ECLI:NL:RBROT:2015:8533
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen een brief inzake drangaanpak onder de Jeugdwet
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 november 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. R.H.P. Feiner, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. M.C. Rolle. De zaak betreft de ontvankelijkheid van een bezwaar dat eiseres had ingediend tegen een brief van 20 februari 2015, waarin zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van haar kind werden geuit. De brief, afkomstig van het Jeugdbeschermingsplein, adviseerde eiseres om mee te werken aan hulpverlening, maar werd door verweerder niet als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aangemerkt. Eiseres stelde dat de brief wel degelijk een besluit was en dat zij ten onrechte niet was gehoord in bezwaar.
De rechtbank oordeelde dat de brief geen rechtsgevolg in het leven riep en derhalve niet als een besluit kon worden aangemerkt. Het aanwijzen van een contactpersoon en de mededeling van zorgen over het kind waren geen publiekrechtelijke rechtshandeling. De rechtbank concludeerde dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. Eiseres was in beroep alsnog gehoord, en de rechtbank achtte het aannemelijk dat zij door het niet horen in bezwaar niet was benadeeld. De rechtbank liet het bestreden besluit in stand en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke communicatie door bestuursorganen en de voorwaarden waaronder een brief als besluit kan worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de drangaanpak, zoals neergelegd in de brief, niet als een voor bezwaar vatbaar besluit kan worden beschouwd, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.