Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
2.De standpunten
€ 3.499,91 en nu € 9.623,63. De rechter-commissaris is van oordeel dat deze vordering niet te goeder trouw is ontstaan en dat als deze vordering, alsmede de tijdens het faillissement ontstane nieuwe schulden, bekend waren geweest, de rechtbank schuldenaren niet had toegelaten tot de schuldsaneringsregeling.
3.De beoordeling
€ 240.992,22, die grotendeels voortkomt uit de onderneming die schuldenaar heeft gevoerd, is een oplossing voor de schulden buiten de schuldsanering niet goed denkbaar. Beide schuldenaren spannen zich thans in om zoveel mogelijk geld voor de schuldeisers te verdienen: schuldenaar werkt fulltime en schuldenares werkt parttime en voldoet aan haar aanvullende sollicitatieplicht. Ter compensatie van het nadeel dat de schuldeisers hebben geleden doordat schuldenaren de afkoopsom hebben besteed aan kleding in plaats van het betalen van hun schulden, zal de rechtbank de looptijd van de schuldsaneringsregelingen verlengen met een jaar. Schuldenaren moeten zich tot het uiterste inspannen om het resterende nadeel van € 2.965,- aan de boedel te compenseren, ten minste door hun aanbod gestand te doen om het vrij te laten deel van het vakantiegeld af te dragen en € 50,- per maand extra af te dragen (zolang hun inkomen daardoor niet onder de beslagvrije voet daalt).
4.De beslissing
29 juli 2015. [1]