2.7Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de onderzoeksbevindingen in strijd met artikel 7, vierde lid, van de Wwb zijn verkregen. Dit moet worden aangemerkt als onrechtmatig verkregen bewijs, waarvan het gebruik ontoelaatbaar moet worden geacht en dat niet aan het bestreden besluit ten grondslag had mogen worden gelegd. De beroepsgrond slaagt.
3. De slotsom is dat het bestreden besluit moet worden vernietigd en het beroep gegrond moet worden verklaard.
4. Gelet op de ernst van de geconstateerde schending van het recht en het tijdsverloop acht de rechtbank het in dit geval niet aangewezen verweerder nog de gelegenheid te bieden de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om gebruik te maken van zijn bevoegdheid op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb en zelf in de zaak te voorzien door de primaire besluiten, die op dezelfde onjuist gebleken grondslag berusten, te herroepen.
5. De rechtbank bepaalt dat het griffierecht aan eiseres wordt vergoed.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490,00 en een wegingsfactor 1). Voor de door eiseres in bezwaar gemaakte proceskosten wordt geen vergoeding toegekend, nu verweerder deze kosten al heeft vergoed.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt het bestreden besluit,
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit, hetgeen in dit geval inhoudt dat onder gegrondverklaring van de bezwaren de primaire besluiten worden herroepen,
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 45,00 vergoedt,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 980,00, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Brugman, voorzitter, en mr. J.H. de Wildt en
mr. D. Haan, leden, in aanwezigheid van mr. S.M. Joseph, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2015.
Afschrift verzonden aan partijen op: