidentele conclusie van antwoord). De zaak zal dan ook naar de rol worden verwezen voor het nemen door Ecofrut c.s. van een akte.
4.13.
Voor zover aan de vereisten voor litispendentie van artikel 12 Rv is voldaan maar in de Argentijnse procedure nog een beslissing moet worden gegeven, moet de rechtbank naar eigen inzicht afwegen of zij de behandeling van de zaak aanhoudt of niet.
In het algemeen wegen ten gunste van aanhouding het belang van efficiënte rechtsbedeling en het voorkomen van het gevaar van tegenstrijdige uitspraken. Dit zijn zwaarwegende belangen.
Of deze belangen ook in dit concrete geval zijn gediend met aanhouding valt niet goed te voorspellen. Ecofrut c.s., op wier weg dit lag, hebben weinig duidelijkheid verschaft over de stand waarin het geding in Argentinië zich bevindt en de termijn waarop daarin een beslissing kan worden verwacht. De rechtbank zal Ecofrut c.s. in de gelegenheid stellen de rechtbank hierover informatie te verschaffen bij hun bovengenoemde akte. Kölla c.s. zullen dan uitsluitend
hieropkunnen reageren bij antwoordakte.
4.14.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank,
verwijst de zaak naar de rol van
10 februari 2016voor het nemen van een akte door Ecofrut c.s. om:
(i) te reageren op de stellingen van Kölla c.s. dat de rechtsmacht van de Argentijnse rechter niet is gebaseerd op een naar internationale maatstaven aanvaardbare rechtsmachtgrond en geen sprake is van een behoorlijke rechtsgang in Argentinië, en
(ii) informatie te verschaffen over de stand waarin het geding in Argentinië zich bevindt en de termijn waarop daarin een beslissing kan worden verwacht,
waarna Kölla c.s. binnen zes weken een antwoordakte ter rolle kunnen nemen uitsluitend om te reageren op de informatie die Ecofrut c.s. hebben verschaft over de stand waarin het geding in Argentinië zich bevindt en de termijn waarop daarin een beslissing kan worden verwacht;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 30 december 2015.
901/1573