Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 2 juli 2015 in de zaak tussen
[a], eiseres,
de Nederlandsche Bank N.V. (DNB), te [b], verweerster,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 juli 2015 uitspraak gedaan over de intrekking van de vergunning van eiseres [a] voor het verlenen van trustdiensten door de Nederlandsche Bank N.V. (DNB). DNB had op 28 april 2014 de vergunning ingetrokken, omdat zij aannemelijk had gemaakt dat [d] vanaf de oprichting van [a] een (mede)beleidsbepalende rol had en houder was van een gekwalificeerde deelneming in de zin van de Wet toezicht trustkantoren (Wtt). Eiseres heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat DNB in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel had gehandeld en dat de intrekking van de vergunning niet proportioneel was.
De rechtbank oordeelde dat DNB terecht had geconcludeerd dat [d] een (mede)beleidsbepaler was en dat eiseres niet had voldaan aan haar meldingsplicht. De rechtbank stelde vast dat DNB zich op de juiste feiten had gebaseerd en dat de intrekking van de vergunning een passende maatregel was om de integriteit van het financiële stelsel te waarborgen. De rechtbank verwierp de argumenten van eiseres en verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de beslissing van DNB in stand bleef.
De rechtbank benadrukte dat de betrouwbaarheid van beleidsbepalers essentieel is voor de vergunningverlening en dat eiseres door het niet melden van de rol van [d] DNB de kans had ontnomen om de vergunningaanvraag adequaat te beoordelen. De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de vergunning niet alleen rechtmatig was, maar ook noodzakelijk om de integriteit van het financiële stelsel te beschermen.