ECLI:NL:RBROT:2015:6333

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 september 2015
Publicatiedatum
3 september 2015
Zaaknummer
ROT 15/553
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 september 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Autoriteit Consument & Markt (ACM). De eiser had een boete opgelegd gekregen door ACM wegens overtreding van artikel 6 van de Mededingingswet. Het primaire besluit tot boete was op 7 januari 2013 aan de eiser verzonden, maar de eiser stelde dat hij dit besluit niet had kunnen ontvangen. ACM verklaarde het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk wegens niet verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 26 augustus 2015 heeft de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De ACM werd vertegenwoordigd door twee gemachtigden. De rechtbank overwoog dat de verzending van het primaire besluit op 7 januari 2013 vaststond, ondanks de bewering van de eiser dat hij het besluit niet had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de bezwaartermijn was gaan lopen op 8 januari 2013 en eindigde op 18 februari 2013. Aangezien de eiser niet binnen deze termijn bezwaar had gemaakt, was de termijn overschreden.

De rechtbank concludeerde dat de door de eiser aangevoerde omstandigheden geen verschoonbare termijnoverschrijding opleverden. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 15/553

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 september 2015 in de zaak tussen

[naam] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. S.M.M.C. Vinken,
en

Autoriteit Consument & Markt (ACM), verweerster.

Met als derde partij

Vereniging Consumentenbond, te ’s-Gravenhage,

gemachtigde: mr. J.T. Peters.

Procesverloop

Bij besluit van 7 januari 2013 (het primaire besluit) heeft ACM eiser een boete opgelegd wegens overtreding van artikel 6 van de Mededingingswet.
Bij besluit van 17 december 2014 (het bestreden besluit) heeft ACM wegens niet verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn het bezwaar van eiser
niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
ACM heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. ACM heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. L. Burmester en mr. M. de Vlaam. Voor de derde partij is niemand verschenen.

Overwegingen

1.1
Eiser stelt dat ACM zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hij ontkent niet dat het primaire besluit op 7 januari 2013 aangetekend is verzonden, maar stelt dat hij het besluit niet in ontvangst heeft kunnen nemen. In de periode waarin het primaire besluit is verzonden, [...] . Daarom heeft eiser in die periode enige tijd geen post meer willen en kunnen aannemen. Eiser heeft ter zitting nog gesteld dat de omstandigheden in januari 2013 door hem simpelweg niet meer zijn te achterhalen. Of hij de aangetekende verzending nu wel of niet heeft geweigerd, misschien simpelweg niet thuis was op die dag op het tijdstip van postbezorging of dat het besluit is aangeboden bij een ander pand in een nabijgelegen straat wat volgens eiser vaker voor is gekomen, blijft gissen na al die tijd.
1.2
Eiser stelt dat, nu hij het besluit niet in ontvangst heeft kunnen nemen en het poststuk door ACM ongeopend retour is ontvangen, de verzending van het besluit niet vaststaat. Op 2 september 2013 is door ACM een openbare versie van het primaire besluit aan zijn huisadres verstuurd, waarbij is aangegeven dat ACM voornemens is deze op de website van ACM te plaatsen. Eiser heeft deze post op zijn huisadres ontvangen. Daarmee is het besluit voor het eerst op juiste wijze bekendgemaakt door ACM en is de bezwaartermijn gaan lopen, zodat het bezwaarschrift van 7 oktober 2013 tijdig is ingediend.
2. Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Deze termijn vangt op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
3. De bekendmaking van besluiten - zoals het besluit van 7 januari 2013 - die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Awb, door toezending of uitreiking.
4. De rechtbank overweegt dat het primaire besluit aangetekend is verzonden aan het adres van eiser en dat daarmee de verzending van het primaire besluit vaststaat. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat uit de uitspraak van 11 maart 2008 van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (ECLI:NL:CBB:2008:BC6533) niet volgt dat verzending pas vaststaat als ook het stuk niet retour is ontvangen. Voor een dergelijke eis wordt ook in verdere jurisprudentie geen grond gevonden. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het besluit door PostNL niet op regelmatige wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden en evenmin dat het besluit niet op het juiste adres is aangeboden.
Niet betwist is dat de aangetekende verzending op 7 januari 2013 heeft plaatsgevonden. De bezwaartermijn is dan ook gaan lopen op 8 januari 2013 en is geëindigd op 18 februari 2013. Eiser heeft niet binnen deze termijn bewaar gemaakt, zodat de termijn is overschreden.
5. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De door eiser aangevoerde omstandigheden leveren naar het oordeel van de rechtbank geen verschoonbare termijnoverschrijding op.
6. Het beroep is dan ook ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.I. van Strien, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Traousis - van Wingaarden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 september 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.