ECLI:NL:RBROT:2015:7098

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
5 oktober 2015
Zaaknummer
ROT 14/7096
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-beschikking en proceskostenvergoeding voor taxatiewerkzaamheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in een beroep tegen een WOZ-beschikking. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde S.L. van der Stap, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van haar onroerende zaak in Rotterdam, die oorspronkelijk was vastgesteld op € 430.000,- en later was verlaagd naar € 160.000,-. Eiseres stelde dat de waarde ten onrechte was verlaagd en verzocht om een aanvullende proceskostenvergoeding voor het taxatierapport dat door haar gemachtigde was opgesteld. De rechtbank oordeelde dat de waarde van de onroerende zaak ten onrechte was verlaagd en dat de kosten van het taxatierapport voor vergoeding in aanmerking kwamen. De rechtbank stelde vast dat de gemachtigde van eiseres niet tegelijkertijd als rechtsbijstandverlener en deskundige kon optreden, wat leidde tot de conclusie dat de kosten voor de taxatie wel vergoed moesten worden, maar de kosten voor rechtsbijstand niet. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat de rechtsgevolgen in stand blijven. Tevens werd het griffierecht van € 328,- aan eiseres vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 14/7096

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 oktober 2015 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

gemachtigde: S.L. van der Stap,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, verweerder,

gemachtigden: mr. M.C. Groeneveld en mr. B.J. Kleijn.

Procesverloop

Bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ),
gedagtekend 17 januari 2014, heeft verweerder de waarde van de onroerende zaak
[a] te Rotterdam (hierna: de onroerende zaak) voor het belastingjaar 2014
vastgesteld op € 430.000,- en eiser een daarmee corresponderende aanslag in de onroerende
zaakbelastingen (ozb) opgelegd.
Bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 9 oktober 2014, heeft verweerder het bezwaar gericht
tegen de beschikking van 17 januari 2014 gegrond verklaard en de waarde nader vastgesteld
op € 160.000,- onder dienovereenkomstige verlaging van de aanslag. Verweerder heeft een proceskostenvergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand toegekend van € 486,-.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting van de enkelvoudige kamer heeft plaatsgevonden op 13 maart 2015. Eiseres en verweerder zijn verschenen bij gemachtigden. Ter zitting is het onderzoek gesloten. Bij beslissing van 15 april 2015 is de zitting heropend en de zaak voor het doen van uitspraak doorverwezen naar de meervoudige kamer.
Partijen hebben toestemming gegeven zonder nadere zitting uitspraak te doen. Vervolgens is het onderzoek op 1 mei 2015 gesloten.

Overwegingen

1.1.
De rechtbank stelt vast dat in het bestreden besluit de waarde van de onroerende zaak, een perceel grond met daarop een bouwval, ten onrechte is verlaagd naar
€ 160.000,- en niet naar € 150.000,-, zoals in het verweerschrift vermeld en ter zitting door verweerder bevestigd.
Verweerder heeft voorts ter zitting toegezegd dat de waarde ambtshalve zal worden verlaagd naar € 150.000,-. Gelet hierop is de waarde van de onroerende zaak thans niet meer in geschil en zal de rechtbank de waarde ook niet zelf vaststellen.
1.2.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder een proceskostenvergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand toegekend van € 486,-.
2. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend voor het door haar in bezwaar ingebrachte taxatierapport van 2 april 2014 van S.L. van der Stap, tevens gemachtigde van eiseres. Volgens eiseres treedt haar gemachtigde niet alleen als rechtsbijstandverlener maar tegelijkertijd als deskundige op. Eiseres verwijst naar de uitspraak van het gerechtshof van 5 februari 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BZ9964. Eiseres verzoekt om een aanvullende proceskostenvergoeding van 6 uur ad € 65,- exclusief BTW omdat het om een taxatie van een courante niet-woning gaat. Eiseres verwijst in dit verband naar het bestemmingsplan, waarin de onroerende zaak is aangeduid als “kantoren”. Het bouwvallige onroerend goed kan nooit meer worden opgeknapt als woning in verband met de locatie en de geluidsnormen, aldus eiseres.
2.1
Op grond van artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Besluit) kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitsluitend betrekking hebben op:
a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand,
b. kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht,
(..)
2.2
Naar het oordeel van de rechtbank ligt het niet voor de hand dat deskundige bijstand op het gebied van het recht en op het gebied van het taxeren van onroerende zaken in één persoon verenigd zijn. Uit de uitspraken van de Hoven Den Haag en Arnhem-Leeuwarden van respectievelijk 31 oktober 2012 (ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ2785) en 26 februari 2013 (ECLI:NL:GHARL:2013:BZ3583), volgt ook dat deze vermenging van werkzaamheden er toe leidt dat geen plaats is voor een vergoeding van beide werkzaamheden. Dit blijkt tevens uit het door verweerder overgelegde arrest van de Hoge Raad van 24 april 2009(nr. 07/13079) waarin de Hoge Raad een uitspraak van de rechtbank Haarlem van 4 oktober 2007 heeft bevestigd. Ten aanzien van de in die zaak verzochte vergoeding voor taxatiekosten overweegt de rechtbank Haarlem als volgt:
Het betoog van verweerder met betrekking tot de taxatiekosten treft doel. Daartoe overweegt de rechtbank dat mr. * optreedt als gemachtigde van eiseres en de taxatie heeft verricht in zijn hoedanigheid als gemachtigde. De proceskosten van mr. * worden derhalve ingevolge het besluit proceskosten bestuursrecht vergoed als zijnde kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
2.3
Nu eiseres stelt dat in haar geval beide vormen van rechtsbijstand wel zijn verenigd, ligt het op haar weg aannemelijk te maken dat er reden is om af te wijken van voormeld uitgangspunt. Hierin slaagt eiseres niet.
In het beroepschrift stelt Van der Stap, de gemachtigde van eiseres, hieromtrent het volgende:
“Ik ben als taxateur ingeschreven in het Vastgoedcert, onder nummer V110567838, Vastgoedcert is sinds het vervallen van de wettelijke beëdigingsplicht (2004) in het leven geroepen om de kwaliteit van makelaars en taxateurs o.z. te kunnen blijven waarborgen.
Stichting VastgoedCert is een branchebreed platform dat zorg draagt voor de certificatie en registratie van makelaars en taxateurs in onroerende zaken op basis van hun vakbekwaamheid.
Bij deze stichting sta ik ingeschreven in de kamers, Bedrijfsmatig Vastgoed, Wonen en WOZ.
Om te voldoen aan de certificeringeisen volg ik jaarlijks cursussen om ingeschreven te blijven en ben ik voldoende op de hoogte om eventueel als gemachtigde op te treden. Ik ben en voel me vooral taxateur.
Voor de duidelijkheid schets ik u mijn werkwijze:
1) Eigenaren leggen mij hun aanslagen voor. Ik verzoek hen mij een volmacht te verlenen om de taxatieverslagen op te vragen bij de gemeentelijke belastingen.
2) Tegen de aanslagen dien ik een Proforma bezwaar in, met volmacht, voor het verkrijgen van de betreffende taxatieverslagen.
3) Na ontvangst van de taxatieverslagen toets ik de vastgestelde WOZ-waarde aan de mij bekende transactiegegevens en doe ik een visuele opname van de objecten.
4) Indien de vastgestelde waarde te veel afwijkt van de werkelijke waarde breng ik een taxatierapport uit.
5) Daarna wordt het bezwaarschrift opgesteld en ingediend bij de gemeentelijke belastingen met als bijlage het taxatierapport.”
Uit het voorgaande volgt dat het expertisegebied van de gemachtigde het taxeren van onroerende zaken is. Eiseres maakt naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk dat haar gemachtigde daarnaast tegelijkertijd dient te worden aangemerkt als een professioneel rechtsbijstandverlener. De gemachtigde is niet juridisch geschoold en hoewel dit volgens jurisprudentie niet van doorslaggevend belang is (Hoge Raad, 16 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY2770 en Hof Den Haag, 31 juli 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:2231), is de rechtbank van oordeel dat in dit geval de lat om in het kader van het Besluit (tevens) te kunnen worden beschouwd als een beroepsmatige rechtsbijstandverlener hoger ligt dan in die gevallen. Het gaat in deze specifieke situatie namelijk om het (gesteld) vermengd zijn van beide werkzaamheden, waarbij duidelijk moet blijken dat deze in één persoon zijn verenigd.
Dit betekent dat Van der Stap wel kan optreden als gemachtigde van eiseres, maar niet, naast deskundige, ook als professioneel rechtsbijstandverlener is te kwalificeren.
Beide werkzaamheden zijn niet in de gemachtigde verenigd en voor een vergoeding van beide is dan geen plaats. Van der Stap toch aanmerken als professioneel rechtsbijstandverlener en hem om die reden een proceskostenvergoeding toekennen, verhoudt zich niet tot het voormelde oordeel dat Van der Stap juist deskundig is op het gebied van taxeren.
2.4
Dit houdt in dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank wel (alsnog) de kosten van het taxatierapport dient te vergoeden, in zoverre slaagt de beroepsgrond van eiseres, maar, anders dan verweerder heeft gedaan, niet gehouden was de gestelde in bezwaar gemaakte kosten voor verleende rechtsbijstand te vergoeden. Het beroep is gegrond. Omdat het beroep gegrond is dient verweerder het griffierecht te vergoeden.
2.5
Wat betreft de vergoeding van de taxatiekosten is de rechtbank van oordeel dat in dit geval sprake is van een woning, althans een voormalige woning die nu een bouwval is. Zo omschrijft eiseres de onroerende zaak in haar taxatierapport. Ook op pagina 3 onder punt H spreekt het taxatierapport van een woning. Dat het van toepassing zijnde bestemmingsplan “kantoren” is, is in dit kader niet van belang, het gaat erom wat voor object de taxateur feitelijk heeft getaxeerd. Conform de richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven en rechtbanken inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties, stelt de rechtbank de vergoeding dan vast op € 242,- (4 uur a € 50,- per uur, vermeerderd met 21 % omzetbelasting).
De reeds in bezwaar toegekende kosten voor verleende rechtsbijstand (€ 486,-) zal de rechtbank verrekenen met de kosten van het taxatierapport en overigens zelf voorzien. De rechtbank ziet geen aanleiding te bepalen dat door eiseres het verschil van € 244,- (€ 486,- minus € 242,-) aan verweerder moet worden teruggestort en zal daarom bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Voor een proceskostenveroordeling in beroep bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de rechtsgevolgen in stand blijven;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 328,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, voorzitter, en mr. LA.C. van Nifterick en
mr. J.J. Klomp, leden, in aanwezigheid van mr. M. Noordegraaf, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer).