In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 30 juli 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Stichting Horizon en een leerkracht, verweerster. De verzoekster heeft het verzoek ingediend op grond van artikel 7:671b in samenhang met artikel 7:669 lid 3 sub g van het Burgerlijk Wetboek, omdat er een verstoorde arbeidsverhouding was ontstaan. De verweerster was sinds 1 september 2007 in dienst bij verzoekster en had een salaris van € 2.419,29 bruto per maand. De partijen hebben geprobeerd om het verschil van inzicht over de uitvoering van de werkzaamheden op te lossen, maar dit is niet gelukt. Verzoekster heeft gesteld dat herplaatsing in een andere functie niet mogelijk is en dat de samenwerking niet langer vruchtbaar is.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een redelijke grond voor ontbinding is, omdat partijen het erover eens zijn dat de arbeidsverhouding verstoord is en herplaatsing niet in de rede ligt. De arbeidsovereenkomst is ontbonden per 1 november 2015, met inachtneming van de opzegtermijn. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat verzoekster de kosten van een outplacementtraject tot een maximum van € 3.000,- exclusief BTW en een bijdrage in de kosten van rechtsbijstand van € 1.000,-, te vermeerderen met BTW, voor haar rekening neemt. De kantonrechter heeft echter geen wettelijke basis gevonden voor de toekenning van deze vergoedingen, maar heeft wel vastgesteld dat partijen hierover overeenstemming hebben bereikt. De proceskosten zijn voor iedere partij zelf.