ECLI:NL:RBROT:2015:6060
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Hello
- D. van der Sluis
- C.F.J. de Jongh
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een Ziektewet-uitkering wegens ontbreken van gezagsverhouding in een familierelatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 augustus 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, die een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) had aangevraagd, kreeg te horen dat hij niet in aanmerking kwam voor deze uitkering. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een gezagsverhouding tussen de eiser en zijn moeder, die als budgethouder fungeerde. Dit was van belang omdat de ZW-uitkering alleen beschikbaar is voor werknemers die in een dienstbetrekking staan, wat inhoudt dat er een gezagsverhouding moet zijn tussen werkgever en werknemer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, die als zoon van de budgethouder werkte, niet kon worden aangemerkt als werknemer in de zin van de ZW. De omstandigheden waaronder hij werkte, waren niet vergelijkbaar met die van een reguliere werknemer. De eiser ontving geen loon tijdens ziekte, had geen recht op vakantiedagen en was niet ter verantwoording geroepen voor de uitvoering van zijn werkzaamheden. Dit alles leidde de rechtbank tot de conclusie dat de eiser niet verzekerd was voor de ZW.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en bevestigd dat de afwijzing van de ZW-uitkering door de verweerder terecht was. De uitspraak benadrukt het belang van de gezagsverhouding in de beoordeling van arbeidsrelaties, vooral in situaties waarin familiebanden een rol spelen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de door de eiser aangevoerde argumenten en verwijzingen naar eerdere uitspraken niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen.