In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, de eigenaar van een onroerende zaak te Schiedam, en de heffingsambtenaar van de gemeente Schiedam. De zaak betreft de vastgestelde waarde van de onroerende zaak voor het belastingjaar 2014, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 959.000,-. Na bezwaar van eiseres werd deze waarde verlaagd naar € 914.000,-. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij de rechtbank op 16 november 2015 een zitting hield.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde per waardepeildatum 1 januari 2013 in geschil is. Eiseres betoogde dat de waarde te hoog was en dat er een onjuiste objectafbakening was toegepast. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht twee afzonderlijke objecten had aangehouden, omdat deze niet bij dezelfde belastingplichtige in gebruik waren. De rechtbank concludeerde dat de waarde van de onroerende zaak op € 584.000,- moest worden vastgesteld, en dat het bestreden besluit van de heffingsambtenaar vernietigd moest worden.
De rechtbank heeft verder bepaald dat de heffingsambtenaar het door eiseres betaalde griffierecht van € 331,- dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag.