In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 11 november 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de curator van de failliete vennootschap De Ammerse Smid B.V. en de besloten vennootschap [gedaagde 2]. De curator vorderde betaling van een bedrag van € 24.200,- aan hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, stellende dat de overdracht van een voertuig door De Ammerse Smid aan [gedaagde 2] niet rechtsgeldig was. De curator betoogde dat de overdracht in strijd was met artikel 3:84 lid 3 BW, omdat deze enkel tot doel had zekerheid te verschaffen en niet de volledige eigendom aan [gedaagde 2] te geven. Tevens werd gesteld dat de overdracht en de daaropvolgende verrekening van de koopprijs als paulianeuze handeling moesten worden aangemerkt, omdat deze benadeling van de crediteuren tot gevolg had.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de overdracht van het voertuig rechtsgeldig was. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een verboden overdrachtstitel en dat de curator onvoldoende feiten en omstandigheden had aangevoerd om te concluderen dat de overdracht in strijd was met artikel 3:84 BW. De rechtbank oordeelde dat de curator niet had aangetoond dat [gedaagde 2] wetenschap had van de benadeling van de schuldeisers ten tijde van de overdracht, en dat de curator in zijn stelplicht had gefaald. De vordering van de curator werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde 2].