Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 24 juni 2015 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser,
Procesverloop
Overwegingen
“als [collega 1] buiten de poort van de werf voor mijn wielen zou komen, dan gaat ie.”Eiser heeft ontkend deze uitspraak te hebben gedaan en stelt dat hij, omdat [collega 1] hem “iets in de schoenen wilde schuiven”, over het door [collega 1] boodschappen doen tijdens werktijd heeft gezegd: “
Als hij dat doet, dan pak ik hem ook daarop.” De verklaring van [collega 2] wordt niet bevestigd door een andere verklaring. Verweerder acht de verklaring van [collega 2] aannemelijk, omdat eiser op 6 augustus 2012 een vergelijkbare bedreiging heeft geuit, onder andere jegens [collega 1]. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Dat eiser zich eerder bedreigend zou hebben uitgelaten, maakt op zichzelf nog niet aannemelijk dat hij dat op 12 september 2013 nogmaals heeft gedaan. Daarbij sluit de rechtbank niet uit dat [collega 2] de door eiser geuite woorden verkeerd heeft geïnterpreteerd of dat eiser zich ongelukkig heeft uitgedrukt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiser op 12 september 2013 een bedreiging jegens [collega 1] heeft geuit, zodat verweerder dit ten onrechte heeft aangemerkt als plichtsverzuim.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar gegrond, herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 165,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.960,-.