ECLI:NL:RBROT:2015:7495

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2015
Publicatiedatum
20 oktober 2015
Zaaknummer
C/10/451115 / HA ZA 14-512
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor schade door onthechting coating op kunststof C-rails

In deze zaak vordert de eiser, een besloten vennootschap, dat de rechtbank verklaart dat de gedaagde aannemer aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan door onthechting van de coating op de C-rails van de Disney Dream. De eiser heeft de gedaagde opdracht gegeven om de coating aan te brengen, maar constateerde op 29 september 2010 dat de coating onthecht was. De eiser heeft de gedaagde op 21 oktober 2010 aansprakelijk gesteld voor de schade, die door de CAR-verzekeraars is gedekt met een uitkering van € 300.000,-. De eiser vordert een schadevergoeding van € 463.410,80, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De gedaagde betwist de aansprakelijkheid en voert aan dat de vordering is verjaard, dat de werkzaamheden conform de instructies zijn uitgevoerd en dat de eiser de oorzaak van de onthechting heeft voorgeschreven door het gebruik van een ongeschikt ontvettingsmiddel. De rechtbank overweegt dat de overeenkomst kwalificeert als aanneming van werk en dat de verjaringstermijn van twee jaar geldt, maar dat deze is gestuit door de aansprakelijkheidsstelling van de eiser. De rechtbank concludeert dat de gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst, omdat het gebruik van het ontvettingsmiddel niet aan de eisen voldeed.

De rechtbank draagt de eiser op om de door haar gestelde schade te bewijzen en verwijst de zaak naar de rol voor het nemen van een akte. Tevens wordt een comparitie van partijen gelast om het voorhanden zijnde bewijsmateriaal te bespreken. De beslissing in reconventie wordt aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/451115 / HA ZA 14-512
Vonnis van 30 september 2015
In de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser],
gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te Hengelo,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.A. Holsbrink te Enschede.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
  • tussenvonnis van 27 augustus 2014
  • proces verbaal van comparitie d.d. 5 februari 2015
  • conclusie van antwoord in reconventie tevens repliek in conventie
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
Dit vonnis wordt gewezen door een andere rechter dan degene voor wie de comparitie van partijen is gehouden. Partijen zijn hierover geïnformeerd en hebben niet om een nieuwe mondelinge behandeling verzocht.

2.De feiten

2.1.
[eiser] legt zich toe op het ontwikkelen, produceren en toepassen van kunststof-
fen. Zij heeft ten behoeve van een tweetal aan Disney toebehorende cruiseschepen, waaronder de "Disney Dream", scheepsrelingdelen, hierna: "C-Rails", geproduceerd.
Deze C-Rails dienden van een hoogglanscoating te worden voorzien. [eiser] heeft
[gedaagde] de opdracht gegeven om deze coating aan te brengen.
2.2
[gedaagde] is een onderneming die zich doende houdt met het chemisch voorbehandelen van metalen en het aanbrengen van natlakken en poedercoatings op metalen en kunststoffen.
2.3
[gedaagde] heeft zich verbonden om de opdracht voor [eiser] uit te voeren als omschreven in de orderbevestiging d.d. 26 augustus 2010. Daarin staat onder meer:
[gedaagde] verplicht zich om de geproduceerde C-Rail type 2.1 railing-profielen te spuiten zoals beschreven in de door Akzo Nobel bevestigde werkmethode. De werkmethode uit de offerte afkomstig van [gedaagde] staat gespecificeerd in de bijlage.
In het werkvoorschrift is onder meer opgenomen dat [gedaagde] de C-rails, voordat
de coating zou worden aangebracht, diende te ontvetten met "WB 550 Degreaser".
In de door beide partijen ondertekende opdrachtbevestiging d.d. 21-9-2010 heeft [gedaagde] onder meer verklaard;
[gedaagde] garandeert dat zij de door Akzo Nobel aangedragen lak aanbrengt volgens de wijze waarop Akzo Nobel dit voorstelt en volgens de opgestelde werknorm. Hierdoor ontstaat een gladde gesloten laag die goed hecht, niet vergeeld, een goede hardheid heeft en een uitstekende krasvastheid.
2.4
Na uitvoering van de opdracht door [gedaagde] , heeft [eiser] op 29 september 2010
geconstateerd dat de door [gedaagde] aangebrachte coating op de C-rails van de Disney Dream verschijnselen van onthechting vertoonde. [eiser] heeft [gedaagde] hiervan meteen op de hoogte gesteld.
De door [gedaagde] behandelde C-rails zijn vervangen door nieuw geproduceerde C-rails die vervolgens door [gedaagde] zijn gespoten.
2.5
[eiser] heeft [gedaagde] op 21 oktober 2010 aansprakelijk gesteld voor de totale schade, inclusief directe of indirecte gevolgschade.
Bij brief van 22 oktober 2010 heeft [eiser] [gedaagde] als volgt bericht:
Met referte aan uw e-mail d.d. 21 oktober jl. bericht ik u graag als volgt.
Zoals eerder op de dag gecorrespondeerd tussen de heer [betrokkene1] en mevrouw [betrokkene2] ,
is de betaling van de vervallen facturen naar uw bankrekening overgemaakt om verdere stagnatie (lees ook: kosten) in dit project te voorkomen.
Echter, [eiser] attendeert u er wel op dat de aansprakelijkheidsstelling d.d. 21 oktober jl. van kracht zal blijven, ondanks de door [eiser] verrichtte en nog te verrichten betalingen die voortvloeien uit het contract tussen partijen.
Vooralsnog gaat [eiser] er vanuit dat partijen, mede door een transparante informatievoorziening jegens elkaar dit project tot een goed einde kunnen brengen.
2.6
CAR-verzekeraars van [eiser] hebben [eiser] terzake onderhavige schade een uitkering gedaan van € 300.000,--.

3.De vordering in conventie

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank
-voor recht zal verklaren dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade als gevolg van de onthechting van de door [gedaagde] aangebrachte coating op de C-rails ten behoeve van de Disney Dream ;
- [gedaagde] zal veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag van EUR 463.410,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- [gedaagde] zal veroordelen tot betaling aan [eiser] van de proceskosten voor deze procedure aan de zijde van [eiser] , inclusief de nakosten ten bedrage van EUR 131,00 dan wel, indien betekening van het vonnis plaatsvindt, ten bedrage van EUR 199,00.

4.Het verweer in conventie

4.1.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat zij niet gehouden is de schade van [eiser]
te vergoeden. [gedaagde] voert - in essentie samengevat - aan dat:
  • de vordering van [eiser] is verjaard;
  • zij de werkzaamheden heeft verricht conform de werkinstructies van [eiser] ;
[eiser] heeft vanaf den beginne voorgeschreven dat met WB 550 degreaser diende te worden gewerkt, terwijl dit product het probleem van de onthechting bewerkstelligde;
- [eiser] haar heeft betaald voor de door haar ( [gedaagde] ) opnieuw uitgevoerde
werkzaamheden;
- indien [gedaagde] aansprakelijk zou zijn, die aansprakelijkheid ook onder de door [eiser] afgesloten CAR-polis is gedekt;
- zij voorts de hoogte van de door [eiser] gestelde schade betwist.

5.De vordering in reconventie

5.1.
[gedaagde] vordert dat het de rechtbank moge behagen bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [eiser] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde] te betalen:
  • de somma van € 89.893,44 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 14 dagen vanaf de factuurdatum,
  • de door [gedaagde] uit hoofde van de onrechtmatig door [eiser] gelegde beslaglegging geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.

6.Het verweer in reconventie

6.1.
Het is juist, zoals [gedaagde] stelt, dat [eiser] enkele facturen van [gedaagde] niet
heeft voldaan. [eiser] betwist niet dat zij uit hoofde van die facturen aan [gedaagde] een bedrag ad EUR 89.893,44 is verschuldigd. Dat betekent niet dat [gedaagde] van [eiser] iets te vorderen heeft. De vordering van [gedaagde] op [eiser] valt in het niet bij de vordering van [eiser] op [gedaagde] . [eiser] beroept zich op verrekening ex art. 6:127 BW. Daartoe is [eiser] bevoegd.
De door [eiser] aan [gedaagde] verzonden aansprakelijkstelling dateert van 21 oktober 2010. Ingevolge art. 7:761 BW geldt een verjaringstermijn van twee jaren (te rekenen vanaf het protest). [eiser] heeft de verjaring tijdig gestuit.
Art. 7:761 lid 3 jo.3:320 BW staat aan het verjaringsverweer in de weg.
Het beroep op verjaring is in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
Nu voor [eiser] onzeker was of [gedaagde] in de toekomst over voldoende middelen zou beschikken om de vordering van [eiser] te kunnen voldoen, en [gedaagde] de vraag of haar (aansprakelijkheid)verzekeraar dekking zou bieden voor de claim van [eiser] stelselmatig ontweek had [eiser] er recht en belang bij om beslag te leggen.

7.De beoordeling

in conventie

Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat de vordering van [eiser] is verjaard. Daartoe wordt het navolgende overwogen.
Partijen zijn het er over eens dat de litigieuze overeenkomst kwalificeert als aanneming van werk als bedoeld in artikel 7:750 BW. Elke rechtsvordering wegens een gebrek in het opgeleverde werk verjaart krachtens artikel 7:761 BW door verloop van twee jaren nadat de opdrachtgever heeft geprotesteerd, tenzij de verjaring is gestuit in de zin van artikel 3:317 BW. Dat sprake is geweest van een opgeleverd werk volgt uit de stellingen van partijen.
De aansprakelijkstelling van [eiser] dateert van 21 oktober 2010, zodat de verjaring zonder stuiting in beginsel intreedt op 22 oktober 2012. [eiser] heeft zich beroepen op een brief van 20 augustus 2012 van haar aan [gedaagde] , waarin onder meer staat vermeld:
Echter, wij attenderen u op de overeengekomen afspraken…. en de aansprakelijkstelling van 21 oktober 2010 die tot op heden nog steeds van kracht blijft.[gedaagde] heeft betwist deze brief ontvangen te hebben. Indien de ontvangst van een schriftelijke verklaring wordt betwist is het aan de afzender om te bewijzen dat deze verklaring de geadresseerde heeft bereikt (vergelijk HR 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4104). Ter comparitie heeft [eiser] uitdrukkelijk bevestigd niet te kunnen bewijzen dat deze brief [gedaagde] direct volgend op een tijdstip na 20 augustus 2012 bereikt heeft. Daarmee moet thans worden aangenomen dat de brief van 20 augustus 2012 geen stuitende werking heeft met betrekking tot de aan de orde zijnde vorderingen van [eiser] .
7.1.2.
[eiser] stelt nog meer stuitingshandelingen te hebben verricht. Zij beroept zich daarbij op navolgende citaten uit brieven/correspondentie/e-mail.
[eiser] verwijst allereerst naar haar brief van 18 april 2011 (productie 12), waarin
zij het navolgende optekende:
"Als antwoord op uw schrijven van d.d. 13 april 2011 (...) verwijzen wij graag naar de afspraken welke staan beschreven in de ondertekende opdrachtbevestiging van d.d. 21 september 2010 (...). Hierin is door beide partijen het volgende bevestigd;
[gedaagde] is verantwoordelijk om met het geselecteerde Akzo Nobel Sikkens laktype op de aangeleverde C-Rail 2.1 railingprofielen de door [eiser] geëiste kwaliteit te behalen.
Welke werkwijze er uiteindelijk door u toegepast wordt, is aan u. Geen enkel voorschrift van derden kan aanleiding zijn om als excuus te gebruiken wanneer deze kwaliteit niet behaald wordt. [gedaagde] moet te alle tijden in staan voor de geëiste kwaliteit."
Voorts verwijst [eiser] naar haar brief van 17 mei 2011 (productie 13), waarin [eiser] het volgende optekent
:
"Het komt er in het kort op neer dat u, als uitstekend vakman, in staat voor het goed uitvoeren van alle werkzaamheden. Niet alleen op basis van het werkvoorschrift, maar ook op basis van ervaring die inmiddels is opgedaan betreffende de ondergrond, het werksysteem, als mede de praktische invalshoek van alle werkmethodes.
U moet zich ervan vergewissen geen reden van twijfel te hebben betreft de verf, de ondergrond en het totale voorbewerking- en spuitproces. Dit houdt tevens in dat er bij blijk van onvoldoende kwaliteit gedurende het proces, er direct wordt gestopt zodat geen verdere schade ontstaat.
Het resultaat van goed vakmanschap zal leiden tot de eigenschappen die wij met elkaar hebben gecommuniceerd."
Daarnaast verwijst [eiser] naar de als productie 14 ingebrachte e-
mailcorrespondentie tussen - onder meer - de heer Boogaard van Vanderwal & Joosten B.V. ("VWJ"), de door de CAR-verzekeraars van [eiser] ingeschakelde expert, [gedaagde] , en de door de aansprakelijkheidsverzekeraar van [gedaagde] ingeschakelde expert (de heer [betrokkene6] van Adinex). Boogaard merkt daarin (in het e-mailbericht van 30 mei 2011) het volgende op:
"1k verwijs naar het gesprek hedenmorgen op 30 mei 2011 samen met de heren [betrokkene5] en [eiser] evenals de heren [betrokkene3] en [betrokkene4] van COT. Zoals afgesproken zal de volgende informatie nog worden aangeleverd:
-Een precieze omschrijving van elke bewerkingsstap die de profie-
len oorspronkelijke bij [gedaagde] hebben ondergaan inclusief de
specificaties van de gebruikte producten, droogtijden (...)
-Kopieën van alle correspondentie (...) rondom de wijziging van de
aanvankelijk geadviseerde producten/werkinstructie
-Een chronologische opgave wanneer en waar de eerste beschadigingen (...)"
Onder verwijzing naar dat e-mailbericht laat Boogaard [gedaagde] en haar expert (althans die van haar aansprakelijkheidsverzekeraar) op 1 september 2011 als volgt weten :
"1k verwijs naar onderstaand bericht.1n de tussentijd heb ik regelmatig aangedrongen op het spoedig ter beschikking stellen van de gevraagde informatie. De informatie die mij heeft bereikt wees er op dat u de zaak eerst met de heer [betrokkene6] [Adinex] zou bespreken en vervolgens bij ons op zou terugkomen. Vanwege de vakantie van de heer [betrokkene6] en mijn vakantie die daarop aansloot loopt het expertisetraject al vertraging op. Tot op heden heb ik echter nog geen enkele reactie ontvangen op mijn verzoeken tot het verstrekken van de gevraagde informatie. lk zou deze zaak graag willen voortzetten en verneem graag wanneer ik de gevraagde informatie tegemoet kan zijn danwel waarom u niet bereidt bent om verdere medewerking te verlenen aan het oplossen van deze zaak."
Vervolgens heeft [eiser] [gedaagde] op 13 februari 2013 als volgt bericht:
"Allereerst wat foto's van de C-Rail inspectie van vorige week aan boord van de Fantasy. De rechte lengtes zien er op de verkleuring na nog super uit. De hoekstukken is een drama. De coating op de hoekstukken onthecht op nagenoeg alle 140 hoekstukken.
Ondanks deze massale onthechting, zijn de meeste hoekstukken zeker niet beschadigd of verkleurd. Het is juist daarom eigenlijk zonde dat deze niet te repareren zijn.
Daarom wil ik hierbij vragen of jullie een systeem kunnen opstellen waarmee we met de huidige coatingsysteem, of met een vergelijkbare coatingsysteem, deze hoekstukken van een nieuwe coating laag kunnen voorzien."
Ten slotte wijst [eiser] in dit verband op de brief (van haar advocaat) van 24 juli 2013 aan [gedaagde] (productie 5 bij CvA/Reconventie).
Daaruit volgt dat [eiser] "onverkort aansprakelijk [houdt] voor alle schade die zij als gevolg van de tekortkomingen [van de zijde van [gedaagde] , als omschreven in de brief] heeft geleden, nog steeds lijdt en in de toekomst mogelijk nog zal lijden", en dat [eiser] zich "uitdrukkelijk alle rechten en weren voor[behoudt]".
Uit de hiervoor geciteerde passages blijkt - met uitzondering van de brief van 24 juli 2013- niet dat [eiser] aanspraak op schadevergoeding ondubbelzinnig heeft voorbehouden. Over schadevergoeding wordt in het geheel niet gesproken. De inhoud van de passages heeft dan ook geen stuitende werking.
7.1.3.
[eiser] heeft zich beroepen op artikel 7:761 lid 3 BW jo 3:320 BW en aangevoerd dat in geval van herstel de vordering niet verjaart voordat zes maanden verstreken zijn nadat de poging tot herstel door de aannemer kennelijk als beëindigd wordt beschouwd.
[eiser] heeft in het geding gebracht een rapport van 7 mei 2013 betreffende
: inspectie Disney Fantasy en Disney Dream. De inspectie van de Disney Dream vond plaats op 5 mei 2013.Uit de waarnemingen die in dit rapport staan vermeld met betrekking tot de Disney Dream (
Op dek 4 en 12 zijn een groot aantal profielen inmiddels vervangen… Een enkel nog niet vervangen deel…en
Er zijn een aantal balkons bezocht, waarbij nog geen vervanging van de C-rail heeft plaatsgevonden)kan niet anders geconcludeerd worden dat [gedaagde] nog doende was met de vervanging van profielen. Dat betekent dat de werkzaamheden nog niet beëindigd waren terwijl ook blijkt partijen over de voortgang met elkaar in gesprek waren. [eiser] heeft met de hiervoor aangehaalde brief van 24 juli 2013 haar aanspraak op schadevergoeding uitdrukkelijk voorbehouden, zodat er binnen zes maanden na 7 mei 2013 een stuitingshandeling heeft plaatsgevonden.
Resteert de vraag of door [gedaagde] herstelwerkzaamheden zijn uitgevoerd. Zij betwist dat en stelt zich op het standpunt dat de vervanging van de relingsprofielen waarvan de coating onthechtingsverschijnselen vertoonden geschiedde op basis van een nieuwe opdracht. Zij stelt in dat verband dat zij door [eiser] betaald is voor de initiële werkzaamheden én voor de nieuwe opdracht in het kader van de vervanging.
Uit de onder 2.5 geciteerde brief van 22 oktober 2010 volgt evenwel dat betaling geschiedde onder voorbehoud van rechten, met het oog op de voortgang van het project. Verwezen wordt in die brief ook naar de initiële opdracht. Van een schriftelijk vastgelegde nieuwe opdracht is ook niet gebleken.
Deze omstandigheden doen de rechtbank concluderen dat de vervanging van de aangetaste profielen als herstel in de zin van artikel 7:761 lid 3 BW beschouwd moet worden en sprake is van een verlengde verjaringstermijn als bedoeld in artikel 3:320 BW, welke termijn tijdig is gestuit, zodat het beroep op verjaring faalt.
7.2.1.
Grondslag van de vordering van [eiser] is dat [gedaagde] toerekenbaar te kort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst als gevolg waarvan [eiser] schade heeft geleden. [gedaagde] betwist dat en stelt dat zij de opdracht geheel conform de opdracht en (werk)instructies van [eiser] heeft uitgevoerd.
Meer in bijzonder stelt zij dat [eiser] opdracht gaf om conform het werkvoorschrift de profielen te ontvetten met WB 550 degreaser.
7.2.2.
Tussen partijen staat vast dat de tekortkoming is veroorzaakt door gebruik van het - ongeschikte - ontvettingsmiddel WB 550 degreaser (dit volgt uit de dagvaarding onder de nummers 7 en 8 en uit de conclusie van antwoord in conventie onder nr. 28). [gedaagde] heeft hierover ter comparitie verklaard dat dit middel wel geschikt is voor staal maar niet voor kunststof.
Ingevolge het regime van artikel 7:760 BW komen de gevolgen van een ondeugdelijke uitvoering van het werk, die te wijten is aan ongeschiktheid van de door aannemer gebruikte materialen voor rekening van de aannemer (lid 1), tenzij het de opdrachtgever is geweest die het gebruik van dit materiaal heeft voorgeschreven (lid 3).
De rechtbank stelt vast dat [gedaagde] zich in de tussen partijen gesloten overeenkomst heeft verbonden de werkzaamheden uit te voeren volgens het bij de opdracht behorende werkvoorschrift.
Anders dan [gedaagde] stelt kan niet worden aangenomen dat 1) op basis van het feit dat het werkvoorschrift vermeldt dat WB 550 degreaser gebruikt moet worden, 2) [gedaagde] bij de uitvoering van de opdracht dit middel heeft gebruikt en 3) het vaststaande feit dat het al dan niet op juiste wijze toepassen van dit middel tot de onthechting heeft geleid, de conclusie gerechtvaardigd is dat [gedaagde] niet te kort is geschoten bij de uitvoering van de opdracht.
Uit de overgelegde productie 18 van [eiser] blijkt dat [gedaagde] op 16 juli 2010 “het opgestelde werkvoorschrift” aan [eiser] heeft verstuurd. Weliswaar is in een eerder stadium een soortgelijk werkvoorschrift in het kader van een geheel andere opdracht door [eiser] aan [gedaagde] beschikbaar gesteld, doch dat feit rechtvaardigt niet de conclusie dat [eiser] het gebruik van WB 550 degreaser bij deze opdracht heeft voorgeschreven.
In de opdrachtbevestiging bevestigt [gedaagde] de railingsprofielen te spuiten zoals beschreven in de door AKZO Nobel bevestigde werkmethode. In de offerte die aan de opdrachtbevestiging ten grondslag ligt garandeert [gedaagde] dat zij de door AKZO aangedragen lak aanbrengt volgens de wijze waarop AKZO dit voorstelt en
volgens de door [gedaagde] opgesteldewerknorm. In relatie met de afgegeven garantie (zie 2.3) heeft [gedaagde] hiermee te kennen te geven in te staan voor de deugdelijkheid van de werkmethode.
[gedaagde] heeft zich er op beroepen dat ene Batstra mede namens [eiser] met haar het initiële contact heeft gezocht en deze Batstra haar - naar aanleiding van een vraag van [gedaagde] of er nog getest moest worden - heeft medegedeeld dat het systeem naar tevredenheid is toegepast en er niets ontwikkeld hoeft te worden. Gelet op de uitdrukkelijke betwisting door [eiser] zijn door [gedaagde] onvoldoende feiten gesteld die er toe zouden kunnen leiden dat mededelingen van Batstra aan [eiser] zouden moeten toegerekend, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. De vraag of er nog getest moet worden wijst er wel op dat [gedaagde] zich van haar verantwoordelijkheid ten aanzien van de te kiezen werkmethode bewust was.
Het vorenstaande betekent dat [gedaagde] zich er ter afwering van aansprakelijkheid niet op kan beroepen dat het gebruik van WB 550 degreaser door [eiser] zou zijn voorgeschreven. De situatie als bedoeld in artikel 7:670 lid 3 BW doet zich niet voor.
De conclusie moet – bij gebreke van andere stellingen op dit punt – luiden dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten, en dus aansprakelijk is voor de daardoor door [eiser] geleden schade.
7.3.1.
In de inleidende dagvaarding zijn de navolgende schadeposten geformuleerd:
-
Schade aan de C-rails (nieuwe productie)
De door [gedaagde] behandelde C-rails (in totaal 4.979 strekkende meter) waren
onherstelbaar beschadigd. De door [gedaagde] aangebrachte coating kon namelijk, met uitzondering van de delen waarop onthechting had plaatsgevonden, niet volledig worden verwijderd. De C-rails dienden dan ook opnieuw te worden geproduceerd, om vervolgens (ook weer) door [gedaagde] te worden gespoten.
Het opnieuw produceren en door [gedaagde] laten spuiten van 4.979 m C-rails
bracht een schadepost ad EUR 329.908,97 met zich.
-Noodzakelijke kosten voor vervanging gebrekkige C-rails
De op de Disney Dream geïnstalleerde gebrekkige C-rails dienden te worden gedemonteerd, zodat vervolgens de nieuwe C-rails op het schip konden worden gemonteerd. Dit werk werd uitgevoerd door derden in opdracht van [eiser] . Omdat Disney het schip in gebruik hield (het aan wal houden zou nóg hogere kosten met zich brengen), kon het schip gedurende de herstelwerkzaamheden niet in een droogdok worden geplaatst.
De vervangingswerkzaamheden dienden derhalve steeds aan boord te worden verricht. Dit bracht extra kosten met zich. Voornoemde kostenposten leiden tot een schadebedrag ad EUR 335.957,01.
-Kosten begeleiding claim en buitengerechtelijke kosten
Daarnaast heeft [eiser] nog overige kosten gemaakt ter zake van de begeleiding
van de claim (EUR 76.074,00), en heeft zij buitengerechtelijke kosten gemaakt ex art. 6:96 lid 2 BW voor de inschakeling van een advocaat (EUR 21.470,82);
Derhalve, rekening houdend met een uitkering van de CAR-verzekeraar van EUR 300.000,-bedraagt de schade in totaal EUR 463.410,80.
7.3.2.
[gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat haar aansprakelijkheid ook onder de CAR-polis is gedekt, zij ten onrechte niet betrokken is geweest bij de afwikkeling van de schade met CAR-verzekeraars, en zij dus ook niet in de gelegenheid is geweest onjuiste standpunten van verzekeraars te weerleggen.
De rechtbank wenst omtrent de CAR-verzekering, de contacten daaromtrent tussen partijen met betrekking tot de totstandkoming daarvan en de schadeafwikkeling nader geïnformeerd te worden. Daartoe zal na te melden comparitie van partijen gebruikt worden.
7.3.3.
[gedaagde] heeft voorts de diverse schadeonderdelen, vooral bij gebrek aan onderliggende stukken, betwist. De rechtbank stelt vast dat de gestelde schade tot dusverre onvoldoende is aangetoond. [eiser] heeft aangeboden haar schade te bewijzen. Daartoe zal zij worden toegelaten.
De rechtbank zal de zaak de zaak eerst naar de rol verwijzen, waar [eiser] bij akte zoveel mogelijk bewijsstukken in het geding kan brengen. [gedaagde] kan hierop bij akte reageren.
Voorts wordt een comparitie van partijen gelast. De bedoeling van de comparitie is het bespreken van het voorhanden zijnde bewijsmateriaal en vast te stellen voor welke schadeonderdelen eventueel nadere bewijsvoering dient plaats te vinden.
in reconventie
7.4.
In afwachting van de verdere behandeling van de vordering in conventie wordt de beoordeling van de vordering in reconventie aangehouden.

8.De beslissing

De rechtbank
in conventie
8.1.
draagt [eiser] op te bewijzen de door haar gestelde schade;
8.2.
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 11 november 2015 voor het nemen van een akte aan de zijde [eiser] ;
8.3.
gelast een comparitie van partijen voor de rechter mr A.F.L.Geerdes op een nader in overleg met partijen vast te stellen datum;
8.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
in reconventie
8.5
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2015
676