In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 januari 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure waarbij de Autoriteit Consument en Markt (ACM) betrokken was. De rechtbank heeft de beroepen van de eiseressen gegrond verklaard en het bestreden besluit van de ACM vernietigd. De uitspraak volgt op een tussenuitspraak van 24 juli 2014, waarin de rechtbank ACM de gelegenheid had gegeven om een motiveringsgebrek te herstellen. ACM heeft in een brief van 18 augustus 2014 inzicht gegeven in de boeteberekening, waarbij duidelijk werd dat omzet behaald buiten de Europese Unie buiten beschouwing was gelaten. De rechtbank oordeelde dat ACM hiermee het gebrek had hersteld.
De eiseressen, die gezamenlijk optraden, stelden dat ACM ten onrechte omzet had meegenomen die door hen was behaald met leveringen aan andere beboete telers. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van dubbeltelling, omdat het ging om afzonderlijk gegenereerde omzet door de eiseressen. De rechtbank concludeerde dat de redelijke termijn voor de procedure niet was overschreden, aangezien de uitspraak binnen de termijn van 3½ jaar werd gedaan.
De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, omdat ACM het motiveringsgebrek had hersteld. Tevens werd bepaald dat ACM de door de eiseressen betaalde griffierechten moest vergoeden en dat ACM werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 2.435,-- werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.