ECLI:NL:RBROT:2015:4913

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2015
Publicatiedatum
9 juli 2015
Zaaknummer
C/10/FT EA 15/1691-1692
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om moratorium op grond van artikel 287b Faillissementswet in verband met hypothecaire geldlening

Op 8 juli 2015 hebben verzoekers een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Rotterdam, waarin zij vroegen om een voorlopige voorziening op grond van artikel 287b, eerste lid van de Faillissementswet (Fw). Dit verzoek was gericht tegen de naamloze vennootschap Aegon B.V., die als hypotheekhouder optreedt. Verzoekers vroegen de rechtbank om hen te verbieden tot een toekomstige tenuitvoerlegging van een vonnis tot ontruiming van hun woonruimte. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers een substantiële achterstand in betalingen aan de hypotheekhoudster hebben, wat heeft geleid tot de opeising van de hypothecaire geldlening per 15 juli 2015.

De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat de verzoekers niet de benodigde schriftelijke bewijsstukken hebben overgelegd die de noodzaak van het moratorium aantonen. Hierdoor kon de rechtbank niet beoordelen of er sprake was van een bedreigende situatie. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat, hoewel artikel 287b Fw de mogelijkheid biedt om een voorlopige voorziening te treffen in een bedreigende situatie, de verzoekers niet ontvankelijk zijn verklaard omdat zij niet voldeden aan de vereisten voor het indienen van een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om verzoekers niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoek ex artikel 287b, eerste lid, Fw. Dit vonnis is uitgesproken door mr. R. Kruisdijk, rechter, en in aanwezigheid van S.G. Leemans-Vrolijk, griffier, op 8 juli 2015.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
moratorium
rekestnummer: [rekestnummer]
uitspraakdatum: 8 juli 2015
[naam]en
[naam],
[adres]
[woonplaats],
hierna: verzoekers.

1.De procedure

Verzoekers hebben op 8 juli 2015 een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid Faillissementswet (Fw) ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en de naamloze vennootschap Aegon B.V. gevestigd te Leeuwarden te verbieden tot een toekomstige tenuitvoerlegging van een vonnis tot ontruiming van de woonruimte van verzoekers.
De rechtbank leidt uit het verzoek en de meegezonden bijlagen af dat verzoekers de rechtbank verzoeken een eventueel toekomstige verkoop van de woning door de hypotheekhoudster te verbieden.

3.De beoordeling

Bij een verzoek ex artikel 287b Fw dienen, op grond van artikel 3.2.4.5 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken, schriftelijke bewijsstukken die de noodzaak van het moratorium aantonen te worden gevoegd.
Bij het onderhavige verzoek ontbreken deze schriftelijke bewijsstukken, waardoor niet kan worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie.
Bij een verzoek ex artikel 287b Fw dient, op grond van artikel 3.2.4.5. van het Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken, een compleet verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling met de in artikel 3.1.2.6 vermelde bijlagen, met uitzondering van de in artikel 3.1.2.6 aanhef en onder d genoemde verklaring, te worden gevoegd. Bij het onderhavige verzoek ontbreken de volgende bijlage(n):
  • het (ondertekende) verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, eerste lid Fw;
  • een verklaring met bijlagen zoals bedoeld in artikel 285 Fw;
  • een gespecificeerde lijst waaruit de baten en de schulden blijken;
  • een (recent) uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie;
  • de gegevens van de partij(en) en degenen die als gevolmachtigde namens deze partij(en) optreden, tegen wie het verzoek zich richt.
Op grond van het bovenstaande kan de rechtbank niet overgaan tot behandeling van het verzoek. Verzoekers dienen dan ook vanwege het vorenstaande niet ontvankelijk te worden verklaard.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat artikel 287b Fw bepaalt dat de rechtbank in een bedreigende situatie, bevoegd is een voorlopige voorziening bij voorraad te geven, om verzoekers in de gelegenheid te stellen een minnelijk traject te doorlopen. De gedachte daarachter is dat een tijdelijke voorziening moet kunnen worden getroffen zodat een verzoeker in de gelegenheid wordt gesteld een minnelijk traject doorlopen en eventueel een verzoek tot toepassing van de schuldsanering.
Uit het ingediende verzoek blijkt dat verzoekers een substantiële achterstand in de betalingen aan de hypotheekhoudster hebben, op grond waarvan de hypotheekhoudster bij brief van 2 juli 2015 de hypothecaire geldlening per 15 juli 2015 heeft opgeëist. Dat recht komt haar onder die omstandigheid als hypotheekhoudster/geldlener toe, niet alleen buiten een situatie van insolventie, maar ook – op basis van artikel 57 Fw in combinatie met artikel 299, derde lid, Fw – tijdens de wettelijk schuldsaneringsregeling. Een eventuele toepassing van de wettelijk schuldsaneringsregeling op verzoekers maakt de situatie derhalve niet anders. Om die reden ziet de rechtbank, indien alle vereiste schriftelijke bewijsstukken waren ingediend, geen aanleiding om de verzochte voorlopige voorziening te treffen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek ex artikel 287b, eerste lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk, rechter, en in aanwezigheid van
S.G. Leemans-Vrolijk, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2015.