In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 juli 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn ouders, en het CIZ, dat als verweerder optreedt. Eiser, geboren op 31 januari 1997, heeft een aanvraag ingediend voor AWBZ-zorg, waarbij verweerder zich op het standpunt heeft gesteld dat Bureau Jeugdzorg (Bjz) het bevoegde bestuursorgaan is om op deze aanvraag te beslissen. Dit besluit volgde op een eerdere indicatie door verweerder, die later werd ingetrokken. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 13 november 2013, waarin verweerder zich onbevoegd verklaarde en het primaire besluit introk. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eiser in de gelegenheid te stellen nadere stukken in te dienen, waaronder een IQ-test. Eiser heeft echter geen nieuwe informatie of contra-expertise ingediend die zou kunnen twijfelen aan het advies van de medisch adviseur van verweerder, die stelde dat er geen sprake was van een verstandelijke handicap, maar enkel van psychiatrische aandoeningen zoals klassiek autisme en ADHD.
De rechtbank oordeelt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij niet bevoegd was om te beslissen over de AWBZ-zorg van eiser, voor zover deze verband houdt met de psychiatrische stoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medisch adviseur zijn standpunt voldoende onderbouwd heeft en dat er geen aanleiding is om aan de zorgvuldigheid van het advies te twijfelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.