Treft ook de ‘Vlieland’ schuld?
Ingevolge het voorschrift van de artikelen 4.05 lid 4 en 9.07 lid 2 BPR dient een varend groot schip niet alleen de marifoon uit te luisteren, maar dient het ook de voor de voor de veiligheid van de scheepvaart noodzakelijke berichten geven.
De ‘Vlieland’ had zich behoorlijk gemeld via Kanaal 68 rond 19:00 uur. Daarna heeft men zich vanaf de ‘Vlieland’ niet meer in de marifoongesprekken gemengd.
Zoals in 3.11 is overwogen en geoordeeld, diende de ‘Kevin S’ aan de ‘Vlieland’ voorrang te verlenen. Ingevolge artikel 6.03 lid 5 BPR diende de ‘Vlieland’ in die situatie haar koers en snelheid te behouden, maar wanneer door welke oorzaak ook de 'Vlieland' zich zo dicht bij de ‘Kevin S’ bevond, dat aanvaring door een handeling van dat schip alleen niet kon worden vermeden, moest de 'Vlieland' de maatregelen nemen die het beste kunnen bijdragen om aanvaring te voorkomen.
Gegeven de, wegens de in 3.8.3 en 3.8.10 genoemde omstandigheden, onoverzichtelijke situatie en de omstandigheid dat men aan boord van de ‘Vlieland’ vanaf 19:25:50 uur via de marifoon had vernomen dat de haar tegemoetkomende ‘Caspara’ voornemens was de Mercuriushaven in te varen en dat de ‘Kevin S’ van plan was de Mercuriushaven uit en het Noordzeekanaal op te varen in haar richting – terwijl men op de 'Vlieland' kon weten dat de 'Kevin S' haar niet zag aankomen – diende de ‘Vlieland’ in te spelen op de onoverzichtelijke situatie en zich te mengen in het gesprek over de marifoon en haar locatie (afstand tot de monding van de Mercuriushaven) en haar koers en snelheid door te geven, zodat de overige scheepvaart daarmee rekening kon houden. Die gedragslijn volgt uit de voorschriften van artikel 4.05, 9.07 en 6.03 BPR, maar evenzeer uit de eisen van goede zeemanschap, gezien de omstandigheden waarin de ‘Vlieland’ zich bevond (artikel 1.04 BPR). De ‘Vlieland’ heeft, echter, haar locatie, koers en snelheid niet via de marifoon medegedeeld en zei niets over de marifoon.
Anders dan men aan boord van de ‘Vlieland’ kennelijk aannam (verklaring schipper [schipper 3] ), bestond er geen aanleiding om aan te nemen dat vanwege de ‘PA 6’ voldoende aanwijzingen en waarschuwingen zouden worden gegeven (schipper [schipper 3] : “Is lekker vroeg gewaarschuwd”). Immers, er was geen sprake van door de Havendienst begeleid scheepvaartverkeer en aan boord van de ‘Vlieland’ beschouwde men de mededelingen van de ‘PA 6’ niet als aanwijzingen (verklaring schipper [schipper 3] : “Vervolgens hoorde ik het kleine bootje, waarvan ik niet weet wat voor een bootje het was, zeggen ..”).
De rechtbank acht het aannemelijk dat indien de 'Vlieland' zich terstond na de melding van de 'Caspara' - ongeveer twee minuten voor de aanvaring - via de marifoon had gemeld en had doorgegeven waar zij was en dat zij van plan was om door te varen en indien de ‘Vlieland’ aan de 'Kevin S' duidelijk had gemaakt dat dit schip de 'Vlieland' moest laten voorgaan dan wel enige (andere) passeerafspraak was tot stand gekomen, de aanvaring had kunnen worden voorkomen.
De ‘Vlieland’ treft daarom ook schuld aan de aanvaring.
Anders dan aangevoerd, ziet de rechtbank in het gedrag van de ‘Vlieland’ kort vóór de aanvaring geen grond voor schuld aan de aanvaring. Zo het uitwijken naar bakboord al een in de gegeven omstandigheden onjuiste manoeuvre was – de rechtbank laat dat in het midden – was die manoeuvre een te begrijpen en te billijken
error in extremis.