ECLI:NL:RBROT:2015:410
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW en de afwijzing van de aanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 januari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank over de afwijzing van een aanvraag voor een overbruggingsuitkering op grond van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW (TRO). De eiser, die op 28 april 2014 65 jaar werd, had op 3 december 2013 een overbruggingsuitkering aangevraagd, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat zijn uitkering uit een 'goudenhanddrukregeling' eerder was geëindigd dan de maand waarin hij 65 jaar werd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag in overeenstemming was met de voorwaarden van de TRO, die vereist dat de uitkering eindigt in de maand waarin de betrokkene 65 jaar wordt of op de eerste dag van de maand na het bereiken van die leeftijd.
De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat hij voldeed aan de voorwaarden van de TRO en dat het onderscheid tussen personen met een prepensioen dat eindigt in de maand waarin zij 65 jaar worden en degenen waarbij het prepensioen eerder of later eindigt in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de strekking van de TRO niet is om compensatie te bieden voor inkomensverlies dat optreedt na het eerder beëindigen van een VUT- of prepensioenuitkering. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag van de eiser rechtmatig was en dat het bestreden besluit in stand kon blijven.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd openbaar uitgesproken op 28 januari 2015. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.