Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het vonnis in incident van 3 oktober 2012,
- de conclusie van eis in interventie van [interveniënte],
- de conclusie van antwoord in interventie,
- het tussenvonnis van 1 mei 2013 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 2 juli 2013 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
- Caspara komt vanaf het Centraal Station en wil zodadelijk de Mercuriushaven binnen draaien.
- Caspara goedeavond, de PA 6. In de monding Mercuriushaven één maal zeevaart bestemd voor de sluis – IJmuiden.
- Ik zie hem komen hoor, ik wacht wel af, en dan komen we naar binnen.
- Dat is begrepen.
- [schip 1], de PA 6.
- [schip 1] replay.
- Okay, thank you.
- [schip 1] afther the last, the second boat from the West, there is no traffic anymore.
- Die tweede opvaart ter hoogte van de Mercuriushaven, PA 6.
- Ja da’s de Grendel.
- Ja, wellicht kunt u even een beetje om de Noord sturen, want eh, of afstoppen, die coaster komt een beetje snel doorzetten.
- Ja, ik trek ‘m stil.
- Dat is begrepen.
- Is lekker vroeg gewaarschuwd.
- Nou, bel de milieudiensten maar, er ligt nou een hoop stookolie in ’t water.
3.Het geschil
4.De beoordeling
“We have two vessels inbound about 300 metre from the Westside Mercuriushaven and one inbound barge from the East and is waiting for you to leave the Mercuriushaven.”[naam 1] heeft hier blijkens de door hem bij de politie afgelegde verklaring (zie onder 2.6) uit opgemaakt dat hij toestemming kreeg om over te steken / door mocht en reageerde met
“Okay, thank you.”. [naam 2] gaf hem echter geen toestemming om over te steken of door te gaan. Zijn mededeling kwam er slechts op neer dat er drie schepen waren, twee vanuit westelijke richting en één vanuit oostelijke richting, die zou wachten. Deze informatie was op zich correct, maar is door [naam 1] verkeerd geïnterpreteerd. Door [interveniënte] is nog naar voren gebracht dat [naam 1] door gebruik van het woord
‘inbound’op het verkeerde been is gezet, omdat [naam 1] hierdoor ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat alledrie de schepen de Mercuriushaven in zouden draaien. Dit standpunt mist feitelijke grondslag. De verklaring van [naam 1] dat hij ‘toestemming kreeg om over te steken / dacht dat hij door mocht’ impliceert immers dat hij ervan uit ging dat ook de uit westelijke richting komende Vlieland en Grendel zouden wachten totdat [schip 1] zou zijn overgestoken. Dit heeft [naam 1] echter niet uit de door [naam 2] verschafte informatie mogen opmaken. Het had op de weg van [naam 1] gelegen om, als de door [naam 2] verschafte informatie voor hem niet duidelijk was, verduidelijking daarvan te vragen. Dit geldt te meer nu hij in beginsel geen voorrang had (zie artikel 6.16 BPR, hierna) op de Vlieland en de Grendel, waardoor zijn interpretatie van de informatie van [naam 2] niet voor de hand lag. Verder geldt dat hij in ieder geval na de tweede marifoonoproep van [naam 2] aan [schip 1] om 19.26.59 uur had moeten begrijpen dat de Grendel en de Vlieland niet op hem wachtten. Anders dan VT Minerals en [interveniënte] betogen, kan de verkeerde interpretatie van de informatie door [naam 1] dan ook niet voor rekening en risico van Gemeente Amsterdam komen. De rechtbank acht bij de beoordeling verder van belang dat [naam 1], zoals ter zitting door de raadsman van [interveniënte] is betoogd, hoofdzakelijk op de – zoals hiervoor overwogen door hem verkeerd opgevatte – mededelingen van de PA 6 heeft genavigeerd en dat onvoldoende is gesteld of gebleken dat [schip 1] in afdoende mate zelf een inschatting van de situatie heeft gemaakt. [schip 1] was daartoe wel gehouden, in beginsel ongeacht de mededelingen van de havenbeambten. Dit geldt te meer nu [schip 1], gelet op artikel 6.16 van het toepasselijke Binnenvaartpolitiereglement (BPR) slechts vanuit een nevenvaarwater (de Mercuriushaven) het hoofdvaarwater (het IJ) mocht invaren of oversteken na zich ervan te hebben vergewist dat dit zonder gevaar kan geschieden. Onduidelijk is bovendien waarom [schip 1] geen gebruik heeft gemaakt van beschikbare navigatiehulpmiddelen als het plaatsen van een uitkijk op de boeg of het gebruik van gegevens van het AIS. Met de AIS gegevens was weliswaar niet de Vlieland, maar wel de vlak daarachter varende Grendel, waarneembaar. Uit deze gegevens bleek immers dat de Grendel, anders dan [naam 1] meende, niet op [schip 1] wachtte noch de Mercuriushaven indraaide. Voorts betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat op grond van de ter zitting afgelegde verklaringen tussen partijen vaststaat dat [schip 1] vlak voor de aanvaring meer dan 6 knopen (bijna 11 kilometer per uur) voer en geen vaart minderde bij de monding van de Mercuriushaven. Overigens erkent [interveniënte] onder 47 van de conclusie van eis in interventie ook dat [naam 1] vaart had moeten minderen. Zij voert echter aan dat zij dit niet deed vanwege de door [naam 2] gedane mededelingen. Nu vaststaat dat het [naam 1] is die deze mededeling verkeerd heeft begrepen, kan [interveniënte] niet in dat betoog worden gevolgd.
1.356,00(3 punten × tarief € 452,00)