Uitspraak
RECHTBANK [woonplaats]
1.De procedure
- het tussenvonnis van 18 maart 2015 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- de akte van [gedaagde 2] , met producties;
- het proces-verbaal van comparitie van 2 juli 2015.
2.De feiten
Ik heb u er op gewezen dat na beëindiging van de rechtshulp door de Raad voor Rechtsbijstand een zogenaamde ‘resultaatbeoordeling’ wordt toegepast. Indien aan u een aanmerkelijke som wordt toegewezen of toebedeeld zal de Raad de toevoeging met terugwerkende kracht intrekken. Dat is het geval wanneer het aan u toekomend geldbedrag hoger is dan 50% van het voor u toepasselijke heffingsvrij vermogen. In dat geval zal ik mijn werkzaamheden met terugwerkende kracht op basis van het boven genoemde uurtarief(€ 175,- exclusief 19% BTW, kantoorkosten 7% en verschotten – toevoeging Rechtbank)
aan u in rekening brengen.”
3.Het geschil
in conventie
II [gedaagde 2] te veroordelen om binnen tien dagen nadat de RvR de aan hem verleende toevoeging heeft ingetrokken aan GMW te betalen € 29.096,58, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding;